Mendelssohn op het dak : roman
Jirí Weil
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Van Gennep, 2012 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 11458 |
15/09/2012
Leven met de ster is een heruitgave met een geheel herziene vertaling van De ster van Josef Roubíček, een indringende roman van Jiří Weil (1900-1959). De oorspronkelijke Tsjechische versie kwam uit in 1949, net na de communistische machtsovername en net voor de auteur uit de Schrijversbond gegooid werd en als persona non grata verder kon leven. Want met zijn minutieuze verslag van een bestaan als jood in bezet Praag, drager van de infame gele ster, was ook het nieuwe regime niet opgezet. De ik-verteller dient zich van op de eerste bladzijde bij de lezer aan als een volslagen geïsoleerde man op een steenkoud zolderkamertje, waar hij alleen een slaapzak, enkele boeken, een tafeltje, een zwerfkat en een potkacheltje heeft, waarin hij alles wat brandbaar was van zijn meubelen verstookt heeft. Buiten Tsjechië woedt de oorlog en binnenlands is een grimmige jacht op de joden aan de gang. De eisen van de bezetter worden almaar meer opgeschroefd, boden brengen Roubíček thuis steeds nieuwe verordeningen en eisen. Hij moet een ster dragen, in de tram en op straat wordt hij vernederd en bespot, geleidelijk wordt hem alles afgenomen, leven wordt overleven. Hij sukkelt van het ene hem opgedrongen rotbaantje in het andere met maar één zorg: zo min mogelijk opvallen door te zwijgen en te gehoorzamen. Rondom hem worden bezittingen en huizen in beslag genomen en — het ergste van al — zijn de transporten op gang gekomen, waarin grote aantallen geloofsgenoten van elke leeftijd en kunne in stampvolle treinen worden weggevoerd. Op een bizarre manier lijkt de vervolging hem te sparen: in de kaartenbak is zijn fiche blijven steken en Roubíček wordt voorlopig als bij wonder gespaard. Maar elke dag opnieuw wordt hij geterroriseerd door de angst, die tussen de kale, gebarsten muren hangt. Een uitlaatklep vormen de herinneringen aan zijn verdwenen geliefde Ružena, met wie hij ooit naar het buitenland wilde vluchten. Fragmenten uit hun vroegere romance duiken op in zijn verhaal, met Ružena kan hij in zijn verbeelding gesprekken voeren, die hem kracht geven. Tot in de uiterste nood, nadat hij Ružena’s doodsbericht heeft vernomen op zijn verjaardag, het besef bij hem doorbreekt dat hij weer moet leven, zich inwendig vrijmaken, van alles onthecht, in opperste eenzaamheid zijn slaafse leventje te boven komen, de dood in het aangezicht uit te lachen, een nieuwe, aan de angst ontwortelde Roubíček te worden.
Weils ontroerende relaas is indrukwekkend. De woorden 'Duitser' of 'nazi' komen in het hele boek niet voor, ze heten 'die lui', de kampen worden omschreven als 'het circus', en 'Theresienstadt' als 'de oude vestingstad', wat de roman uit de tijd tilt, een tijdeloos karakter geeft, het verhaal tot een exempel van grootse levensmoed maakt.
Weil wist waarover hij schreef: zelf was hij ooit opgeroepen voor transport. Hij organiseerde een fictieve zelfmoord en dook onder. Van ene onderduikadres naar het andere kon hij uiteindelijk de bevrijding meemaken. Het verslag van Roubíčeks ervaren is aangrijpende literatuur, een ongemene levensles, die zich moeiteloos schaart tussen groten als Primo Levi of Imre Kertész.
[Jos Van Damme]
Redactie
Jirí Weil (1900-1959) studeerde in Praag Slavische talen en was in de jaren 1922 tot 1931 verbonden aan de diplomatieke missie van de Sovjet-Unie in de Tsjechoslowaakse hoofdstad. In de oorlog moest hij als jood onderduiken. Van 1950 tot 1958 was hij verbonden aan het Joods Museum in Praag. Zijn houding tegenover de Sovjet-Unie was kritisch. Na de communistische machtsovername in Tsjechoslowakije werd Weil uit de schrijversorganisatie gestoten en getroffen door een schrijversverbod. Zijn romans uit de naoorlogse periode hebben vooral het lijden van de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog tot thema. De ik-figuur uit de roman is een straatarme Praagse jood, drager van een jodenster. Door een speling van het lot verliest hij zijn (ambtelijke) identiteit: zijn persoonskaart bleek te ontbreken in de cartotheek. Zo ontsprong hij deportatie naar een concentratiekamp. In een ironische, zakelijke stijl beschrijft Weil het bittere lot van een joodse underdog onder de nazi-bezetting. De vertaling van Kees Mercks, in 1989 verschenen als 'De ster van Josef Roubicek', is voor deze herdruk geheel herzien. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.