De boekhandelaar van Florence : over de renaissance, de boekdrukkunst en de veranderende kracht van ideeën
Ross King
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2012 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : KUNST : 700 LEONARDO DA VINCI |
15/04/2013
De marxistische kunsttheorie heeft geleerd om de kunstenaar niet als een goddelijk genie, maar als een gewoon mens te beschouwen. Een mens die in een bepaalde sociaaleconomische context ervoor gekozen heeft kunstenaar te worden of om het beroep ‘kunstenaar’ uit te oefenen. Door die inzichten is het romantische genie met goddelijke gaven in de kunsttheorie van zijn voetstuk gehaald, maar het publiek blijft vaak ‘hangen’ bij de oude, negentiende-eeuwse romantische visie. God is onttroond, maar de kunstenaar met zijn ongebreidelde creativiteit heeft het overgenomen. Auteurs als Ross King blijven die visie voeden met uitspraken als: ‘Vroeg in zijn carrière had Leonardo [da Vinci] geen gebrek aan vrienden of begunstigers: hij had voor twee van de meest illustere vorsten in Italië gewerkt, Lorenzo de’ Medici en Ludovico Sforza. Maar zijn gebrek aan bereidheid om compromissen te sluiten ten behoeve van een contract bezorgde hem de reputatie een moeilijke en onbetrouwbare kunstenaar te zijn, een reputatie die toekomstige opdrachten wellicht in de weg heeft gestaan. Nog belangrijker: hij moest zijn meesterwerk nog realiseren. Terwijl er Franse kanonnen door Italië rolden en zijn brons over de rivier naar Ferrara werd verscheept [Leonardo zou een reusachtig bronzen paard creëren], moest de schuld die zijn genie bij de wereld had uitstaan nog worden ingelost.’ Die haast hagiografische insteek doorspekt het hele boek. Biografische elementen gekoppeld aan de politieke context zijn handig ingewerkt om het weerbarstige, eigengereide, autonome, doch calimero-achtige genie in de verf te zetten. Dat heeft enorme gevolgen voor de lectuur van de tekst: ergerlijk voor wie de kunsttheorie kent, allicht uiterst aangenaam voor een minder geïnformeerd publiek. Ross Kings boeken — hij schreef eerder De hemel van de paus, De koepel van Brunelleschi en De omwenteling van Parijs — zijn dan ook absolute bestsellers. In deze publicatie gaat alle aandacht naar de moeizame verwezenlijking van het Laatste Avondmaal, geschilderd op een reftermuur van het dominicanerklooster Santa Maria delle Grazie in Milaan. Het is niet duidelijk wanneer en van wie Da Vinci de opdracht kreeg. Vermoedelijk is hij eind 1494 met de werken gestart en waren Ludovico Sforza of de dominicanen zelf de opdrachtgevers. Waarom Da Vinci de opdracht kreeg is evenmin duidelijk, aangezien hij nog nooit een fresco had geschilderd en daar zelf vragen bij had. In een fragmentarisch overgeleverde brief luidt het klaaglijk: ‘niet mijn kunst’.
Zoals Ross King terecht aangeeft, was de frescotechniek erg moeilijk onder de knie te krijgen. Er moest bijzonder snel worden gewerkt, omdat in water opgeloste pigmenten zonder bindmiddel rechtstreeks op het natte pleisterwerk werden aangebracht. Volgens Giorgio Vasari, de ‘biograaf’ van de renaissancekunstenaars, is de frescotechniek dan ook ‘de meest mannelijke, de meest trefzekere, de meest resolute en de duurzaamste van alle andere methoden.’ Da Vinci — en dat illustreert zijn experimenteerdrang goed — hield zich echter niet aan de beproefde methodes. Hij wilde trager werken en subtiele kleurschakeringen kunnen uitwerken, wat met de traditionele techniek nauwelijks uitvoerbaar was. Hij besloot om een nieuwe techniek toe te passen: op een eerste droge pleisterlaag bracht hij een dunnere, korrelige laag aan bestaande uit calciumcarbonaat gemengd met magnesium en een bindmiddel. Zodra die laag droog was, kwam er een ondergrond in loodwit die de pleisterlaag afdekte en de helderheid van de muurschildering zou verhogen. Pas dan begon het schilderen met ‘olietempera’ — een speciaal uitgezochte mengeling van olie, eigeel en pigment — op een sneeuwwitte, kurkdroge muur. Net zoals in de traditionele olieverfschilderkunst bracht Da Vinci samen met zijn medewerkers de lagen één voor één transparant boven elkaar aan. Ook het overbrengen van het ontwerp op de muur verliep anders dan gewoonlijk. In plaats van kartons te gebruiken — sjablonen op ware grootte van het fresco — werkte da Vinci uit de vrije hand. Uiteraard deed hij dat op basis van vele schetsen waarin de compositie, de houdingen en emoties van de verschillende protagonisten uitvoerig waren gedocumenteerd. In rood krijt tekende hij omtrekken en patronen op de loodwitte ondergrond, maakte tekeningen met zwarte verf, kerfde lijnen in de pleisterlaag (mogelijk met behulp van een deelkarton), maar herzag en wijzigde die tijdens het schilderproces.
Het resultaat moet ingenieus zijn geweest, maar twintig jaar na voltooiing begon de verf al af te bladderen. Het fresco leed onder de dampen en de rook uit de keuken. Bovendien was de muur van de refter vochtig, wat de verf aantastte. En eeuwen later, tijdens de veldtochten van Napoleon, was de refter een paardenstal. De Tweede Wereldoorlog verergerde de toestand nog, want er viel een bom op het gebouw. Het grootste probleem echter waren de vele rampzalige restauraties. Zo werd de voet van de H. Bartholomeus door een tafelpoot vervangen en de hand van H. Thomas door een broodje. Gedurende de recentste restauratiecampagne, die van 1977 tot 1999 duurde, zijn gelukkig alle latere toevoegingen weggehaald, maar slechts een vijfde van het Laatste Avondmaal is nog origineel.
Het technische verhaal dat Ross King vaak op een erg educatieve manier vertelt, is aangevuld met hoofdstukken over de doordachte compositie, het illusoire spel met de perspectief, de uitzonderlijke vormgeving van de personages en hun emotionele betrokkenheid bij het Bijbelse gebeuren. Ook daarin heeft Leonardo da Vinci met de traditie gebroken. In plaats van het Laatste Avondmaal als een schouwspel van kalme reflectie te maken, zoals frescoschilders als Andrea del Castagno en Domenico Ghirlandaio dat hebben gedaan, koos hij voor een theatrale setting waarin de opwinding en de verbijstering waar de evangeliën van getuigen tot hun recht komen. Da Vinci heeft er een aangrijpend verhaal van gemaakt: ‘Dertien mannen zitten aan tafel om een plechtig feest te vieren: een charismatische leider en zijn groep volgelingen, die hij zorgvuldig heeft uitgekozen en begiftigd heeft met speciale gaven. Ze zijn bijeengekomen in een bezette stad waarvan de autoriteiten tegen hen samenspannen en wachten op het moment om toe te slaan. En in hun midden bevindt zich een verrader die het brood met hen breekt.’ In de woorden van Ross King voelen we de suspens, het complot, het aanstormende drama.
Leonardo da Vinci heeft dit meesterwerk enkel kunnen creëren door trouw te zijn aan het leven: met de nieuwsgierige blik van een kind liep hij met een schetsboek in de hand de stad rond, keek naar het lachen, spelen, praten en huilen van mensen. Gewapend met dat materiaal heeft hij een vorm bedacht waarin het menselijke drama prima tot zijn recht kwam in subtiele kleurschakeringen, lonkende ogen, sfinxachtige glimlachen, vaak schuifelend op de grens tussen man en vrouw, jongeling en ouderling. Dat maakte hem niet tot een goddelijk genie, maar tot een vitale kunstenaar die inhoud en vorm op een grandioze manier heeft weten te vervlechten. Een kunstenaar ook die de menselijke schoonheid en tragedie onweerstaanbaar heeft kunnen weergeven.
[Brigitte Dekeyzer]
Livia Visser-Fuchs
De muurschildering van het Laatste Avondmaal in de eetzaal van het klooster Santa Maria delle Grazie in Milaan door Leonardo da Vinci (1452-1519) is het eigenlijke onderwerp van deze studie. De schrijver, auteur van twee romans en twee succesvolle, degelijke (kunst)historische studies, laat evenwel geen aspect van de tijd en de achtergrond van het kunstwerk onbesproken. Het verslag van zijn onderzoek brengt geen nieuwe dingen aan het licht, maar is bewonderenswaardig in zijn leesbaarheid en grondigheid. Het leven van de kunstenaar, zijn wetenschappelijke hobbies, zijn langzame manier van werken en zijn beschermheren tegen de achtergrond van de politieke geschiedenis van Italië, de ontwikkeling van de afbeeldingen van het onderwerp, de techniek van paneel- en frescoschilderen, de voorstudies, modellen en gebaren, de kunsthistorische literatuur van de tijd, de latere wederwaardigheden van het werk, imitatie en restauratie, zelfs de relevante theorieën van Dan Brown's 'De Da Vinci code', letterlijk alles komt aan bod. De vertaling is smetteloos; negen kleurenillustraties en vele in zwart-wit tussen de tekst. Met eindnoten, een literatuuroverzicht en register.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.