De ommelanden
Elvis Peeters
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Podium, 2013 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : PEET |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Podium, 2012 |
Thema: diversiteit 3.1.DIV |
Michaël Bellon
rt/aa/24 m
Peeters beschrijft geloofwaardig wat er kan gebeuren als armen hun rechten opeisen
DE ROMAN: ,,Er lopen in Vlaanderen niet veel veronachtzaamde schrijvers rond, maar Elvis Peeters is een van hen,'' schreef Jeroen Overstijns in De Standaard der Letteren van 24 december 1999. Daar is sindsdien weinig verandering in gekomen. Weliswaar heeft Peeters met zijn literaire concert La maison bleue in zowat alle Vlaamse theaterzalen gestaan. Weliswaar heeft hij twee knappe prentenboeken gemaakt, samen met Gerda Dendooven. Als schrijver voor volwassenen moest hij echter nog altijd een voltreffer plaatsen. Die voltreffer is er nu, en heet De ontelbaren .
Het begint allemaal redelijk gewoontjes, met het ellendige wedervaren van een arme luis die koste wat het kost het Westen wil bereiken. Peeters legt sterk de nadruk op zintuiglijkheid in dit eerste deel: de werkelijkheid (stank, lawaai, pijn, ,,terugspattend licht'') is als een duimschroef die om de toekomstige illegale asielzoeker spant.
Na deze ,,inleiding'' schakelt Peeters in een hogere versnelling voor een parabelachtig verhaal in korte hoofdstukken. Het decor is een Vlaams plattelandsdorpje, met tuintjes waar de bewoners groenten kweken.
Op een nacht verdwijnen die groenten. Wie doet zoiets? De bewoners blijven er kalm onder: ,,Mensen die vinden dat ze het meer nodig hebben dan wij. Ik weet niet of ze gelijk hebben.'' Langzaam maar zeker wordt het dorpje, het hele land, heel Europa overspoeld door asielzoekers. Het is een doos van Pandora die opengaat. Zelfs de Tour de France wordt in de war geschopt door de vreemdelingenvloed. De term ,,coloradokevers'' valt, maar de illegalen zijn niet agressief. Het enige wat ze doen, is datgene nemen dat ze nodig hebben - méér nodig hebben dan degenen die het bezitten. Klein vee verdwijnt, bossen worden bewoonbaar gemaakt en als de winter nadert, worden de huizen bezet. Alleenstaanden moeten lijdzaam toezien hoe dertig, veertig mensen hun huizen betrekken: het is een soort communistische herverdeling van goederen en luxe.
Peeters trekt geen makkelijke parallellen met de Vlaamse politiek. Geen eendimensionale racisten dus, in De ontelbaren , maar wel een groep mensen die na verloop van tijd met geweld bepaalde wijken vreemdelingvrij maakt. ,,Het kon de moordenaars niet schelen hoe [ze de ,,bezetters'' doodden , red. ], als het maar snel ging, geschreeuw is erger dan bloed.'' Daarna gaan ze bij de wijkbewoners langs om geld te eisen voor de opruiming. Hun logica is staalhard: ze hebben de mensen een dienst bewezen door hen een moeilijke ethische beslissing te besparen. En is dat niet wat elke overheid voor haar burgers doet? Het is een wissel van de macht, meer niet: ,,Stelde niet elke overheid zichzelf aan, als de vorige teniet ging?''
Zo beschrijft Peeters, heel geloofwaardig en niet altijd zo grimmig, wat er kan gebeuren als de armen hun rechten als mens komen opeisen. Hoe het eindigt, weet de auteur net zo min als de lezer: het slot van zijn roman is wat afgehaspeld, alsof de concrete handeling verdwijnt in een mist van suggestie en symboliek. Maar daarvóór heb je gefascineerd zitten lezen. De ontelbaren is niet alleen een straffe roman voor een breed publiek, maar net zo goed een noodzakelijk boek: de verbeelding van de 21ste-eeuwse, westerse nachtmerrie.
Mark Cloostermans
DE VOORSTELLING: omdat Elvis Peeters niet goed kan kiezen tussen theater, muziek en literatuur vond hij met zijn kompanen Gerrit Valckenaers, Koen van Roy en Nicole van Bael het literaire concert uit. Peeters levert daarvoor de teksten, die hij ook zelf vertolkt.
Er is duidelijk tot in de details aan deze tekst gewerkt. Peeters neemt de tijd om de dooltocht van de vluchteling in de miserabele kuststreek op een erg zintuiglijke manier te beschrijven. Dat de man het geld dat hij gespaard heeft in zijn schoenzolen verbergt, levert een aardige running gag op. Maar de aaneenschakeling van weinigzeggende scènes met opzettelijk vaag geduide ontmoetingen (waarin de betekenis van een onbewust handgebaar van de vluchteling meermaals een cruciale rol speelt), creëert slechts een schijn van spanning en dreiging. Clichés van het genre ,,behoedzaam sloop ik naar beneden'' of ,,ze keek me doordringend aan'' moeten dat mysterieuze sfeertje nog wat dikker aanzetten. Maar de verf pakt niet. In de vrijscène van de vluchteling met de blinde vrouw die hij uiteindelijk zal verkopen om zijn boottocht te kunnen betalen, is de krakkemikkige beeldspraak helemaal dodelijk. Er is dan sprake van ,,een ritmisch, schurend piepen van het bed dat tekeergaat ,,alsof het vermoord wordt. Dan klonk het ritmisch, schurend piepen van de soundtrack van Van Roy en Gerrit Valckenaers beter. Hun donkere maar mooie compositie ademde wel een authentieke sfeer, al mochten we toch iets meer interactie, iets meer vaart en stuwing verwachten. Overrompeling bleef uit.
Elvis Peeters, Gerrit Valckenaers en Koen van Roy spelen De ontelbaren . Gezien op 17 februari in Kunstencentrum NoNa, Mechelen. Nog op 6 mei in De Markten, Brussel, 13 mei in De Warande, Turnhout, 14 mei bij De Vieze Gasten, Gent en op 17 mei in CC De Kern, Wilrijk.
ELVIS PEETERS
De ontelbaren. Podium, Amsterdam, 224 blz., 15 eur.
DE AUTEUR Elvis Peeters is schrijver, muzikant, scenarist. De ontelbaren is zijn tweede roman. Eerder verschenen van hem verhalenbundels en de roman Spa (1998). Samen met illustrator Gerda Dendooven publiceerde hij ook kinderverhalen.
Marc Holthof
il/pr/30 a
ROMAN
De ontelbaren
Elvis Peeters2005, Amsterdam/Leuven, Podium/Van Halewyck, 173 blz., 15 euro, ISBN 90-5759-257-6
(tijd) - Elvis Peeters beoefent in zijn boeken de romantiek op anarchistische wijze. Beweegt hij zich daarom in de luwe marge van het Vlaamse literaire bestaan, ver weg van de shortlists en boekenbals? Zijn bekendheid in beperkte kring is in ieder geval niet altijd terecht. Door de teksten van Elvis Peeters heen klinkt altijd op zijn minst een andere stem. De verhalen zijn zo rechtschapen dat ze ontroerend en breekbaar worden. Soms zijn ze zelfs iets tè rechtschapen. In zijn nieuwe roman is het er zelfs helemaal over. 'De ontelbaren' verzandt hopeloos in de goede bedoelingen.
'De ontelbaren' uit de titel verwijst naar de stromen vluchtelingen die zich in de richting van het Westen over de aardbol begeven, op zoek naar een permanente verblijfsvergunning. Elvis Peeters blaast die problematiek in zijn verbeeldingswereld op tot uitzinnige proporties. Een niet met naam genoemd land dat best wel eens België zou kunnen zijn (aan een zee, met een grote haven) wordt overspoeld door vreemdelingen. Waarom ze er ineens in zo groten getale zijn en waarvoor ze op vlucht zijn, dat is niet duidelijk. Ze zijn er gewoon, zwijgzaam en toch dwingend, de vleesgeworden Ander.
Elvis Peeters heeft zijn boek in drie delen ingedeeld. In het eerste en het laatste deel komt een anonieme vluchteling aan het woord. Door het ikperspectief te gebruiken, laat Peeters hem je op je huid zitten. De vluchteling steelt geld bij elkaar om zich te kunnen laten oplichten door mensensmokkelaars. Op zijn vlucht naar het beloofde land laat Peeters hem allerlei rare en onplaatsbare dingen meemaken, waarschijnlijk om zijn status als vervreemd wezen nog meer in de verf te zetten. Als lezer ben je meteen gedesoriënteerd, en dus meteen ook een beetje mee vreemdeling. Het is een gezocht effect dat al snel op de zenuwen werkt. En de schrijver maakt het ook zichzelf zo gemakkelijk. Hij hoeft zijn problematiek geen duidelijke vorm te geven. Wat moet je uiteindelijk met dit personage?
Burgerpatrouilles
In het middenstuk, het grootste deel van de roman, is de vorm dan weer overduidelijk. Het perspectief is 180 graden gedraaid. Een verteller observeert vanop afstand het verhaal van autochtone inwoners wier land door de toestromende vluchtelingen totaal gedestabiliseerd wordt. Er verschijnen zoveel vluchtelingen dat de hele openbare orde wankelt. De diefstal stijgt, voedsel wordt verkocht tegen woekerprijzen, wijkbewoners richten burgerpatrouilles op. En het gaat van kwaad naar erger. Vluchtelingen dringen eerst nog de duivenkoten (dit moet dus echt wel België zijn) binnen op zoek naar een slaapplaats, maar trekken daarna ongevraagd ieders huis binnen. Heel Europa raakt bedolven onder de vloed. Tot zelfs vliegtuigen aan de grenzen van het continent de bruggen bombarderen om nieuwe stromen tegen te houden. Elvis Peeters vergroot het vluchtelingenprobleem tot ongelooflijke proporties. De onmenselijkheid van de situatie lijkt meteen de inzet van 'De ontelbaren'.
Hoe relevant is die boodschap? Met de recente daling van het aantal asielaanvragen en het terugdringen van de wachttijden klinkt de aanklacht van Elvis Peeters bijna als een anachronisme. Bovendien zijn we voor het migratieprobleem misschien wel immuun geworden, omdat het went en de proporties ervan zo boven ons individueel niveau uitstijgen. Tegenover die beweringen kan Elvis Peeters ongetwijfeld inbrengen dat volgens internationale organisaties massale vluchtelingenstromen een van de grote pijnpunten voor deze eeuw zullen zijn, en wij dus hoogstens een tijdelijke ademruimte beleven.
Zonder gezicht
Een veel sterker argument voor Peeters zou zijn dat het aantal asielaanvragen dan wel mag dalen, maar dat de menselijke drama's achter die statistieken schrijnend blijven. Dat heeft Peeters een gezicht willen geven. Dan nog echter blijft het probleem dat 'De ontelbaren' er niet in slaagt dat menselijke drama in een literair aanspreekbare vorm te gieten. Peeters heeft het nagelaten een verhaal geloofwaardig te ontwikkelen en zijn personages een gezicht te geven. De logische anonimiteit van een reeks 'ontelbaren' is daarvoor geen excuus.
Elvis Peeters volgt de overstroming van autochtonenland aan de hand van verschillende personages. De vloed die ze plots over zich heen krijgen, grenst aan het onvoorstelbare. Peeters vertelt het allemaal bloedserieus. Het boek gaat gebukt onder een dodelijk sérieux. Alles wordt daarenboven heel traag verteld. De emotionaliteit komt zo nog meer naar boven drijven. Waar is de suggestiviteit gebleven waarop Elvis Peeters een patent had? Nu verdrinkt hij in een vloed aan gebeurtenissen, en geen van de personages is voldoende uitgewerkt om een reddingsboei te zijn.
Het is wellicht geen toeval dat het boek niet aanraakt waarom de ontelbaren op de vlucht zijn. Zijn het economische vluchtelingen of zijn ze uit oorlogsgebieden weggedreven? Die reden is nochtans belangrijk: ze bepaalt in ons huidige politieke beleid de acceptatiegraad van een asielaanvraag. Door ze geen expliciete reden te geven, lijken de vluchtelingen een uniforme massa slachtoffers en het repressieve westerse land een gewetenloze schurkenstaat. Een dergelijke tegenstelling is misschien gemakkelijk om van te vertrekken, maar de complexe werkelijkheid haalt de geloofwaardigheid ervan meteen onderuit. Door zo'n karikatuur te maken van de problematiek schiet 'De ontelbaren' in alle naïviteit zichzelf in de voet.
We zijn van Elvis Peeters anders gewoon dan dit soort literatuur als stereotiepe explicitering van een warrige boodschap. Deze roman weet niet waar hij naartoe wil, en dat laat zich voelen. 'De ontelbaren' is in het licht van de rest van Elvis Peeters' oeuvre een teleurstelling.
31/12/2005
Elvis Peeters' publieke leven heeft altijd in het teken gestaan van woorden. Dat was al zo als zanger en tekstschrijver van het ter ziele gegane legendarische Nederlandstalige collectief Aroma di Amore. Daarna ontwikkelt hij zich als een echte artistieke duizendpoot, die zich niet laat vastpinnen op één enkel genre. Hij legt zich niet alleen toe op muziektheater, maar publiceert sinds 1990 ook theater, verhalen, een roman, een libretto, kinderboeken en hoorspelen.
Na Spa (1998) verschijnt nu een tweede roman van zijn hand. Met De ontelbaren heeft Elvis Peeters geen vrijblijvend boek geschreven. De migratierealiteit aan het begin van deze eeuw is voor hem de aanleiding tot een asgrauw toekomstvisioen. Het rijke Westen krijgt in de roman plotseling letterlijk af te rekenen met miljoenen vluchtelingen. De heersende ingebeelde luxe-angst verandert hier in een groteske realiteit. Door die uitvergroting duwt de schrijver je met de neus op de zieke werkelijkheid. Het geweten geschopt, zoveel is zeker.
In deel één doolt een naamloze verteller uit het Oosten over land richting zee. "Ik was voorzichtig, bewoog niet, terwijl ik in gedachten de weg aflegde die voor me lag, want in geen geval wou ik terug. In tegenstelling tot wat de vrijheid, die er ook voor mij is, zou doen vermoeden ging ik niet waar ik wilde: ik moest me houden aan door anderen afgebakende paden." Dat het niet om een plezierreisje gaat, mag dan al duidelijk zijn. Het geheel baadt in een beklemmende en donkere sfeer. Mensen en plaatsen krijgen in dit eerste deel bewust geen naam, wat de vervreemding alleen maar groter maakt. De nadrukkelijke zintuiglijke observaties van de verteller zorgen ervoor dat de somberheid en desolaatheid uitermate voelbaar worden. Vooral het reukorgaan krijgt het in deze hongerige en verpauperde werkelijkheid hard te verduren.
Inhoudelijk doet de auteur zijn best om deze proloog ook mysterieus en daardoor 'vreemd' te maken. Bizarre tekens en onduidelijke ontmoetingen. Gevechten zonder helder motief of reden. De dubieuze en soms weinig flatterende verhouding van de ik met een doofstomme prostituee. Zijn enige echte missie is om dit land/continent te ontvluchten en uiteindelijk weet hij met duizenden lotgenoten in te schepen in een wrak in de haven. Dat weinig comfortabele lot heeft hem wel zijn geld, zijn vrouw en heel wat waardigheid gekost: "Mijn hoofd murw van het dreunen van de turbines, dof van de stank, olie, braaksel, diarree, zweet, pis, bestorven adem, rotte groenten, rottend fruit, de opsomming alleen al, suf van het nutteloze denken: geen zinnige gedachte reikte verder dan een punt van de boeg." Na die helse overtocht belandt hij in een kamp op het strand van het beloofde land. En daar voltrekt zich de nachtmerrie van Fort Europa: "We voelden het, de zenuwachtigheid, het ongeloof, een vierde schip, overstemd door het gebrul van de vrachtwagens, de helikopters, het onafgebroken aanspoelen van de zee en de wrakken, de volgende golf mensen, zoals wij, zoals zij, zoals jullie, die over het strand werd uitgebraakt. Ze kwamen handen te kort om ons aan wal te brengen, om ons tegen te houden. Een vijfde schip."
In het tweede deel verruilen we het 'vreemde' oord voor een heel Vlaams aandoende setting en verschuift het perspectief naar enkele dorpsbewoners. Zij zien de niet te stelpen toevloed van vluchtelingen met lede ogen aan. In het begin althans, als het besef en de omvang van de feiten nog niet echt zijn doorgedrongen. Maar al snel loopt het uit de hand en wordt hun leven onherroepelijk ontwricht. Het schrikbeeld van vele Vlaamse stemmers wordt in deze roman bewaarheid: "Wat we hadden gekregen was de voorhoede die in onze parken en op onze pleinen neerstreek, in onze bushokjes sliep, in scholen en tenten werd opgevangen, nu kwam de hoofdmacht, miljoenen en miljoenen over alle grote wegen in het Westen, het vrachtverkeer viel stil, forenzen konden niet op hun werk komen, formulieren werden niet ingevuld, orders niet gegeven, het ging te snel, hoe traag de meute ook vorderde, en ze waren met te veel, te veel."
Elvis Peeters slaagt er via deze fictieve, bijna apocalyptische uitvergroting van de realiteit in om de zere plekken van onze huidige westerse maatschappij pijnlijk bloot te leggen. Als de vluchtelingen een deel van de rijke westerse koek meestal vreedzaam maar wel dwingend komen opeisen, moeten de bewoners lijdzaam toekijken: bomen worden gerooid, bossen bewoonbaar gemaakt, huizen ingenomen, groente en vee verdwijnen in de hongerige monden. Peeters doet dat uiterst suggestief, dikwijls geloofwaardig en soms glashelder: "De vreemdelingen liepen er vredig bij, ze wisten dat ze zochten, dat ze zouden vinden en dat ze het zouden krijgen, ze zagen het met eigen ogen dat het allemaal aanwezig was, dat wij het probeerden te verbergen, maar dat ons daarvoor het geduld ontbrak, dat wij hetzelfde wilden als zij, dat het enige verschil was dat wij het al bezaten en als de dood waren het te verliezen en het daarom hardnekkiger vastklampten, zodat hoe meer we het loochenden hoe meer het ons verraadde."
Wanneer de exponentieel aangegroeide bevolking een serieuze bedreiging vormt voor het zich in haar luxe wentelende Europa, wordt het leger op gewelddadige en bloedige wijze ingeschakeld. Lokaal rijzen de burgermilities uit de grond en er wordt straffeloos geëxecuteerd dat het een lieve lust is: "Uit een zijstraat kwam een vuilniswagen gereden. Aan alles was gedacht. 'Ze blijven hier niet liggen stinken.' Achter de wagen liepen vier mannen, gehandschoend, ze namen de twee aan twee de lichamen bij de armen en benen, slingerden ze in de laadbak. Om de tien of elf lijken werd de pers in werking gezet. Hij kon het gruizelige breken van de schedels, wervels, het knappen van spieren horen, voor hij de deur achter zich dichttrok. De roestrode afdruk van zijn voetzool op de treden. Hij had in een plas bloed getrapt."
Dit tweede deel snijdt als omgekeerde parabel knap de migratiethematiek aan en stelt de ongelijke en oneerlijke verdeling van de rijkdom in de wereld demonstratief en scherp aan de kaak. Toch heeft dit deel soms een beetje te lijden onder de overdrijvingen en de karikaturale -- zij het zeker niet eenzijdige -- portretteringen van de 'locals' en nieuwe inwijkelingen. Want ook al gaat het de dorpsbewoners in de eerste plaats om het redden van have en goed, toch tonen ze -- tussen het krampachtig vastklampen aan de eigen verworvenheden en bezittingen door -- af en toe begrip voor de situatie van de vluchtelingen. Ze erkennen de ellende van de ander: "'Ja', zei hij, 'een ellende dat is het, voor ons, voor hen, maar voor hen is het gewoon, wij moeten het leren'". Ze zien dat hun bestaan bedreigd wordt en zijn zich er ten volle van bewust: "'Zij, wij? Hoe lang gaat dat verschil nog op?'" Als er onder de vluchtelingen iemand wordt gevonden die kan bemiddelen, legt ook hij de vinger op de open wonde en is zijn conclusie even simpel als realistisch: "het is niet jullie probleem, niet hun probleem, niet mijn probleem, het is ons probleem allemaal."
Al trekken sommigen zich gewapend terug in streng bewaakte woonwijken, waar ze veel geld neertellen voor zogenaamde rust, uiteindelijk is het voor de meesten duidelijk dat er tegen deze onstuitbare migratiegolf niks te beginnen valt: "Ergens moest een verklaring zijn, een fundament, een reden, een doel voor de komst van deze mensen: je wou niet zomaar met je kop tegen een muur lopen. Maar verder dan je eigen muren kwam je niet, ten slotte, gaf je toe. Uiteindelijk wachtte je af, onderging je de gebeurtenissen zoals ze zich aandienden, had je geen enkel verhaal tegen het hunne."
In het epiloogachtige en summiere derde deel stappen we opnieuw in de voetsporen van de naamloze verteller -- of is het een andere? Samen met medevluchtelingen tracht hij geruisloos op te gaan in de uitdijende massa: "Voorbij het volgende huis, dacht ik, voorbij de volgende weg, voorbij de volgende horizon."
Jammer dat Elvis Peeters zijn ontluisterend toekomstvisioen en zijn scherpe, niets ontziende maatschappelijke analyse geen inhoudelijk en verhaaltechnisch sterk of geloofwaardig vervolg kan geven. Daarvoor breekt de vertelling te abrupt af en hangt het slot aaneen van wazige suggesties en al te nadrukkelijke symboliek. Het ontbreken van enig fundament of oorzaak voor de immense volksverhuizing tast trouwens af en toe de authenticiteit van deze aparte roman behoorlijk aan. Peeters haalt misschien niet altijd het niveau van enkele van zijn prachtige, bevreemdende en stilistisch verfijnde kortverhalen -- die o.a. verzameld werden in zijn bundel Calvados (2001) --, desalniettemin zorgt deze doordachte en onheilspellende literaire fantasie voor de nodige hoogtepunten. De gedurfde dissectie van onze westerse maatschappij, de kritische beschouwingen over ons elitair en vals democratisch systeem en de genadeloze confrontatie met de harde realiteit maken van De ontelbaren een knappe en geëngageerde roman. Dit kritische en unieke geluid in de Nederlandstalige letteren verdient vele lezers. [Jan Bettens]
2/ei/30 m
Elvis Peeters spiegelt ons in zijn nieuwe roman een schrikbarend beeld van een mogelijke toekomst voor. De migratiestromen zijn niet meer in te dijken, miljoenen en miljoenen vreemdelingen overspoelen het Westen. Ze komen van overal, maar niemand weet waarom ze er plots zijn. Hun komst ontwricht bruusk de alledaagsheid van de gezinnen die dachten een rustig kabbelend bestaan te hebben verworven. In het eerste deel van 'De ontelbaren' volgen we een vluchteling die in ik-perspectief vertelt over zijn lotgevallen. Hoe hij moeizaam de zee bereikt, daar spaart en steelt tot hij met de hulp van mensensmokkelaars aan boord kan gaan van een schip dat hem naar het beloofde land zal brengen. Peeters creëert op dwingende wijze een vorm van empathie bij de lezer, wil ons als het ware doordringen van de miserie waarmee een haveloze overspoeld wordt. Net op het moment dat die boodschap prekerig dreigt te worden, switcht de auteur zijn vertelperspectief. Nu zijn de mensen in het Westen aan het woord. Hun bestaan komt geleidelijk op losse schroeven te staan, nu hun bossen, velden, spoorwegbermen en scholen worden ingepalmd door hordes vreemdelingen. De economie valt stil, bedrijven zetten hun productie stop, arbeiders raken hun job kwijt, levensmiddelen worden schaars en de overheid zit met de handen in het haar. Sommigen proberen van de nood een deugd te maken, anderen richten burgerwachten op en beginnen de nieuwkomers systematisch te executeren. Maar die zijn inmiddels talrijker en slaan terug. De boodschap van Peeters, hoewel overdreven uitvergroot, is duidelijk: de toenemende welvaartskloof in de wereld is ook voor ons, rijke westerlingen, een bedreiging. Aan relevante en boeiende thema's dus geen gebrek, alleen spijtig dat ze wat langdradig zijn uitgewerkt.
Elvis Peeters, De ontelbaren, Podium, E 15
Annemiek Buijs
Tweede roman van de Vlaamse zanger/auteur Peeters [1962], die in 1998 zijn romandebuut maakte met 'Spa' en daarnaast ook kinderboeken, theaterteksten en gedichten schreef. 'De ontelbaren' is een symbolisch/futuristische roman over de rijke Westerse samenleving, die overspoeld wordt door ontelbare economische vluchtelingen. Ze zijn met velen en vormen als het ware een mensenplaag. Ineens liggen ze te slapen in jouw portiek of stelen de bloemkolen uit jouw moestuin. De politiek heeft geen antwoord, de samenleving (België) raakt ontwricht en de zaak escaleert in een bloedige burgeroorlog. De perspectiefwisselingen van de hoofdpersonen, zowel allochtonen als autochtonen, belichten de problematiek van twee kanten. Een boeiende roman over mensensmokkelaars, mensonterende vluchtpogingen en het verlangen naar fortuin, die dicht op de huid van de lezer zit, met oog voor alle betrokkenen, maar nergens racistisch. Hopelijk zal het in deze roman geschilderde doemscenario en angstaanjagende toekomstbeeld nooit werkelijkheid worden. Voor een breed (in integratievraagstukken geïnteresseerd) publiek. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.