Zout
Marc Reugebrink
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij Antwerpen, 2012 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : OVER LITERATUUR-SCHRIJVERS : 823 REUG |
Dirk Leyman
i /un/23 j
Schrijver en Gouden Uilwinnaar 2008 Marc Reugebrink mag graag met een zeker aplomb de rol van intellectueel geweten cultiveren. Hoezeer hij ook de milde ironie van deze positie beseft, toch blijft hij in zijn geschriften een eenmansvendetta voeren tegen vooral de neoliberale samenleving en de manier waarop ze het literaire bedrijf in de klauwen heeft én zou vervlakken. Tegelijk wil hij voortdurend de waarde van literatuur en kunst aantonen, iets wat "allang geen kwestie van keuze meer" is, maar "op het gevaar af maar weer eens pathetisch te klinken - een lotsbestemming". En bij dat streven komt zeker ook een portie romantiek om de hoek kijken.
In Het geluk van de kunst bundelt Reugebrink nogal uiteenlopende teksten. Het gaat zowel om opiniestukken uit De Standaard en De Morgen, teksten geplukt uit zijn blog, gelegenheidsredes of essays uit literaire tijdschriften. De houdbaarheid van bepaalde bijdragen is zelfs alweer verzwonden, zoals tirades tegen voormalige KU Leuven-rector André Oosterlinck of 'springkonijn' Pascal Smet. Sommige teksten zijn meer dan twintig jaar oud, andere ruim elf jaar. Iets strenger selecteren had dus allerminst kwaad gekund.
Een van de sleutelessays is de reflectie over het literaire circus 'Het geluk van de prijs', nadat Reugebrink onverwacht de Gouden Uil voor Het grote uitstel in de schoot viel. De toon is ietwat zeurderig en tekortgedaan, een euvel dat het hele boek durft aan te kleven. Literatuur bepaalt niet langer de agenda, stelt Reugebrink. En helemaal kort door de bocht: ze maakt hoogstens nog deel uit van "een marktgedreven amusementsindustrie". Alsof er buiten dat carcan geen schrijvers doorbreken of ontdekt worden of er zich weinig aan gelegen laten liggen.
Reugebrink wenst dat men teksten weer zou lezen "als wat ze in oorsprong waren en tot op de dag van vandaag nog steeds willen zijn": "ideologisch geladen interventies van auteurs in de publieke sfeer", een omschrijving die hij plukt uit De revanche van de roman van Thomas Vaessens (waaraan hij ook een beschouwing wijdt). En passant verklaart Reugebrink ook de literaire kritiek in krant- en weekblad dood, terwijl er in vrijwel alle Europese kwaliteitskranten nog hoogwaardige boekenbijlagen zijn met doorwrochte beschouwingen en recensies. Reugebrink heeft wel vaker last van blinde vlekken en gaat voorbij aan de feiten om zijn gelijk binnen te hengelen. Vaak spreekt hij zichzelf ook tegen: hij hekelt het feit dat jury's het 'literaire' te weinig aan bod laten komen als er prijzen worden verdeeld en het te veelvuldig over "maatschappelijke relevantie" of "over de authenticiteit van verwoorde gevoelens" hebben. Zijn soms uitgesponnen taalgebruik met een zware cadans maakt de essays er ook niet altijd helderder op.
Marc Reugebrink is op zijn best wanneer hij van zijn pedante stoel afdaalt en zich ongedwongen onderdompelt in literatuur. In de poëzie bijvoorbeeld, zoals de fraaie beschouwing over een liefdesgedicht van Hans Faverey, zij het dan in een tekst van 21 jaar geleden. Steeds weer blijft Reugebrink een zachte weerbaarheid prediken: "Misschien is het ook vandaag nog steeds de belangrijkste taak van de poëzie (en van andere kunsten): ons te herinneren aan ons eigen tekort en tegelijk daarmee ons verzet aan te wakkeren." Ook het essay over Cesare Pavese toont de kunde en de analytische geest van de aandachtige essayist. Voortreffelijk én persoonlijk is ook de bespiegeling over zijn nationale identiteit, hoezeer het voor de in Vlaanderen wonende Nederlander "nooit een issue geweest": "Ik begrijp uiteindelijk nog steeds niet alle nuance in een zinnetje als 'ik zie u graag' en vrees nog steeds dat wanneer ik het tegenover een autochtoon gebruik, ik een onbetamelijk voorstel doe."
Zeer zeker: Reugebrink bedrijft literatuur met een hoge inzet, zo blijkt uit elke vezel van Het geluk van de kunst. En dat siert hem. Maar misschien moet hij daar iets minder prat op gaan.
Marc Reugebrink
Het geluk van de kunst
De Bezige Bij Antwerpen, 215 p., 19,95 euro
Bert Van Raemdonck
il/pr/27 a
Theatermaker Stijn Devillé laat dezer dagen de bankencrisis aanklagen door zijn dochter van tien. Hij neemt haar daarvoor mee op tournee met zijn toneelstuk Hebzucht. Op hetzelfde moment draagt auteur Marc Reugebrink een nieuwe bundel kritische essays op aan zijn dochter van zeven. Beide meisjes heten Emma. Allebei worden ze betrokken bij de scherpe kritiek van hun vaders op de grote boze buitenwereld. Want vergis u niet: Reugebrinks boek heet dan wel Het geluk van de kunst, maar de bril waardoor hij naar de wereld kijkt, kleurt daarom nog niet roze.
Het geluk van de kunst bundelt essays en artikelen die Marc Reugebrink tijdens de voorbije jaren voor diverse media heeft geschreven, onder meer voor De Standaard. Vrijwel allemaal handelen ze over de rol en de betekenis van kunst en literatuur in neoliberale tijden. Ook de kortere journalistieke stukken waarmee deze essays zijn aangevuld ('dagwerk') concentreren zich vaak op dezelfde thema's: kunst en cultuur, maar ook onderwijs en de verpletterende invloed van het marktdenken in al die sectoren.
Terwijl artikelen over Cesare Pavese en Zbigniew Herbert vooral verstokte literatuurliefhebbers zullen boeien, ligt de kracht van Het geluk van de kunst in die hoofdstukken waarin Reugebrink beschouwingen maakt over cultuur in het algemeen.
Centraal staat het kerstessay dat hij vorig jaar in deze krant publiceerde. 'Ik ben een mens godverdomme', luidt een cruciale zin daaruit. Hoe stellig Reugebrink in veel van deze essays ook klinkt, hij toont alle zwaktes en twijfels die de mens eigen zijn en eist voor die zwakke mens wat meer mededogen.
Reugebrink buldert wanneer het over onzinnige plannen van voormalig Leuvens rector André Oosterlinck gaat ('de K van de KU Leuven is de K van Kul geworden'), of over terloopse ideetjes van VDAB-baas Fons Leroy ('dit soort gebazel riekt naar heropvoedingskampen'). Maar net zo vaak gaat hij op zoek naar nuance en de keerzijde van zijn eigen medailles. Hij klinkt dan aarzelend, zoekend en machteloos: 'Het doet aan de verontwaardiging, de woede niets af. Integendeel. Maar we staan voor het overige met de mond vol tanden. Ook wij weten niet hoe.'
Romantisch realisme
Als vurig verdediger van alles wat geestverheffend mag worden genoemd, voelt Reugebrink zich naar de marge verdreven van een volstrekt marktgedreven maatschappij. Zelfs in de cultuursector - vaak beschouwd als het laatste bastion voor kritische geesten - lijkt de uitverkoop van intellectuele waarden compleet.
Reugebrink werd zich daar scherp van bewust toen hij in 2008 totaal onverhoopt de Gouden Uil won. Met de bekroning van Het grote uitstel, een vernuftige roman over het aftakelen van oude waarden en zekerheden, stond hij als gedoodverfd 'B-statusauteur' ineens in het midden van een dolgedraaid literair circus. Het was een les in realisme en een oefening om niet in de lonkende val van het cynisme te tuimelen: 'Uiteindelijk moet men als auteur bestaan binnen wat nu eenmaal het geval is, ook al bestaat men voor zichzelf in de eerste plaats als iemand die tegen dat cynisme met elk boek opnieuw ten strijde trekt'.
Die mentale spreidstand tussen de romantische idee van de artistieke zingeving (schrijven als kwestie van leven en dood) en het realisme van de alledaagse mallemolen ('het is maar een spel') typeert de hele bundel. Reugebrink wordt gespleten door het besef dat zijn strijd voor intellectuele verheffing anachronistisch en dus nogal koddig aandoet. Tegelijk is hij zo bezeten van zijn eigen missie dat hij onverdroten voorop blijft gaan tegen de verloedering van de geesten: 'Als realisme bestaat uit het (gedwongen) kritiekloos aanvaarden van wat voor de werkelijkheid doorgaat, dan kan men maar beter romantisch zijn.'
Glad ijs
Het fijne aan Het geluk van de kunst is dat Reugebrink ook de confrontatie met scherpe tegenstemmen niet uit de weg gaat. Zo zoekt hij de discussie op met de conservatieve Britse arts en schrijver Theodore Dalrymple, die zich de inspirerende knuffel van Bart De Wever mag noemen. Reugebrink blijkt enkele ideeën over literatuur en ideologie met Dalrymple te delen, maar zoekend en argumenterend scheiden uiteindelijk onvermijdelijk hun wegen.
Reugebrink neemt soms ook stelling in tegen figuren die je op het eerste gezicht tot zijn eigen kamp zou rekenen. In Stéphane Hessel, goeroe van de indignados, ziet hij 'eerder het bewijs van onze onmacht dan een hoopvol symbool dat alles anders kan'.
De vrije en blije babyboomers van mei '68 wordt dan weer verweten dat ze een verloren generatie van pure consumenten hebben gekweekt.
En elders begeeft Reugebrink zich echt op glad ijs, wanneer hij bepaalde literatuur van Auschwitz-survivors (zoals G.L. Durlacher) afwijst als 'volstrekt overbodig en mislukt'.
Marc Reugebrink zoekt in dit boek voortdurend de grenzen van een eigen 'tussenpositie' op. Het is een plek tussen schreeuwen en stamelen, maar ook tussen het nieuwe thuisland België en de onoverkomelijkheid van de oranje heimat. 'Trouw blijven aan wat blijvend wil ontkomen', zo luidt Reugebrinks devies. Het lukt hem met dit boek vol uiterst actuele, brandend relevante en prikkelende teksten wonderwel.
Ergens in dit boek stelt Marc Reugebrink voor om alleen nog positieve recensies te schrijven. Over Het geluk van de kunst was dat alvast niet moeilijk.
DE AUTEUR: Nederlands schrijver die in Vlaanderen woont. Winnaar van de Gouden Uil in 2008.
HET BOEK: een essaybundel met centraal het jongste kerstessay van De Standaard.
ONS OORDEEL: actueel, relevant en prikkelend.
MARC REUGEBRINK
Het geluk van de kunst.
De Bezige Bij Antwerpen, 216 blz., 19,95
15/01/2013
Wellicht is in geen enkele maatschappijvorm ooit de mens de maat van alle dingen geweest. Maar waarschijnlijk is het ding, het product, nooit sterker en explicieter dan vandaag de maat van alle mensen geweest. Deze gedachte ligt aan de basis van het merendeel van de essays verzameld in Het geluk van de kunst. Reugebrinks bespiegelingen laten een interessante spanning zien tussen twee schijnbaar tegenstrijdige fenomenen: enerzijds een ervaring van normloosheid en grenzeloosheid, anderzijds de constatering dat er (nog) slechts één norm geldt, namelijk die van het economische rendement.
In Het geluk van de kunst bekommert Reugebrink zich over de maatschappij in het algemeen, maar in het bijzonder over de positie van de literatuur en de literaire auteur daarin. De auteur dient het beeld van vrijheid en autonomie op te hangen waarachter ‘onderhorigheid aan de dictatuur van de markt’ schuilgaat.
Met een mengeling van zelfspot en sérieux buigt Reugebrink zich over ‘de klaarblijkelijke irrelevantie’ van het geschrevene ‘in de “echte” wereld daarbuiten’. Schrijven is in deze context niet minder dan ‘een oefening in metafysisch denken’. Hoe amusant dergelijke passages ook zijn, Reugebrink beperkt zich niet tot ironie, en evenmin tot het hooghartig afserveren van de barbaarse ander. Hij wijst de literatuur zelf op de ‘verantwoordelijkheid’ die ze draagt ‘voor haar isolement’. Wil literatuur in de maatschappij ‘een leidende rol’ spelen, zo suggereert Reugebrink, dan moet ze méér te bieden hebben dan louter deconstructie van waarheden en démasqué van waarden — ze moet zelf waarheden en waarden in huis hebben. Om een en ander aan het licht te brengen is bovendien een literatuurbeschouwing nodig die bereid en toebereid is om literaire teksten te lezen als ideologische en cultuurkritische interventies. Reugebrink hekelt met name de Nederlandse traditie van de ‘tekstimmanente benadering’ en de haast dwangmatige waardevrijheid van de literaire kritiek, waarin ‘anything goes al snel verwerd tot nothing matters’.
Reugebrink weigert expliciet dat anything goes gelijk te schakelen met postmodernisme of het als een doorgeschoten vorm van ideologiekritiek of deconstructie te zien. Niettemin laat hij zich kritisch uit over een vorm van kritiek die tot intellectuele tic en epigonisme verworden is. Hij merkt op dat tijdens zijn opleiding de waarheid al gedeconstrueerd was voor ze überhaupt geformuleerd was, wat in zijn ervaring een ongemakkelijk waardevrij vacuüm creëerde.
Naast persoonlijke en cultuurkritische opstellen bevat Het geluk van de kunst enkele zeer lezenswaardige essays over literatuur. Reugebrink slaagt er in deze essaybundel in zich gedurig kwetsbaar en tegelijk principieel op te stellen. Bij momenten koketterend met zijn positie in de marge van de dominante cultuur, lijkt hij vooral goed aan te voelen dat dergelijke pedanterie in de constellatie die hij beschrijft het ultieme zwaktebod is. Bovenal toont hij zich in deze essays een voortreffelijk stilist, die de vaak gelijklopende redeneringen toch steeds weer fris weet te doen klinken.
(Dit is een abstract van een artikel van Sven Vitse. De volledige tekst is verschenen in De Leeswolf 5 2012.)
[Sven Vitse]
Theo Vos
De in Gent woonachtige Nederlandse auteur won in maart 2008 met zijn roman 'Het grote uitstel' de Gouden Uil, de prestigieuze Vlaamse publieksprijs voor literatuur. Ironisch genoeg en tot zijn grote verbijstering want R. trekt in de hier gebundelde essays over cultuur en literatuur, veelal eerder gepubliceerd in De Standaard en andere Vlaamse kwaliteitsmedia, fors van leer tegen de vervlakking van de maatschappij. Tegen het marktdenken zoals dat in alle sectoren overheerst, waardoor kunst en literatuur ook op school in de marge gedrukt zijn. Hij neemt de literatuur zeer serieus; schrijven is voor hem een existentiële behoefte, maar hij beseft ook dat zijn strijd voor alles wat geestverheffend is in deze tijd als anachronisme beschouwd wordt en benoemt dat als de spagaat tussen realisme en romantiek. In een tijd dat kunstuitingen door de politiek tot 'linkse hobby's' gemarginaliseerd worden, klinkt in deze aarzelende, zoekende en soms wanhopige stukken een zeer relevante en prikkelende tegenstem, met naast actuele cultuurkritiek ook gedreven stukken over schrijvers en poëzie.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.