Wie wij waren : een gesprek
Herman Van Rompuy
Rik Van Cauwelaert (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Pelckmans, 2012 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 333.5 CAUW |
30/04/2013
Soms loop je een boek binnen en sta je plots midden in een mijnenveld. Wat te denken van een conservatief met een scherpe pen die de vooraanstaande, socialistische volksvertegenwoordiger Jules Destrée van onder het stof haalt. Rik Van Cauwelaert, eertijds strategisch directeur van Knack en nu columnist bij De Tijd, blijkt in de eerste plaats een gedegen journalist die de vlot vertaalde Brief aan de koning van Destrée in zijn historische context plaatst.
De befaamde zinsnede 'Sire, Vous régnez sur deux peuples. Il y a en Belgique, des Wallons et des Flamands; il n'y a pas de Belges' verscheen voor het eerst op 15 augustus 1912 in de Revue de Belgique en vierde bijgevolg onlangs zijn honderste verjaardag. Tijd dus om het document, dat tot op de dag van vandaag gevolgen heeft in de Wetstraat, wat grondiger te bekijken.
Van Cauwelaert keert in zijn inleiding, die meer dan de helft van het boek beslaat, terug naar het woelige jaar 1886. In Wallonië werd gemanifesteerd tegen de ellendige werkomstandigheden van de arbeiders en er braken stakingen uit. Er vielen doden in Luik. In Charleroi voerde de regering een ware militaire campagne en generaal Alfred Van der Smissen gaf het bevel om op de muitende arbeiders te schieten. Er vielen 24 doden en 26 zwaargewonden. Het was een campagne die sporen trok in het Waalse collectieve geheugen. De gebeurtenissen maakten ook op Destrée een verpletterende indruk. Als advocaat verdedigde hij een van de zogezegde aanstokers van het oproer.
Zowel in de inleiding als uit zijn brief komt Destrée naar voren als een man die gevoelig was voor onrechtvaardigheden. Zo hield hij een indrukwekkende toespraak tegen de koloniale ambities van de overheid: 'Ik zou willen dat de geschiedenis kan vertellen dat België een zo trotse en nobele vrijheidsliefde koesterde dat het een kolonie weigerde om geen andere mensen te moeten onderwerpen.' Over de Vlamingen schrijft hij: 'Ik heb niet de mogelijkheid, noch de intentie om de geschiedenis van deze Vlaamse Beweging te schrijven. Ik volsta ermee dat ik haar bestaansreden al heb aangegeven, en haar billijkheid erkend.'
Maar hij was ook een kind van zijn tijd. Hij schetst de Vlaming en de Waal als twee te onderscheiden rassen, met een uiteenlopend karakter: 'De Vlaming is traag, koppig, geduldig en gedisciplineerd. De Waal is levendig, wispelturig en het gezag werkt hij voortdurend tegen.' Hij legt uit dat de Walen niet onderworpen willen blijven aan het klerikale Vlaanderen. Hij toont zich neerbuigend ten opzichte van de Vlamingen als hun eisen volgens hem te ver gaan en bovendien vindt hij dat ze de Walen alles ontnomen hebben: hun geld, hun cultuur, hun verleden, hun jobs, hun taal én Vlaanderen, dat toch ook een beetje van de Walen was.
Ondanks dat alles durft Destrée ook zijn taalbroeders de oren te wassen: 'Maar wat ik niet aanvaard is dat zij beweren dat zij in Vlaanderen enkel en alleen Frans spreken. Op zo'n manier afwijken van het milieu waarin men leeft, of weigeren contact te maken met het volk, dat staat mij niet aan.'
Koning Albert I schreef, misschien nog scherpzinniger dan Destrée zelf, naar zijn secretaris en vertrouwensman Jules Ingenbleek: 'Ik heb de brief gelezen van Destrée die ongetwijfeld een talentrijke schrijver is. Al wat hij zegt is juist. Maar het is niet minder waar dat de administratieve scheiding een kwaad is dat meer ongemakken en gevaren met zich zal meebrengen dan de huidige situatie.' Volgens Van Cauwelaert was de geest evenwel voorgoed uit de fles. Er was, er is geen weg meer terug.
Van Cauwelaert leidt ons via het pamflet van Destrée naar de conclusie dat België geen eenheid is. De nadruk ligt op de ontstaansgeschiedenis van de brief en de persoon Destrée. Van Cauwelaert stelt verschillende keren de retorische vraag waarom er aan Waalse kant nu nog zo weinig aandacht voor deze socialistische figuur is, terwijl Destrée wel de instigator van het huidige artikel één van de Belgische grondwet is: 'België is een federale staat, samengesteld uit de gemeenschappen en de gewesten.' De Walen moeten met andere woorden niet komen klagen, zij zijn begonnen. Van Cauwelaert formuleert het weliswaar veel subtieler.
'Terwijl de wereld onherroepelijk globaliseert, plooien de Europeanen zich paradoxaal genoeg op het versleten concept van de natiestaat terug.', zo stelde Daniel Cohn-Bendit het onlangs nog in De Morgen. Met deze gedachte in het achterhoofd vond ik Ils nous ont pris la Flandre een intrigerend boek. In de huidige gespannen situatie is het goed de nuances van de geschiedenis te kennen. Uit dit boek blijkt dat Destrée veel meer was dan de schrijver van die infame zin. Hij was een regionalist én een patriot die het land wilde samenhouden.
[Isabel Vanzieleghem]
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.