Het mysterie van Wenen : de creatieve zelfvernietiging van een vermolmd keizerrijk
Arnout Weeda (Auteur)
Beschikbaarheid en plaats in de bibliotheek
ARhus - De Munt
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2011 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : GESCHIEDENIS : OOSTENRIJK 948.1 WENEN |
Besprekingen
31/03/2012
De creatieve explosie in het Wenen van het begin van de twintigste eeuw blijft tot de verbeelding spreken. Dat ze plaatsvond in het Habsburgse keizerrijk waarvan de laatste dagen geteld waren, maakt ze des te opvallender. De opmerkelijke parallellen tussen beeldende kunst, literatuur, muziek, architectuur, wetenschap en filosofie doen er een schep bovenop. De auteur, van huize uit econoom en al decennialang gefascineerd door dit Weense mysterie van creativiteit, borstelt in dit boek een breed panorama van het tijdskader en de hoofdrolspelers Mahler, Schönberg, Klimt, Kokoschka, Schiele, Freud, Loos, Kraus, Wittgenstein, Schnitzler, Hofmannsthal, Musil en, als enige verrassing, de econoom Schumpeter. Zijdelings komen ook figuren als keizer Frans Jozef, de denkers Fritz Mauthner en Ernst Mach, de zionist Theodor Herzl en de jonge Adolf Hitler ter sprake, naast verschijnselen als de koffiehuizen en salons, de rol van de Joden en het antisemitisme. De opbouw en stijl van deze studie laten veel te wensen over. Weeda legt het principe van één thema per hoofdstuk en één onderwerp per alinea naast zich neer, geeft de hoofdstukken vage titels als ‘het eeuwig vrouwelijke, ‘creativiteit als contradictie’, ‘universele muziek’ en ‘Wenen in wonderland’ en last anekdoten, informatie en duiding op grillige wijze aaneen. Overal verbanden willen aantonen is een hebbelijkheid van de auteur, die danig storend werkt. Bij de bespreking van de befaamde taalsceptische Brief van Hugo von Hofmannsthal rijgt hij op een paar bladzijden verwijzingen naar Francis Bacon, Kierkegaard, Schopenhauer, Wittgenstein, Mach, Voltaire, Goethe aan elkaar, zodat de lezer de draad kwijtraakt. Voor het hele boek geldt dan weer dat het te zeer wordt opgehangen aan het denken van Kierkegaard, met enkele steeds terugkerende ideeën als de ontwikkeling van de esthetische naar de ethische mens, de indirecte communicatie en de subjectieve waarheid die slechts kan worden gevonden in het eigen innerlijk. Kierkegaard had weliswaar een reële invloed op Weense denkers en kunstenaars, maar niet in die mate dat hij haast op elke bladzijde om de hoek moet komen kijken. De auteur heeft te veel oog voor overeenkomsten, te weinig voor verschillen, zoals hij ook de rationeel analyserende component onderbelicht ten gunste van de dweperig mystieke. Dat is des te vreemder omdat hij zelf Wenen rond 1900 ‘het historische kruispunt van de achttiende-eeuwse Verlichting’ noemt. Afgezien van de onduidelijke beeldspraak verbaast het dat hij nauwelijks ingaat op de erfenis van de romantiek die in de drang naar het oneindige, utopische en onkenbare tot uiting komt. Het gebrek aan systematiek en duidelijkheid maakt van dit boek meer een onderdompeling in een belangwekkende cultuurhistorische periode dan een inzichtelijke, laat staan originele analyse. Het appendix met kleiner gedrukte overzichten van leven en werk van de hoofdrolspelers kan dit slechts ten dele ondervangen. Het boek is slordig geredigeerd, zowel stilistisch (het wemelt van zinnen die beginnen met ‘Daarin’, ‘Daarbij’, ‘Daarom’, ‘Daarvoor’) als inhoudelijk. Bij Robert Musil wordt bijvoorbeeld de titel van een toneelstuk verkeerd geciteerd en de protestantse dominee (‘Pfarrer’) die hem financieel steunde ‘een pater’ genoemd. Eerder schrijft Weeda dat de auteur overleed tijdens ‘gymnasiale’ oefeningen, alsof gymnasium en gymnastiek hetzelfde zijn. Voor een eerste kennismaking is, ondanks de slordigheden, De culturele revolutie in Wenen van Henk Jurgens toegankelijker. Wie meer zoekt, is beter af met de scherpzinnige, veelomvattende analyse Wenen in het fin de siècle van Carl Schorske en het helder filosofische Het Wenen van Wittgenstein van Allan Janik en Stephen Toulmin. [Erik de Smedt]
A.P.G. Spamer
De auteur wil aantonen dat de uitbarsting van literaire, esthetische en filosofische creativiteit in het Wenen van rond 1900 enig verband heeft met de politieke situatie van deze multiculturele samenleving. Dat suggereert althans de titel. In feite gaat het boek echter alleen over de metafysische eigenschappen achter de producties van een klein aantal personen: Mahler, Wittgenstein, Schnitzler, Klimt, Musil, Freud en Kraus en enkele anderen daaromheen. Het zijn voornamelijk bespiegelingen over de intrinsieke waarde van hun werken. Het is echter zeer de vraag of deze personen zichzelf daarin zouden herkennen. Hij maakt daarnaast deze kleine idealistische groep tot spiegel van alle inwoners van de stad. Daardoor ontzegt hij met terugwerkende kracht de doorsnee Wener van die eeuwwisseling het recht om gelukkig geweest te kunnen zijn. Dat het keizerrijk vermolmd was, constateert hij bij voorbaat al, maar toont hij niet aan. Het is een moeilijk leesbaar boek geworden, slechts toegankelijk voor wie in deze materie al thuis is. Met een katern portretten in zwart-wit, notenapparaat en literatuurlijst.
Suggesties
Krijg een e-mail wanneer dit item beschikbaar is
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.