Het vloekhout : roman
Johan De Boose
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij Antwerpen, 2013 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 11106 |
Karl Van den Broeck
il/pr/17 a
Gaius speelt zich af in het jaar 66 in een Romeinse villa in Aginahamma (Ename nabij Oudenaarde). Vlaamse romans gesitueerd in de Romeinse tijd zijn schaars. Bejegening van Christus van Gerard Walschap komt nog het dichtst in de buurt. Net als in Gaius komen fictieve personages er in contact met Jezus.
Gaius groeide op in Sepphoris, waar hij met Jezus (Jesjoea) dezelfde prostituee (Maria Ana) deelt in het plaatselijke bordeel. Gaius heeft niet veel op met de ideeën van 'de koning van de vissenaanbidders'. "Er liepen veel beunhazen rond in die dagen, maar zijn pedante, meisjesachtige stem, die ik geregeld hoorde in het bordeel, klonk boven alle andere uit." Toch neemt hij na de dood van Jesjoea een stuk van het kruis mee als een soort talisman.
Gaius wordt door keizer Nero naar Rome gesommeerd. Hij wordt benoemd tot toneelmeester aan het decadente keizerlijke hof. Zijn mentor is Seneca en ook Petronius (van Satyricon) is een van zijn collega's. Hij is bedreven in het bouwen van deus ex machina's maar komt vlak voor de brand van Rome oog in oog met 'zijn' Maria Ana te staan. Dat wordt hem bijna fataal.
Efeben en lolita's
Gaius vlucht naar Gallia Belgica, waar zijn vriend Crapularius hem onderdak verleent. Hij doet zijn verhaal in wat veel weg heeft van een klassieke Platonische dialoog. De setting is wel erg informeel. De aan chronische flatulentie lijdende Crapularius omringt zich door gewillige efeben en lolita's, die hij voortdurend sodomiseert en kastijdt. Bloed, sperma en wijn spatten haast van elke pagina. De lezer wordt er al even apathisch van als de gedegenereerde personages. En dat lijkt de bedoeling.
Johan de Boose is een intellectueel. Hij etaleert gretig zijn kennis van de klassieke oudheid en strooit kwistig met Latijnse citaten. Het boek is bruikbaar als reisgids door het oude Romeinse rijk: Thebe, Pergamon, Delphi, Athene, Rome, Pompeji. De taal van Crapularius en Gaius is gedragen, pathetisch en gekunsteld. Een voorbeeld: "Crapularius lacht. 'Nietwaar? Ik ben een purus putus, een vakidioot, een taainagel en een steiloor. Leve de synoniemen. (...) Synoniemen vergemakkelijken het bestaan." Door te kiezen voor dit taalregister speelt De Boose hoog spel, maar door twee uiterst pedante hoofdpersonages op te voeren, creëert hij een geloofwaardig kader om zijn eruditie te etaleren.
Gaius is vooral interessant op het filosofische niveau. Het behandelt vragen die nog even actueel zijn als in de tijd van de hedonisten of de vroege christenen. Gaius worstelt met de vraag of kunst immoreel mag zijn? Mag je dan mensen doden op het podium? En wat is het verschil tussen Nero en Jezus? De decadente keizer beslist met een duimgebaar over leven en dood terwijl Jezus zijn volgelingen naar de slachtbank leidt door hen in te prenten dat enkel het leven na de apocalyps ertoe doet. Het kruis is ook een mors ex machina (doodsmachine) en Jezus is, zoals Gaius, een regisseur die een verbluffend staaltje theater opvoert door te herrijzen uit het graf.
De Boose beweert dat hij zich grondig gedocumenteerd heeft over de Romeinse tijd, toch bevat Gaius een aantal fouten. Soms zijn die te wijten aan de taal zelf. Personages uit de eerste eeuw laten praten in het Nederlands van vandaag, zorgt onvermijdelijk voor anachronismen. Zo bestond Vlaanderen nog niet in 66 na Christus en waren er dus ook geen Vlaamse gaaien. Dinsdag was een tijdsaanduiding die de Romeinen toen nog niet kenden. Elders gebruikt De Boose wel de Romeinse tijdrekening. Het citaat "triste est omne animal post coitum" dateert uit de tweede eeuw (Galenus) en komt dus minstens een eeuw te vroeg. Een storende tijdsfout is dat De Boose keizer Nero niet in 68 maar in 66 laat sterven. Op het moment dat Gaius zijn verhaal aan Crapularius vertelt, is Nero dus nog niet dood, wat de ommezwaai van Crapularius tot historische nonsens maakt.
Maar passons. De meeste lezers zullen zich hier niet aan storen. Misschien knappen ze wel af op de pedanterie van dit boek. Wie de welwillendheid kan opbrengen om in het antieke theater van De Boose plaats te nemen, zal ongetwijfeld genieten van zijn gulheid.
Gaius is het eerste deel van een trilogie die Het vloekhout heet. Eén vraag is in deze context erg toepasselijk: "Quo vadis, Johan de Boose?"
Mark Cloostermans
2/ei/24 m
Eerste eeuw na Christus. De theatertechnicus Gaius vlucht Rome uit. Hij zoekt een onderkomen in 'het land van de koude boeren', het latere België. Daar woont een bevriende wapenhandelaar met de weinig subtiele naam Crapularius.
Crapularius bezit in Aginahamma (Ename, Oost-Vlaanderen) een villa waar hij een luxeleventje leidt. Hij stoeit er met zijn minderjarige seksslaafjes en zijn twee berenwelpen. Hij neemt baden in stront en vreet zich een ongeluk. En hij spoort Gaius aan om hem te vertellen wat hem overkomen is, ondertussen publiekelijk 'zijn darmen luchtend'.
Gaius' problemen begonnen met een uitnodiging van keizer Nero. Die wilde hem per direct in Rome zien, maar de missive vermeldde niet waarom. Is Gaius' relatie met een christelijke prostituee de keizer ter ore gekomen? De 'vissenaanbidders' (de christenen) zijn een ongewenste sekte. Dat kan fout uitpakken.
In veel romans zouden de gebeurtenissen in het heden niet meer zijn dan een kader voor Gaius' verhaal. InGaius zijn de twee verhaallijnen bijna even belangrijk. De strapatsen van Crapularius onderbreken geregeld de flashback. En er is meer aan de hand. Gaius vermoedt dat Crapularius' woning een geheim verbergt. Hij ontdekt verborgen deuren, de dildoverzameling van wijlen Crapularius' obese echtgenote en aanwijzingen die hem doen betwijfelen of hij daar in Aginahamma wel echt veilig is. De lezer heeft de volledige flashback nodig om Gaius' vermoedens te begrijpen.
Vloekhout
Gaius is deel 1 van een romantrilogie,Het vloekhout. Elk deel daarvan speelt in een ander tijdvak, telkens een moment in de geschiedenis waarop men meende dat de wereld zou vergaan. Deel twee zal zich afspelen in de veertiende eeuw, deel drie in 2062. Een onderneming.
Het vloekhout, overigens, is het hout waartegen Jezus Christus gekruisigd werd. De trilogie vertelt in zekere zin ook de geschiedenis van het christendom. Jezus speelt een bijrolletje inGaius: Gaius heeft 'Jesjoea' persoonlijk gekend, ze frequenteerden hetzelfde bordeel. Een fragment van het kruis waaraan Jesjoea genageld werd, is in Gaius' bezit.
Traditioneel hadden historische romans vaak een cerebraal, idealiserend karakter. Maar dat is al lang niet meer zo: hedendaagse beoefenaars van het genre leggen er juist de nadruk op dat het verleden vuiler, vettiger, meer in your face was dan ons heden. Het is dan ook niet vreemd dat Johan de Boose, nooit vies geweest van overdaad in zijn romans, zich aan dit genre waagt.
Gaius is van bij de start een actionpainting. Verbraste voeding, wreedheden en stront zijn alomtegenwoordig. Het komt allemaal in klodders en vegen op De Booses canvas terecht. En wat de structuur betreft: die smeuïge sketches worden zonder veel poespas achter elkaar geplakt. Tempowissels zijn bruusk, naar een harmonische opbouw is niet gestreefd.
Je krijgt een uitzinnige schildering te zien van een genade- en smakeloze wereld, waarin de machtigen op pervers achteloze wijze omgaan met het leven van mens en dier. De Booses personages zijn net virussen: ze vreten hun omgeving kapot. Dat er een verband is met ons heden, hoeft amper gezegd. Tot twee keer toe laat De Boose de term 'bunga bunga' vallen en daarmee weten we dat we ons eigenlijk in het Europese heden bevinden. Per slot van rekening is ook ons heden geobsedeerd door apocalyptisch denken - u bent de Mayakalender toch nog niet vergeten?
De religieuze fanatici zijn, in dit vermomde heden, niet de moslims, maar de christenen, die graag hun lichaam offeren als toorts voor Keizer Nero: het einde der tijden is tóch nabij.
Shock
In deze heksenketelachtige roman komen niet alle thematische lijnen echt tot hun recht. Zo wordt er een onthulling gedaan over keizer Nero's interesse voor Gaius. Maar die wordt in een bladzijde of drie afgehaspeld en gaat verloren in het tumult. Dat is jammer, want na verloop van tijd raakt de lezer afgestompt door al die bunga bunga. Gaius' Romeinse activiteiten waren nu net nodig om de sfeer te doen kantelen. We hadden moeten verzeilen inSalò o le 120 giornate di Sodoma, maar bleven steken inLa grande bouffe.
Ik vind dat een gemiste kans, maar dan ga ik misschien te veel uit van wat in een klassiekere roman zou gebeuren. Dit is geen historische roman van Arthur Japin. Wellicht hoortGaius eerder thuis in de regionen van de shock art, die opzettelijk het lelijke en stuitende opvoert. En dat is allerminst een hedendaagse trend: shock art laat zich moeiteloos terugvoeren tot de afschuwwekkende schilderingen van de hel in middeleeuwse kerken, of totSatyricon, het literaire meesterwerk van Suetonius (overigens een nevenpersonage in De Booses roman).
Daarmee maakt De Boose het zich niet makkelijk. Shock art is een evenwichtsoefening: het kunstwerk wil onze afkeer oproepen, maar als het daarin slaagt, richt die afkeer zich algauw tegen het kunstwerk zelf. De vertaling naar literatuur is nog moeilijker: een lelijk kunstwerk is in één oogopslag bekeken, een romancier moet zijn lezers genoeg kunnen verleiden om hem driehonderd bladzijden te blijven volgen.
Gaius vertoont als kunstwerk dezelfde overdaad en decadentie die de auteur portretteert. Er zou een bijsluiter bij moeten zitten, om te waarschuwen voor literaire indigestie. Het is een bekend bezwaar: zelfs de meest lovende recensie vanBloedgetuigen stipte aan dat het boek zwaar op de maag lag.
Niettemin is het een interessante spanning die De Boose hier aanraakt. Onze tijd wordt immers allerminst gekenmerkt door een hang naar overdaad. Overheden overtreffen elkaar in austerity, soberheid. Toen de bunga bunga-feesten van Silvio Berlusconi in de kranten kwamen, stond Europa op zijn kop: uitspattingen en publieke decadentie worden niet geapprecieerd. Maar onder de vlag van soberheid en Germaanse ingehoudenheid, woedt het virus voort. We consumeren als gekken. We grazen onze landschappen verder kaal. Godsdienst en bijgeloof woekeren als onkruid.
Psycho
Dan is er nog de rol van cultuur in dit verhaal. Kale, sobere en ingehouden literatuur maakt over het algemeen een goede beurt bij de kritiek. Nederlandse critici zullen Vlaamse schrijvers wat losser aan de leiband houden en hun ietwat exuberantere taalgebruik door de vingers zien - wij zijn exotisch, nietwaar? Je zou kunnen argumenteren dat de literatuur wordt afgeschermd van de overdaad die onze cultuur kenmerkt. We willen dat het een oase van soberheid blijft. Natuurlijk is het dan ergerlijk, als een auteur het heden zo nadrukkelijk naar de oase brengt. Het gebeurt niet vaak, maar áls het gebeurt, kan het flink wat impact hebben. Een geslaagd voorbeeld isAmerican psycho van Bret Easton Ellis.
Ik ben er niet van overtuigd datGaius de overkant van het slappe koord haalt. Een zorgvuldiger compositie en een minder laconieke aanpak van onderwerpen als geweld en marteling hadden de roman veel beter kunnen maken. Maar het is zeker een kunstwerk dat tot nadenken stemt, in tegenstelling tot veel genietbaarder, makkelijker verteerbare romans.
De auteur: dichter, romancier en non-fictieschrijver met een groot hart voor Oost-Europa.Het boek: een boek als een actionpainting van de genade- en smakeloze Romeinse oudheid.
ONS OORDEEL: een roman die tot nadenken stemt, al ligt het risico van literaire indigestie op de loer.
Erik Ziarczyck
em/ec/21 d
Met 'Gaius' schreef de Vlaamse auteur Johan De Boose een filosofische schelmenroman die schuurt en schittert, en de lezer onderdompelt in somptueus proza. De ambitieuze roman leest als een platonische discussie tussen twee vrienden, Gaius en Crapularius, over vriendschap, liefde en lot. 'Laboreus, onereus, perpetuum kut', klinkt het.
In het Gallië van de eerste eeuw na Christus stond Aginahamma - het huidige Oost-Vlaamse Ename - bekend als de 'oksel van Rome' of het 'land van de koude boeren'. Daar vindt Gaius onderdak in de luxueuze villa van de dubieuze wapenhandelaar Crapularius. Gaius is Rome ontvlucht, waar hij voor de illustere keizer Nero 'mors ex machina's' ontwierp. De Romeinen gebruikten die toestellen om opstandige christenen - door Gaius bestempeld als 'de bende van de ongewassen voeten' en 'vissenaanbidders' - te folteren.
Crapularius verpersoonlijkt het decadente Rome en brengt zijn oude dag vretend, zuipend en neukend door, omringd door schandknapen en slavinnen. De gretigheid waarmee De Boose zich - net als in 'Bloedgetuigen' (2011) - stilistisch uitleeft, levert bijwijlen prachtige volzinnen en sprankelende dialogen op. 'Je kwijlt ons in slaap, je kletsmeiert en parlevinkt, je giet je gif in onze oren, je hypnotiseert ons... Ik kom synoniemen tekort', zegt Crapularius als Gaius zijn verhaal vertelt.
'Gaius' is het eerste deel van de trilogie 'Het Vloekhout'. In maart verschijnt deel twee, 'Jevgeni', waarin twee Russische monniken op hun vlucht voor de Tataren terechtkomen in een abdij in het Vlaamse Ehinham. En net als in 'Gaius' speelt ook hier het 'vloekhout' - een houtblok van Christus' kruis - een doorslaggevende rol.
* Erik Ziarczyck is redacteur Politiek & Economie.
Herman Jacobs
il/pr/17 a
We schrijven, als ik goed reken, het jaar 68 821 ab urbe condita. Titelpersonage Gaius, een toneelmeester uit Natzrat ofte Nazareth, gespecialiseerd in deus ex machinas, vertelt zijn vriend Crapularius, wapenhandelaar in goeden doen in Aginahamma, het huidige Ename bij Oudenaarde, hoe hij door keizer Nero ontboden werd om inspiciënt te worden van diens privétheater. En hoe hij ten slotte aan de keizer en uit Rome wist te ontsnappen. Net zoals bij Jan van Aken (zie Knack Focus nr. 12 over diens meesterlijke historische roman De Afvallige), en al even onsamenvatbaar, staat een en ander garant voor een wonderlijk Durcheinander van avontuurlijke reizen (compleet met schipbreuk en passages in Pergamon, Athene en Delphi) en complotten (én bespiegelingen over kunst en moraal), tegen de achtergrond van het opkomende christendom en de eindtijdverwachting die in dat verband om zich heen grijpt. De Boose betoont zich een onderhoudend en bepaald niet schraal formulerend, af en toe wat wijdlopig, af en toe ook vernuftig verteller. Alleen jammer dat de apotheose van het verhaal een implosie is, als aan het slot van de weekendthriller, wanneer minutieus uit de doeken wordt gedaan hoe het nu eigenlijk zat.
15/06/2013
De Gaius van deze roman (het eerste deel van een trilogie) was een toneelmechanicus, gespecialiseerd in het bouwen van installaties voor een deus ex machina. Hij was geboren in de buurt van Nazareth, waar hij de timmermanszoon Jesjoea (Jezus) leerde kennen en verliefd werd op de christelijke prostituee Maria Ana (wellicht Maria Magdalena), bij wie ook Jesjoea regelmatig langskwam. Wanneer keizer Nero hem vraagt naar Rome te komen, gaat hij daar met veel angst en hoop op in. Onderweg komt hij langs Efese, Pergamon, Athene en Delfi, en hij maakt allerlei wondere, hachelijke, wilde en wulpse avonturen mee. In Rome heeft hij via Nero goede contacten met de filosoof Seneca en de schrijver Petronius. Na de brand van Rome moet hij onder meer een theater bouwen voor het nieuwe paleis, maar ook vreselijke moord- en foltertuigen ontwerpen (nu voor een ‘mors’ ex machina). Nadat hij het tegen de keizer opnam voor de plots opgedoken Maria Ana en met een technische vondst de kiezer wou ombrengen, vlucht hij naar Gallia Belgica, naar de villa van Crapularius, een gepensioneerde wapenhandelaar.
Gaius vertelt zijn lotgevallen aan Crapularius, maar dat verhaal wordt herhaaldelijk onderbroken door zijn verkenningstochten in het landhuis en gesprekken met de eigenaar. Geleidelijk aan komt hij tot de overtuiging dat Crapularius hem niet beschermt, maar hem zelfs naar het leven staat. De twee antagonisten, Nero en Crapularius, gelijkenissen op elkaar: ze zijn groteske figuren, onberekenbare hedonisten en bijna surrealistisch seksueel geobsedeerd. De personages citeren moeiteloos dichters (Homerus, Vergilius, Ovidius, Catullus) en filosofen (Socrates, Plato, Seneca) en ze geven ook boeiende filosofische en complexe psychologische beschouwingen. Nero’s gedrag wordt gerechtvaardigd door de theorie dat de schoonheid en de ware kunstenaar boven de zedelijkheid en de natuurrechten (inclusief het recht op leven) staan. Gaius wil bewust zijn lotsbestemming volgen: 'Het lot leidt de gewillige, de onwillige wordt meegesleurd' luidt het aan Seneca ontleende motto van de roman. Een ander belangrijk motief is de omphalos, de navelsteen van de wereld in Delfi, maar voor Gaius ook het middelpunt van de orchestra. Meermaals wordt op de gelijkenis tussen leven en toneel gewezen.
Als historische roman geeft Gaius een kleurrijk beeld van de eerste eeuw, met een gruwelijke beschrijving van de regering van keizer Nero en indrukwekkende passages over godsdienstige praktijken in de heiligdommen van Asclepius (Pergamon, incubatie) en Apollo (Delfi, orakel). Natuurlijk is een massa details niet historisch, maar gefantaseerd, (zoals de overdrijvingen). Maar Gaius is vooral een schitterende schelmenroman met groteske en scabreuze fragmenten en overdrijvingen, zoals wanneer Gaius in Delfi de pythia vervangt, of de onopvallende Maria Ana zich tegenover Nero (en Gaius) bijzonder assertief en fanatiek opstelt. De vermenging van totaal verschillende taalsferen heeft een bijzonder sterk komisch effect: Gaius’ lof op de verheven rol van de tragedie wordt meermaals onderbroken door opmerkingen van Crapularius aan de slaaf die zijn scrotum masseert. Deze roman is duidelijk met veel schrijfplezier samengesteld, en dat garandeert een hoog gehalte leesplezier. [Jef Ector]
Dr. Nelleke Manneke
De diverse malen bekroonde slavist en reisboekenauteur Johan de Boose (Gent 1962) schreef eerder over Oost Europa en de Tweede Wereldoorlog. 'Gaius' is de eerste roman van de Vloekhout-trilogie over drie momenten in de geschiedenis waarop men vreesde dat de wereld zou vergaan. Het Vloekhout verwijst naar een deel van het kruis van Christus, dat als verbindende amulet door de tijd heen met de personages meereist en splinters achterlaat in vingers. Dit deel 1 speelt zich af tijdens het bewind van keizer Nero (37-68 na Chr). De theatermechanicus Gaius, tijd- en buurtgenoot van Jezus, kijkt in de villa van een door seksslaven omringde vriend terug op zijn leven. Centraal staat zijn verblijf in en vlucht uit het paleis van Nero. De keizer heeft Gaius gedwongen mee te werken aan de verwerkelijking van zijn wreedste fantasieën. De auteur schildert in deze spannende, soms filosofische, dan weer pornografische avonturenroman een uiterst decadente wereld, die door ontaarding lijkt voorbestemd om ten onder te gaan. Korte verklarende woordenlijst achterin. Normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.