Het onvermijdelijke toeval : een liefdesroman (of twee)
Martin Mosebach (Auteur), Gerrit Bussink (Vertaler)
Beschikbaarheid en plaats in de bibliotheek
ARhus - De Munt magazijn
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Nieuw Amsterdam, 2012 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 10204 |
Besprekingen
15/10/2012
De eerste in het Nederlands vertaalde roman van Büchnerprijswinnaar Martin Mosebach (1951) toont iets onthutsends: een schrijver kan vertellen zonder dat hij iets te vertellen heeft. Een vrouw vraagt haar 35-jarige man hoe het was voor hij haar kende. Daarop doet hij, af en toe onderbroken door haar vragen en commentaar, het verhaal van hoe hij een halfjaar alleen in Frankfurt woonde: een woning in een oud huis in een rustige buurt, maar met een geheimzinnige huurder die hij alleen van het naambordje als ene baron Von Sláwina kent. Hoe hij wordt uitgenodigd op de mondaine bijeenkomsten bij de gefortuneerde familie Hopsten, met het ogenschijnlijk volmaakte echtpaar Bernward en Rosemarie en hun kinderen Titus en Phoebe. Daar leert hij ook de zelfingenomen gewezen minister Schmidt-Flex kennen, zijn sociaal weinig gewaardeerde zoon Hans-Johst en diens vrouw Silvi. In het gezelschap duikt ook de wat dubieuze Libanese zakenman Joseph Salam op en de imposante interieur- en schoonheidsspecialiste Helga Stolzier. Tussen die personages ontspinnen zich zakelijke en amoureuze intriges, weinig blijkt te zijn wat het schijnt en aan het slot zijn de verhoudingen duchtig door elkaar geschud. De aanvankelijke vraag wordt tussen neus en lippen beantwoord, maar eigenlijk interesseert dat antwoord de lezer niet omdat de ik-verteller noch zijn geliefde ooit contouren hebben gekregen. Er wordt gefocust op het societymilieu, op het wel en wee van enkele personages, die wat men noemt ‘raak worden geobserveerd’.
De schrijver vertelt als een epigoon van Thomas Mann, bloemrijk, uitgesponnen, met een voorkeur voor het concrete detail en de hebbelijkheid voortdurend vergelijkingen te maken. Die zijn behoorlijk nadrukkelijk, op het potsierlijke af. ‘Hij was geen nicotineverslaafde, een sigaret op zijn tijd was voor hem een verfrissing als een bedauwde appel in de herfst op een weiland in de Taunus.’ De grens van de (edel)kitsch wordt geregeld overschreden: ‘Zonder haar lichaam zweeg ze, met haar lichaam was ze heel spraakzaam, de welluidendheid waarmee ze sprak, was slechts de voorbode van het grote concert dat haar huid, haar lippen, haar schouders en borsten onafgebroken als een madrigaal bleven zingen en spreken.’ De auteur lijkt uit op psychologisch en sociologisch inzicht, maar raakt geen moment verder dan psychologie van de koude grond en stereotypen. Een paar passages (over een kastanjeboom, een kaketoe, de achtervolging van een meisje in Egypte) laten even iets oplichten van het surplus dat literatuur kan bieden, maar staan dan weer zo geïsoleerd in het voorspelbare geheel dat ze Fremdkörper blijven. En ook daar vergaloppeert de schrijver zich: ‘Als dit kind zou huilen dan zouden haar tranen schone straten door het stof op haar jonge marsepeinen huid spoelen.’ Er zijn mensen die zich graag vergapen aan figuren van koninklijken bloede, misschien geldt hetzelfde voor lezers en fictieve societyfiguren, lijkt Mosebachs redenering. Dat hij in zijn mooischrijverij geregeld uitglijdt, de compositie van zijn roman met haken en ogen aaneenhangt en zijn schrijverschap zo gecontroleerd is dat het geen ruimte meer laat voor verbeelding of nieuwe gedachten bij de lezer, laat een holle indruk na.
[Erik de Smedt]
J. IJbema
Door de Duitse kritiek luid bejubelde literaire roman, die een blik biedt in het societyleven van een familie uit de Frankfurter bourgeoisie en haar gasten. Bij de beschrijving hiervan demonstreert de auteur een groot stilistisch vermogen, dat doet denken aan Thomas Mann en Marcel Proust. De fabel is totaal ondergeschikt aan de precieze - niet van ironie ontblote - beschrijving, die zich uiterst detaillistisch richt op uiterlijke vormen en conventies, wat een verfijnd soort genreschilderij oplevert. De gebruikte metaforen getuigen van een groot esthetisch invoel- en observatievermogen, dat balanceert op de grens van affectie en aanstellerij. Een boek voor de literaire fijnproever die verheven taalkunst apprecieert en geen belang hecht aan inhoudelijke relevantie en de spanning van een dragende handeling. Vrij kleine druk.
Suggesties
Krijg een e-mail wanneer dit item beschikbaar is
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.