De aanslag
Harry Mulisch
Harry Mulisch (Auteur), Arnold Heumakers (Samensteller), Marita Mathijsen (Samensteller), Kitty Saal (Medewerker)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2011 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 5915 |
15/04/2012
Toen Harry Mulisch overleed, bleek hij al een jaar of tien te werken aan een nieuw project. Eerst heette het boek in wording Astra, later kreeg het de titel Het literaire offer, ten slotte De tijd zelf. Onder die titel is nu, als eerste publicatie van de geplande reeks nagelaten werken, de aanzet verschenen voor wat een novelle of roman had moeten worden over het probleem van de tijd. Meer dan een aanzet is het niet — de tekst zelf beslaat amper 22 bladzijden, de rest van het boek bestaat uit fraaie reproducties van werknotities, dagboekfragmenten die betrekking hebben op De tijd zelf en essays van de executeurs-testamentairs van Mulisch’ literaire nalatenschap: Marita Mathijsen, emeritus hoogleraar Nederlandse letterkunde, huisvriend en toekomstig biograaf van Mulisch en literair journalist Arnold Heumakers.De tijd zelf bestaat uit drie hoofdstukjes, waarvan het eerste het best is uitgewerkt. Dit deel vertelt het verhaal van een denker die tijdens een droom zijn wekker omstoot, waardoor hij het uur fout afleest: de tijd fout interpreteert. Dat heeft niet alleen praktische, maar ook filosofische consequenties. Dat gegeven wordt gecombineerd met aspecten uit het privéleven van het hoofdpersonage, maar het verband tussen plot en voorgeschiedenis staat duidelijk nog niet op punt. De twee andere hoofdstukken zijn nog veel schetsmatiger. Ze zetten elk nog een verhaallijn uit, maar het is niet meteen helder hoe die samen hadden moeten komen. Al bij al een teleurstelling, deze nog zeer onvoldragen tekst. Je ziet wel interessante gegevens en typische elementen uit Mulisch’ oeuvre, maar het blijven onuitgewerkte ideeën; het project komt niet van de grond. Dat gevoel had de meester trouwens zelf heel sterk, zo blijkt uit de dagboekfragmenten. Misschien is de inkijk die deze bieden in Mulisch’ werkproces nog het interessantste aspect van deze publicatie. Ze documenteren niet alleen de worsteling van een groot schrijver (die ook door zo banale praktische problemen als een lekkage uit zijn werkritme wordt gebracht), maar ze leveren nogmaals het bewijs dat Mulisch in een universum leefde waarin magische verbanden tussen droom en realiteit en tussen literatuur en werkelijkheid bestonden. Zo gelooft hij plots dat de moeizame werkzaamheden aan De tijd zelf wel eens te maken zouden kunnen hebben met de omineuze slotzin van zijn laatste roman, Siegfried: ‘Daarna niets meer.’
Is Mulisch’ tekst zeer embryonaal, maar nog wel interessant, dan zijn de beschouwingen van de kenners erg oppervlakkig. Mathijsen beschrijft het ontstaansproces en doet dat voornamelijk aan de hand van de dagboekuitspraken die je later nog een keer gepresenteerd krijgt. Bovendien verliest ze zich in speculaties. Heumakers doet dan weer een geforceerde poging om aanknopingspunten te vinden met het oeuvre. De tijd zelf is een hebbeding voor elke fan, voor de doorsneelezer is het vast te mager. [Carl De Strycker]
Jos Radstake
Slechts 22 pagina’s beslaat dit eerste fragment uit het nagelaten werk van Mulisch, de aanzet tot een roman. Zoals wel vaker in zijn werk is er ook hier iets aan de hand met de tijd. Een onafhankelijk essayist en tijddeskundige (zijn vader was de uitvinder van de klittenband; vergelijk de veiligheidsspeld in ‘De pupil’) zal met als fysieke grenslijn de nulmeridiaan in Greenwich debatteren over de notie van het heden. Door een grap van de tijd verslaapt hij zich en ontstaat er een gat in de tijd. In deze roman had het filosofische probleem van de tijd, de droom, een verbinding moeten aangaan met de moeder; met een verhaal op een vulkaaneiland en met het gestorven kind (het boek is opgedragen aan de nagedachtenis van Tonio van der Heijden: ‘Een groet van de dode aan de dode’). In de begeleidende essays schrijft Mulisch kenner Marita Mathijsen over de ontstaansgeschiedenis van ‘De tijd zelf’ en de worsteling met de vijf versies gedurende vele jaren. Arnold Heumakers plaatst het fragment binnen de context van het oeuvre. Dagboekfragmenten en facsimile’s van notities zijn toegevoegd. Een boek vooral voor gedreven Mulisch-lezers en -vorsers. Normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.