Ethica
Benedictus de Spinoza
Benedictus de Spinoza (Auteur), Willem Van Blijenbergh (Auteur), Miriam Van Reijen (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Wereldbibliotheek, cop. 2012 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 155.2 SPIN |
15/03/2013
Tussen 12 december 1664 en 27 maart 1665 schreven Benedictus de Spinoza en Willem Van Blijenbergh, tussenhandelaar in granen uit Dordrecht (waarom denk ik spontaan aan Droogstoppel, de ‘makelaar in koffie’ uit Max Havelaar?), elkaar zes brieven. De aanvang van deze korte correspondentie was hoopgevend voor beide heren: omdat Blijenbergh zichzelf voorgesteld had als ‘een vrije geest op zoek naar niets dan waarheid’ dacht Spinoza een potentiële geestesgenoot en vriend te hebben gevonden, wat hij in zijn eerste antwoord ook uitdrukkelijk schrijft. Maar reeds de tweede brief van de calvinist Blijenbergh, waarin hij verklaarde de waarheid zowel via de rede als via de Openbaring in de Bijbel te zoeken, waarbij het Woord Gods uiteindelijk de doorslag gaf, schoot bij Spinoza in het verkeerde keelgat. De briefwisseling ging nog een paar maanden door, maar almaar korzeliger en bitser. De moderne lezer krijgt de indruk te maken te hebben met een grandioos en pijnlijk misverstand tussen een intellectuele stalker en een verveeld maar hoffelijk filosoof. Tot Spinoza in een laatste kort schrijven het contact verbreekt.
Dit alles zou niets meer dan petite histoire en voer voor Spinozadeskundigen gebleven zijn, ware het niet dat de inhoud van hun confrontatie uiterst belangrijk bleek te zijn, zowel voor de ontwikkeling van het denken van Spinoza zelf als voor ieder die ook vandaag nog met de problemen van het kwaad, de vrije wil, de zonde, het berouw en de morele verantwoordelijkheid worstelt. Want hoewel Blijenbergh een beetje onoprecht beweert niet veel van de geleerde theorieën van Spinoza te snappen, iets wat de geërgerde filosoof op een bepaald moment bevestigt, had hij hem integendeel wel degelijk maar al te goed begrepen, maar was hij het op al de centrale punten grondig met hem oneens.
Dit biedt ons de kans een beter inzicht te verkrijgen in de opvattingen van Spinoza over determinisme en fatalisme, in zijn ontkenning van het bestaan van de vrije wil en het absolute goed en kwaad, in zijn afwijzing van illusies als zonde en schuld en ten slotte in zijn godsbeeld. Omdat het godsbeeld van de gelovige Blijenbergh wezenlijk niet verschilde van dat van de drie monotheïstische godsdiensten, en hij dus de hele tijd een persoonlijke God met de gekende aan Hem toegeschreven eigenschappen voor ogen had, kon hij de logische consequenties van Spinoza’s totaal andere opvatting van ‘god of de natuur’ onmogelijk aanvaarden. De scherpe kritiek en de lastige vragen van Blijenbergh (die overigens later twee uitvoerige boeken tegen de ‘godslasterlijke’ en ‘atheïstische’ werken van Spinoza zal publiceren) zijn merkwaardig genoeg 350 jaar later nog steeds actueel, wat betekent dat de kernideeën van Spinoza nog helemaal niet geaccepteerd zijn in kringen van serieuze theïsten. In de brieven stelde Blijenbergh zich weliswaar niet op als een conservatief theoloog die de massa van de gewone gelovigen met alle middelen moet beschermen, zoals weleer de leiders van de Portugese joodse gemeente van Amsterdam of de talrijke bestrijders van het ‘verderfelijke spinozisme’ uit de achttiende en negentiende eeuw, maar zijn vragen verdienen het zorgvuldig en met goede argumenten beantwoord te worden. Uitgerekend dat doen in dit compacte boekje niet alleen Spinoza zelf, maar ook de inleider Miriam Van Reijen, auteur van het verhelderende Spinoza: de geest is gewillig, maar het vlees is sterk (2008) en Martin Schouten, van wie de fictieve maar inhoudelijk getrouwe ‘dialoog tussen Spinoza en Van Blijenbergh’ (uit de Volkskrant, 5.11.1997) hier nog eens wordt afgedrukt. Al met al is dit een merkwaardige publicatie, die heel goed als betrouwbare inleiding tot Spinoza’s filosofie kan functioneren. [Ludo Abicht]
Dr. Taede A. Smedes
In 1664-1665 schreven de filosoof Spinoza en de graanhandelaar Van Blijenbergh elkaar acht brieven over het kwaad. Centrale kwestie is wie verantwoordelijk is voor het kwaad. Volgens de protestant Van Blijenbergh creëert Spinoza een dilemma: als de mens geen vrije wil heeft, veroorzaakt God zelf het kwaad, óf het kwaad wordt door God goedgekeurd en zelfs gewild. Spinoza poogt zijn ideeën uit te leggen, dat het kwaad een menselijke denkcategorie is en geen eigenschap van gebeurtenissen of dingen. Van Blijenbergh blijft echter bij zijn bijbelse godsbeeld, zodat beiden niet tot verstaan komen en Spinoza uiteindelijk de briefwisseling afkapt. Een boeiende hertaling, actueel, uitstekend leesbaar en met uitgebreid commentaar en voorafgegaan door een uitgebreide inleiding op de brieven van hertaalster Miriam van Reijen. Storend want onnodig is de expliciete apologetische stellingname van Van Reijen, die Van Blijenbergh wegzet als een moralistische gelovige met een antropomorf godsbeeld, en op grond van Spinoza's mensvisie pleit voor het opgeven van geloof in de menselijke vrije wil. Verzorgde uitgave in gebonden uitvoering met leeslint.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.