De noodkreet in de fles
Hans Petter Moland
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Atlas, 2012 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 13514 |
28/02/2013
Of er in het naargeestige provincienest waar hij zijn tijdelijke overplaatsing vanuit Wenen moet uitzitten, ook iets te beleven valt. Dat is zowat het eerste wat staatsambtenaar Seylatz wil weten van hoofdcommissaris Breitenfeld bij zijn aankomst in de kleine stad. Plechtstatig vertrouwt die hem toe dat ze geregeld samenkomen ‘bij enkele landheren, […] natuurlijk met de officieren, en bij gelegenheid ook met de burgemeester. Een rijke kerel, heeft nog in Engeland gewoond. Knappe dochter. … Er is een wijnlokaal waar vroeger door vrouwelijk personeel werd bediend, maar dat leidde tot onbehoorlijkheden en men heeft de waard dat louche gedoe verboden. De stadsschouwburg is betrekkelijk goed. De tweede soubrette schijnt … maar daarover weet ik eigenlijk niets concreets’.
Hiermee is de toon — satirisch, soms ietwat karikaturaal — gezet. Ook inhoudelijk geeft dit fragment al een aardige inkijk in het liederlijke bestaan van de gegoede kringen in dit stadje. Naast de schouwburg en het wijnlokaal zijn de schaatsbaan en het door mevrouw Gießkann uitgebate bordeel de populairste oorden van vertier waar vooral ambtenaren, theateracteurs en leraren elkaar voortdurend tegen het lijf lopen. Als een toneelmeester met een volgspot maakt Hans Adler van die — vaak buitenechtelijke — ontmoetingen gebruik om steeds andere personages voor het voetlicht te halen en een eind te volgen.
Zo treft de gedistingeerde Seylatz op die nevelige oktoberavond van zijn aankomst zijn jeugdvriend Titus Quitek, ook een spilfiguur in de roman. Veel hebben de twee niet meer gemeen. Want Quitek, eens een beloftevol schilder, sleept zich intussen lusteloos door het leven. Als kunstenaar heeft hij het niet gemaakt, en als tekenleraar aan de middelbare school voelt hij zich een marionet van een maatschappelijk systeem waar hij liever buiten zou staan. Dat hij openlijk in zonde leeft met de weduwe van de spaarbankdirecteur, wordt schoorvoetend getolereerd. Maar wanneer ‘zijn illegitieme huishouden’ nog uitgebreid wordt met de zestienjarige Lisa, verliest hij zijn baan. Nochtans is Lisa slechts een in de steek gelaten meisje dat twee jaar eerder toevallig zijn pad kruiste, en dat hij in een opwelling van onbaatzuchtigheid in een kloosterinternaat heeft ondergebracht. Nu ze niet langer schoolgaand is, heeft hij geen idee wat met haar aan te vangen. Hij gooit haar niet buiten, maar voorts laat hij haar aan haar lot over.
Hans Adler (Wenen, 1880-1957) werkte als jurist totdat hij op 35jarige leeftijd om gezondheidsredenen op pensioen gesteld werd. Van dan af werd hij voltijds schrijver, in de eerste plaats van libretto’s en gedichten. De kleine stad, zijn enige roman, verscheen in 1926. Hij speelt zich — net als de Oostenrijk-romans van zijn bejubelde generatiegenoot Joseph Roth — goed honderd jaar geleden af, tegen het einde dus van de oude Habsburgse monarchie. Het decor van Adlers onderhoudende roman ademt de tijd van toen en tegelijk klinkt de in beeld gebrachte kleinburgerlijke schijnheiligheid nog altijd heel herkenbaar.
[Katja Feremans]
A.P.G. Spamer
De enige roman (uit 1926) van de Oostenrijkse jurist (1880-1957). In een stijl die het midden houdt tussen Joseph Roth en Robert Musil wordt hier een genadeloos beeld getekend van een kleine Oostenrijkse provinciestad rond 1900. Een Weense ambtenaar - voor wie het een tree in zijn carrièreladder is - ontmoet hier een oude studievriend. Deze was ooit een veelbelovend talent, maar suddert weg als tekenleraar. De ambtenaar vindt moeiteloos aansluiting bij de hogere kringen, corrupt en hypocriet als in de romans van Zola. De politici, de functionarissen bij de politie, de officieren, de fine fleur van het plaatselijk theater, de fabrieksmeisjes, alles gaat met elkaar naar bed of ontmoet elkaar in het bordeel, waarvoor een plaatselijke caféhouder het materiaal levert. Dat alles gebeurt binnen de ijzeren regels van wet en conventie, die poreus blijken voor wie de weg weet. De enige zuivere geest is de kunstenaar, die dan ook ellendig aan zijn end komt. Allerminst een 'vermakelijke' roman (flaptekst), eerder een keihard, cynisch verhaal van een begenadigd verteller. Terecht alom geprezen. Een must voor literatuurliefhebbers. Normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.