Hersenschimmen
J. Bernlef
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Querido, 2012 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 12351 |
15/03/2013
De vijfenzeventigjarige Bernlef is al vijftig jaar actief als auteur, speciaal dan als dichter (want zo is zijn indrukwekkende loopbaan gestart). De dichter zorgde zelf voor de samenstelling voor deze omvangrijke keuze uit zijn gebundeld werk, vanaf Kokkels (1960) tot en met Kanttekeningen (2010). Dergelijke zelf samengestelde bloemlezingen hebben het voordeel dat ze de dichter portretteren zoals hij dat zelf het liefst ziet. Een nadeel is dat de auteur zich niet genoodzaakt ziet om een getrouw literair-historisch beeld op te hangen en al evenmin om zijn keuzes en zijn editieprincipes toe te lichten. In dit geval heet het wel bijzonder bondig: ‘Bij het selecteren van de gedichten zijn hier en daar kleine wijzigingen aangebracht.’ Even heb ik mij afgevraagd of deze 'Verantwoording' geen speels slotgedicht is, geheel in de stijl van de relativerende toon van Barbarber, waar Bernlef zijn eerste stappen als dichter zette. Nee dus.
Informatie over de gemaakte keuze krijg je dus niet. Wie echter deze verzamelbundel vergelijkt met eerdere door de dichter gemaakte keuzes uit zijn werk, stelt enkele eenvoudige principes vast. Allereerst is er in dit nieuwe boek veel plaats ingeruimd voor het recente werk. De bundels vanaf 2000 nemen ongeveer een derde van de bladzijden in; zij zijn vrijwel integraal opgenomen. Daar staat tegenover dat het aandeel van de eerste periodes in Bernlefs dichterschap bij elke heruitgave van de verzamelde gedichten is afgenomen. Ik heb daarbij de indruk dat de dichter dat vroege werk nooit meer ter hand neemt, maar zich beperkt tot de selectie die een aantal jaren eerder daaruit is gemaakt. Verrassingen zijn hier dus niet terug te vinden, en ook van heroriëntering is geen sprake. Soms is een gedicht weggevallen in een samenhangende reeks. Al die informatie wordt echter aan de lezer ontzegd.
Het best kan men Voorgoed daarom bekijken als een omvangrijke dichtbundel. Dat past ook wel bij de manier waarop Bernlef gaandeweg zijn oeuvre alsmaar meer als een geheel is gaan uitwerken. In feite vormen zelfs de diverse genres die hij beoefent — hij is ook een begenadigd essayist en een belangrijk prozaschrijver — componenten van een overkoepelend project. In zijn gedichten worden vaak ideeën uitgewerkt die ook elders beschreven staan.
Een uitgave als deze projecteert dat artistieke project als het ware terug naar het verleden. Lange tijd was er het beeld van Bernlef als een typische Barbarber-schrijver. Barbarber was een geruchtmakend tijdschrift uit de jaren zestig dat, wars van ieder programma of elke artistieke pretentie, teksten verzamelde en schreef. Het blad was een plaats voor leuke ready-mades en grapjes, waar de realiteit (in haar banaliteit en haar voorspelbaarheid) het haalde op de pretenties van avantgardekunst. Gaandeweg is echter gebleken dat die visie voorbijging aan de ernst waarmee in feite onderzoek werd gedaan naar wat men vandaag de mechanismen van waarneming en cognitie noemt. Al in zijn eerste periode is Bernlef intens bezig met de manier waarop mensen dingen (menen te) zien, hoe in feite nieuwe informatie aansluit bij specifieke verwachtingen. Veel van zijn gedichten brengen het verwachte en het onverwachte samen, en op die manier wordt een effect van kortsluiting gerealiseerd dat vaak humoristisch overkomt. Het bekende openingsgedicht ‘Opdracht’ beschrijft zo dagelijkse objecten (een scheermesje, een touw, een badkuip) die aan de ene kant als gebruiksvoorwerp worden gebruikt, maar tegelijk ook instrumenten voor een zelfmoordpoging lijken te zijn. De titel is dan ook meerzinnig. Dat soort ambivalentie is, zeker bij het vroegere werk van Bernlef, wel vaker terug te vinden. Het toont aan hoe zijn werk zeker niet vrijblijvend genoemd kan worden.
Gaandeweg wordt het aandeel van die observaties kleiner, of liever, anders. Vanaf de jaren zeventig evolueert de poëzie van Bernlef veel meer in de richting van een beschouwende lyriek. De dichter schuwt niet langer abstracte woorden en ingewikkelde denkpatronen, wel integendeel. Zijn werk wil die denkprocessen daadwerkelijk tonen en beschrijven, wil het bewustzijn doorgronden. Zowel de mogelijkheden van dat bewustzijn als de beperkingen komen daarbij aan bod. De band tussen taal en werkelijkheid, tussen taal en ik wordt haarfijn afgetast en geanalyseerd, maar tegelijk gebeurt dat met gebruikmaking van alle denkbare poëtische principes. Bernlef wordt een psycholoog en een filosoof, maar vooral een dichter die dieper wil graven dan wat de werkelijkheid laat zien. In die optiek krijgt het bewustzijn een steeds belangrijker rol, en niet verwonderlijk wordt met het ouder worden vooral de herinnering steeds prominenter. De aanvankelijke speelse verwondering maakt zo plaats voor het stellen van vragen, voor het zoeken naar antwoorden die er klaarblijkelijk nooit zullen zijn. Vooral die zoektocht neemt indrukwekkende proporties aan, doordat Bernlef er vrijwel perfect in slaagt informatie te doseren. Hij vertrekt van ogenschijnlijk verwaarloosbare details om tot omvattende levensvragen te komen, en die overgang van het specifieke naar het algemene, van het concrete naar het abstracte verloopt doorgaans vanzelf. Tegelijk opent Bernlef een brede blik op onze moderne cultuur en maatschappij, met oog voor jazz en plastische kunsten, maar ook voor de grote maatschappelijke uitdagingen. In die zin is allerminst een wereldvreemde dichter. Dat alles maakt zijn poëzie leesbaar en, vooral, herleesbaar. Wie aan Voorgoed begint, blijft aan deze poëzie gebonden: voorgoed. [Dirk De Geest]
Albert Hagenaars
Gelukkig heeft de titel van dit derde totaaloverzicht van de poëzie van Bernlef (1937) meer duidingen, anders zou je denken dat hij met het genre was gestopt - en dat terwijl het naar zijn zeggen de kern van zijn oeuvre vormt. Het betreft een selectie (uit de eerste bundel van 1960 t/m de laatste van 2010), geen integraal aanbod, en dat is, hoewel de gemiddelde kwaliteit zodoende kon stijgen, jammer. Zo zijn bijv. uit de eerste twee bundels elk nog maar zes teksten bewaard. Eens te meer wordt duidelijk hoezeer Bernlef een bestendige waarde in onze dichtkunst vertegenwoordigt. Met een schijnbaar eenvoudige zegging, die vaak zelfs prozaïsch overkomt, schoof hij in vijftig jaar gestaag op van verschuivingen in wat wij als de waarneembare realiteit zien tot meer meditatief gericht werk. In de meeste gedichten ontlopen prikkels tot nadenken en aanzetten tot gewaarworden elkaar niet. Slotsteen of niet, deze kloeke bloemlezing vormt de bekroning van een even integer als gedreven dichterschap. Dit is de laatste regel: 'Na het woordje ‘einde’ staan alle woorden open'.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.