Sophia's hoop
Corina Bomann
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Atlas Contact, 2012 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 11653 |
15/03/2013
Vooraan in haar eerste boek De tuinkamer, geschreven op vraag van haar echtgenoot Louis Ferron toen hij stervende was, schrijft Lilian Blom: ‘Ik was opgegroeid in een anti-Duits milieu, met een vader die niet sprak over zijn herkomst — want joods — en een moeder die onderduikers in huis had gehad. ‘ In Slagschaduw, haar derde boek, vertelt ze opnieuw het levensverhaal van haar ouders, maar dan vanuit het perspectief van de 93-jarige moeder die in een bejaardenhuis verblijft. De autobiografische feiten zijn gefictionaliseerd, maar herkenbaar. Koos, de moeder van Lilian Blom, heeft haar ouders nooit verteld dat haar man Salomon Blom joods was. Hij heeft altijd gedaan alsof hij Nederlands hervormd was. Opa was trouwens hoofd van de School met de Bijbel. Koos was verpleegster in de Amsterdamse Valeriuskliniek waar Salomon apotheker was. Tijdens de oorlog zat hij ondergedoken in hun woning, samen met nog een joodse jongen, Erik. Zelfs voor hem hield hij zijn joodse identiteit verborgen. Aan Erik gaf hij als reden voor de onderduik op dat hij een Nederlands hervormde onderofficier was die dienst had geweigerd. Na het einde van de Tweede Wereldoorlog liet Salomon zijn voornaam officieel veranderen in Frits. Koos zat in het verzet en kreeg de Yad Vashempenning voor haar verzetsdaden. Ook voor Lilian Blom en haar broer en twee zussen heeft moeder de echte naam en identiteit van hun vader geheim gehouden. Ze zijn er pas achter gekomen na zijn dood.
Salomon uit De tuinkamer heet Samuel in Slagschaduw. Voor het overige zijn de anekdotes over haar ouders, door Lilian in De tuinkamer verteld aan Louis Ferron, grotendeels dezelfde als die welke Koos in de roman vertelt aan haar vier kinderen. Aanleiding zijn de nieuwsgierige vragen die de kinderen afzonderlijk en in groep aan haar stellen nadat ze een blikken trommel met foto’s, brieven en een ring gevonden hadden na Koos’ vertrek naar een bejaardenhuis. Wat niet voorkomt in De tuinkamer, is het verhaal van de manier waarop Koos een portret van haar schoonmoeder, vermoedelijk geschilderd door Jozef Israëls, heeft kunnen redden uit haar huis nadat ze gedeporteerd was en de inboedel door NSB’ers opgeladen werd.
Het vertelprocedé om op autobiografische feiten gesteunde verzwegen verhalen te laten ontdekken, is ook gebruikt in de recent verschenen roman van Simone Lenaerts, De onvervangbare (2012). Daarin vertrouwt een oma aan haar kleinzoon de schriftjes toe waarin zij herinneringen van haarzelf en van overlevenden van de Duitse gevangenissen en concentratiekampen genoteerd heeft. Het fictionele verhaal van oma Germaine, een schippersvrouw die met haar man voor het verzet koos, verklikt werd en gevangengezet, is gestoeld op de reële belevenissen van Lucia Rombaut, schoonmoeder van de schrijfster en moeder van de schilder-dichter Jan Vanriet.
De reden waarom de kleinzoon niets over die verhalen gehoord heeft, is het uitdrukkelijk verbod aan oma nog te praten over het oorlogsverleden, opdat de kleinzoon en zijn zus niet als derdegeneratiekinderen opgezadeld zouden worden met oorlogstrauma’s.
Ook in Slagschaduw is geheimhouding voor de ik-vertelster een manier om oorlogsleed voor zichzelf te reserveren. Behalve gesprekken met haar kinderen, voert Koos ook een monologue intérieure om te achterhalen waarom ze zo cynisch is, anti-Duits, bezeten door gevoelens van haat en wraak tegenover foute medeburgers. Zelf portretteert ze zich als ‘een kwaadaardige oude heks’, ‘een mopperkont’, ‘een zuurpruim’. Giftig zijn de opmerkingen over het soort leven dat ze in het verzorgingstehuis moet leiden. Kritiek heeft ze ook op haar kleinkinderen, met ‘dat irritante koekeloeren en klooien op hun mobieltjes’, en op de vermarkting van het ziekenhuiswezen.
Die bedenkingen hebben een retarderend effect, stellen de ontknoping uit. Die is een spiegeling van de belangrijkste verhaallijn: de vader van de kinderen van Koos is niet degene voor wie hij zich uitgegeven heeft; de vrouw naast haar in het ziekenhuis (waarin ze belandt aan het slot van de roman), is niet de bakkersvrouw en NSB’er die zich tijdens de oorlog het portret van haar schoonmoeder heeft willen toe-eigenen, maar een joodse die Auschwitz overleefd heeft. Die parallel is nogal nadrukkelijk geconstrueerd in deze roman, waarin Blom feiten en fictie wel vermengt tot een meeslepend verhaal.
[Joris Gerits]
Drs. J. Hetebrij
Derde roman van de weduwe van Louis Ferron. Haar vorige twee boeken zijn lovend ontvangen en ook deze roman is, zeker stilistisch, de moeite waard. Ze beschikt over een ouderwets degelijke taalbeheersing. Koos, een eigenzinnige vrouw en moeder van vier kinderen van middelbare leeftijd, wordt opgenomen in een verzorgingshuis. Haar kinderen hebben bij het leegruimen van haar aanleunwoning documenten gevonden die er op wijzen dat hun vader niet die protestantse man was waar hij zich altijd voor uitgaf. Nieuwsgierig geworden proberen ze hun hoogbejaarde moeder aan de tand te voelen over haar oorlogsjaren. Blom weet goed de juiste snaar te treffen met haar personage. Koos weet dat ze aan het aftakelen is, maar ze speelt er ook mee, en soms komt het haar goed uit om te doen alsof ze dingen niet meer weet of hoort. Op een gegeven moment beginnen herinneringen, wanen en dromen, en realiteit echter door elkaar te lopen. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.