Overreding en overtuiging
Jane Austen
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Querido, 2013 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 12642 |
30/09/2013
Jan Kuijper heeft sinds zijn debuut in 1973 met de bundel Sonnetten altijd die vaste, strenge dichtvorm gebruikt. In 1989 verscheen een bundel sonnetten geschreven bij diverse gelegenheden en gepubliceerd in diverse tijdschriften en boeken. De titel luidde Tomben. Hij bevatte 34 gedichten over evenveel Nederlandse auteurs, van Hendrik Van Veldeke tot Pierre Kemp. Tomben verwijst naar de sonnetten die Mallarmé schreef in het laatste kwart van de negentiende eeuw: 'Tombeau dâEdgar Poe', 'Tombeau de Charles Baudelaire' en 'Tombeau de Paul Verlaine'. Het waren beschrijvingen van het reële graf en grafredes als een hommage aan dichters die Mallarmé bewonderde. De tombeaugedichten van Kuijper zijn geen lofprijzingen. De zeer belezen dichter licht uit het oeuvre van zovele verschillende auteurs vaak een citaat waarmee hij aan de haal gaat en door de creatie van eigen associaties een eigenzinnig en confronterend commentaar op de mens en de wereld formuleert.
Kuijpers recente bundel Ondoden (waarbij het voorvoegse âon-â in de titel wel een ontkennende betekenis heeft, maar geen negatieve waardering uitdrukt, zoals in âonmensenâ) bestaat uit drie delen. Het middenste bevat dertig sonnetten met de overkoepelende titel âDe tombe van Jan Paul'. Boven elk sonnet staat tussen haakjes een nummer dat overeenstemt met het nummer bovenaan de nagelaten aantekeningen, pas in 1996 uitgegeven onder de titel Ideen-Gewimmel, van de excentrieke Jean Paul Richter (1763-1825), die een heel persoonlijke humoristische stijl hanteert.
De zestigste aantekening van Jean Paul luidt als volgt: âIch schreibe einen Brief, um in das litterarische Feuer zu kommenâ. In de aanhef van Kuijpers sonnet wordt dat: 'Om in het literaire vuur te komen / sluit ik hierbij een wurgcontract met jou / en krijg geld toeâ. De brief wordt een wurgcontract en de rest van het sonnet getuigt van een pessimistische, zwartgallige visie van de dichterlijke ik op de wereld en het schrijven, zoals blijkt uit het sextet: âZo ben ik alles kwijt om te verdrinken / in vreemde beelden, klanken ongehoord - / de leviathan spert de hellemuil / waarin die hele wereld zal verzinken. / De hoop op het nog niet geschreven woord / laten wij varen, volgens onze ruil.â
Kuijper plukt uit de teksten en aantekeningen van Jean Paul een regel, soms maar een halve, vertaalt die en gaat aan de slag. Zijn verzen bevatten verwijzingen naar de mythologische wereld van Thor, de epische wereld van Homerus met de held Achilles en zijn kwetsbare hiel, de sprookjeswereld van Klein Duimpje en Jaap en de bonenstaak. Zeer aardig is het sonnet met de openingsregel âDe dichters hebben gezaaid en geplantâ, waarin Kuijper een averechtse sprookjeswereld schept met vijvers waarin vissen vissers vingen, een kerktoren op zijn kop staat en de dichter zich afvraagt of de wijzers dan tegen de klok indraaien, een wereld waarin kinderen billenkoek verstrekken aan grote mensen.
De tomben van Jean Paul vormen het fraaie middenstuk van een triptiek waarvan de zijluiken bestaan uit tomben van oude Nederlandse auteurs als Ruusbroeck en Coornhert en moderne als Couperus en Brakman, van de Vlaamse auteurs Herman Teirlinck en Rose Gronon, de humanist Erasmus, de denkers Pascal en Spinoza, de Franse auteurs Vauvenargues en Lautréamont, de Engelse klassieke schrijvers Laurence Stern, Jane Austen, Emily Brontë, de Duitse auteurs Karl Philipp Moritz, Georg Büchner en Wilhelm Raabe. In het derde deel van Tomben staat het sonnet âVincentâ â die geen familienaam behoeft. De verwijzingen naar de kleuren in de schilderijen van Van Gogh en de personages, Babantse boerenkoppen en de postbode, zijn herkenbaar. Maar Kuijper doet meer dan een picturaal gegeven in woorden te beschrijven: subtiel merkt hij in het sextet op dat dezelfde Van Gogh zowel opgeborgen zit in bankkluizen als in kalendervorm aan de muren in een krottenwijk hangt: âEen zee waarin heilige iconen drijven / die nog verblinden bij de zwaarste storm / en zonlicht dat gehouden is te blijven / in een bankkluis en in een krottenwijk / van de wand af spat in kalendervorm / doen weten: rijk is arm, en arm is rijk.â Dat is niet minder dan een vorm van Umwertung aller Werte. Een kritische noot is ook te beluisteren in âDe tombe van Vauvenarguesâ, waarin de mentaliteit en activiteit van de superieure blanke in Nederlands vroegere kolonie in herinnering wordt gebracht: âWij snellen koppen, net als in Asmat; / het lichaam van de tijger leg je plat / voor de open haard, de kop gaat aan de muur.â Ook in âDe tombe van J. Haafnerâ worden de Nederlandse militaire acties in het voormalige Nederlands Indië gehekeld, terwijl Kuijper zich in âDe tombe van Lautréamontâ vrolijk maakt over de Sinterklaasgekte op 5 december en de springprocessie in Echternach, genoemd naar Willibrord. (De commissie-Van Oostrom heeft Willibrord als een van de vijftig thema's opgenomen die niet in de geschiedenisles op een Nederlandse school mogen ontbreken.)
Ondoden bestaat uit poëzie van een dichter die zijn metier beheerst, puntige regels schrijft met registerwisselingen en fraaie woordspelingen, en daarbij de reflectie over het schrijven in zijn gedichten integreert. Het is natuurlijk ook erudiete poëzie, die zich spiegelt aan andere poëzie en kennis vereist van de literatuur- en kunstgeschiedenis als men per se de aanwezige intertekstuele verbanden wil blootleggen. Zoals Paul Claes schreef: âde lezer kan een tekst slechts ontcijferen via het raster van alle andere teksten die hij gelezen heeftâ (âClaus als cleptograafâ, De Vlaamse Gids 79/3, p. 48). Maar de lezer mag zich hierdoor zeker niet laten afschrikken. Ook voor wie zich gewoon aan deze poëzie overlevert, is er veel talig genot te ervaren. Dezelfde Paul Claes schreef nog: âEen tekst is wat de lezer ervan maakt.â
[Joris Gerits]
T. van Deel
Een eerdere bundel van Jan Kuijper (1947), onze meest virtuoze sonnettendichter, heet 'Tomben' (1989). De nieuwste sluit daarbij aan: weer kiest of parafraseert Kuijper een citaat uit het werk van een overleden schrijver, waarop hij eigenzinnig, maar in de geest van de dode, voortborduurt in zijn sonnet. Hij laat de tomben spreken, vandaar de titel 'Ondoden': in zijn gedichten komen de doden voor de duur van veertien versregels tot leven. 'De tombe van Jan van Ruusbroec' begint zo: 'Wij zouden stromen in de woeste baren, / mee met de wolken zouden wij zeilen / wanneer wij niet zo vaak zouden verwijlen / bij kleinigheden, overal bezwaren / ontwarend, schuwend de grote gebaren – '. Het middendeel van 'Ondoden' beslaat een reeks van dertig gedichten geïnspireerd op 'Ideen-Gewimmel' van Jean Paul. Verder krijgen zeer gevarieerde schrijvers posthume aandacht, zoals Pascal, Spinoza, Sterne, Wolff en Deken, Büchner, Lautréamont, Vincent, Couperus, Teirlinck, Gadda, Brakman en Fens. Er komt heel wat kijken bij de lezing van deze poëzie, dat spreekt vanzelf, maar op de een of andere manier speelt Kuijper het klaar een duistere helderheid in de eenheid van tegendelen, die het sonnet is, te bewerkstelligen. Een ongewoon stimulerende en intrigerende bundel.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.