Het smalle pad : ervaringen met het wereldkampioenschap
Jan Timman
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2012 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : OVER LITERATUUR-SCHRIJVERS : NEDERLANDS 851.6 MULI |
15/03/2013
De Nederlandse schaakgrootmeester Hein Donner (1927-1988) publiceerde in 1971 een eigenzinnig essay over het werk van zijn onafscheidelijke vriend: . Nu wijdt een collega van Donner een boekje aan , waarin het personage Onno Quist naar Donner werd gemodelleerd. Een schaker schrijft dus over de roman waarin Mulisch een monument oprichtte voor de schaker… die over Mulisch schreef. Als concept is dat verleidelijk, want het heeft de zwierige elegantie van een Möbiusband. Maar door de invulling wordt dat eerder een neerwaartse spiraal, naar het niveau van de anekdotische inspiratiebronnen. Timman kende Donner en Mulisch persoonlijk, en toetst de literaire verwerking van hun karaktertrekken, gesprekken en ‘avonturen’ aan de feitelijkheid (want de vrienden Onno en Max weerspiegelen nu eenmaal Hein en Harry). Toegegeven: de OvdH (om Mulisch’ afkorting uit het te lenen) is een sleutelroman, en Mulisch zelf is altijd gul geweest met het verstrekken van autobiografische achtergrondinformatie. Zo kan de lezer de grootte van de stilering en de amplificatie blijven inschatten. Maar Timman bewandelt die weg in de andere richting, en bekijkt een brok wereldliteratuur al te gretig door een verkleinglas. ‘Donner zou dat nooit gedaan hebben’ wordt af en toe zelfs als literaire maatstaf gehanteerd. In een tafereel uit een Cuba-hoofdstuk ‘stoort het dat Onno als Donner ineens onherkenbaar wordt’. Met razende verontwaardiging kapittelt het personage een Nederlandse studentenleider die hij in Havana op een illegale geldwisseling betrapt. Maar de context suggereert een ‘objectieve’ interpretatie. De Onno van dat unieke moment beroept zich zowel op Che Guevara als op Christus, toen die een keertje voorbeeldig uit zijn slof schoot, om de wisselaars uit de tempel te ranselen. Het lijdt geen twijfel dat het Mulisch’ bedoeling was om Onno even boven zichzelf te doen uitstijgen. Zo wordt hij een waardige plaatsvervanger in het bed van Maria, de weduwe van de pas in Bolivia vermoorde revolutionair met de allures van een ‘Cubaanse Christus’. En dat is dan weer de eerste zet in het spel van de hemel met overspelige stukken, dat diezelfde dag voor de verwekking van Quinten zal zorgen. Waarom blijft uitgerekend een schaker ongevoelig voor de mathematische schoonheid van deze intrige, die hij ‘dit geforceerde gegeven’ noemt? De reden zal wel zijn dat Timman de OvdH opvat als een grotendeels ‘realistische roman, waarin alleen de engelen buiten de orde vallen. Maar tegen het einde doen zich wonderlijke zaken voor’. Als die compartimentering echt zo waterdicht was, zou het boek niet zo meeslepend en betoverend zijn geworden. wil meer zijn dan een albumpje met anekdoten over de uit het bruisende Amsterdam. De auteur vervlecht het navertellen van de inhoud met variaties op meer erudiete motieven en figuren uit Mulisch’ overvolle schatkamer: de Diskos van Phaistos, het Etruskisch, Gilgamesj, Bacon…; Kafka en Borges — toch ook niet meteen de grootste realisten — worden terecht met Mulisch’ wereld geconfronteerd. Maar zodra Timman een interessant denkspoor lanceert, bederft hij dat met schoolse uitleg, al te expliciete conclusies, of een stijl die zijn helderheid hoopt te ontlenen aan het gebruik van simplistische zinnetjes. Moet de ware Mulisch-fanaat zich troosten met het simultaan verschenen van de literaire grootmeester zelf? [Jan Struelens]
L.A.A. Kruse
Gevarieerde, interessante en in aangename stijl geschreven korte beschouwingen (twee tot drie blz.) over ‘De ontdekking van de hemel’ (1992) door schaakgrootmeester, Mulisch-kenner en ex-vriend Jan Timman (1951). Mulisch streefde in zijn volgens criticus Carel Peeters ‘volmaakte’ roman ‘de geschiedenis en betekenis van alles’ na. Timman karakteriseert diepgaand de personages Max Delius (Mulisch), Onno Quist (Donner), Ada, Sophia en Quinten, wijst op structurele overeenkomsten tussen schaken en schrijven, ontrafelt met smakelijke anekdotes de vriendschap tussen de ijdele Mulisch en melodramatische Donner (die elkaar respectievelijk ‘ongeneeslijk krankzinnig’ en ‘oerdom’ noemden), strooit achteloos met verwijzingen naar verwante auteurs als Dante, Milton, Kafka en Borges, bespreekt Donners boeken over Mulisch, en gaat diepgaand in op allerlei filosofische en psychologische aspecten van de roman, zoals de ontcijfering van de Diskos van Phaistos, Egyptische religie, het bestaan en het getal van God, het midden van de wereld, sympathie voor Fidel Castro, fysionomie van engelen, Oedipus, spiegels en Stenen Tafelen.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.