Het is te koud om te sterven
Christian Frascella
Christian Frascella (Auteur), Henrieke Herber (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Moon, 2011 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 9369 |
31/12/2011
Grimmige onschuld
Als je het tweede boek van Christian Frascella mag lezen, winnaar van de Dioraphte Jongerenliteratuurprijs 2011 met zijn debuutroman Ik ben de sterkste, dan zet je je schrap voor een dijk van een boek. En Zeven kleine criminelen stelt niet teleur. Het plot uit de doeken willen doen is zoiets als proberen een voetbalmatch na te vertellen: ofwel zeg je alles (en dus veel te veel), ofwel moet je je noodgedwongen beperken tot een paar grove lijnen, en rekenen op de nieuwsgierigheid van de lezer om de rest te gaan ontdekken. Aangezien dit boek een aanrader is, en voetbalmatchen doorgaans liever worden beleefd dan beluisterd, houden we het bij die tweede optie.
Billo, Gorilla, Corda, Ranacci, Cecconi, Lonìca, Fostelli: zeven vrienden van goed twaalf jaar oud, die op een dag in alle ernst beslissen dat ze de lokale bank willen beroven. Allemaal hebben ze hun redenen, allemaal hebben ze wilde dromen van wat ze met het geld zouden doen. Voor de meesten betekent de buit een ontsnapping uit een armoedig leven of een gebroken gezin. Het plan steekt niet slecht ineen, de voorbereidingen blijken haalbaar. Alles gaat in eerste instantie naar wens, maar langzaamaan gaan volwassenen (met goede bedoelingen of criminele intenties) zich met het leven van de jongens bemoeien. De overval ontspoort en de ontknoping ervan dreigt mensenlevens te eisen.
De zeven vrienden struikelen zich een weg door het verhaal heen en gaan de confrontatie met de overval, hun verborgen angsten en het leven aan met een mengeling van wanhoop, overmoed, kinderlijke onschuld en volwassen bitterheid.
Het is precies deze mix, die elke pagina van het verhaal kleurt en eveneens verweven zit in de taal en de opbouw van het verhaal, die van Zeven kleine criminelen zo’n fijn boek maakt. De hoofdpersonages zijn in principe amper pubers, en zo gedragen ze zich ook. Als Gorilla en Billo de nepwapens die ze bestelden, voor het eerst in hun handen hebben, komen alle mogelijk schietfilms en machopersonages uit hun jongensdromen naar boven, en leven ze zich uit als de kinderen die ze per slot van rekening nog altijd zijn: ‘toen begonnen ze op elkaar te schieten. Soms ging Billo dood en viel ter plekke neer, zijn hand ter hoogte van zijn hart. Dan weer stortte Gorilla zich achterover op de grond, spastisch schokkend om vervolgens te stikken, moge hij rusten in vrede. Uiteindelijk schoven ze grijnzend de wapens onder Gorilla’s bed. Toen ze weer overeind kwamen, vroeg die: "En, hoe was het vandaag op school?"’
Maar de werkelijkheid haalt hen ook telkens weer in, en vaak met grimmige ernst. Elk van de personages krijgt op verwachte of onverwachte momenten de realiteit als een natte dweil in zijn nek. Er zijn voorbeelden genoeg in het verhaal. Lonìca probeert zijn vader een plezier te doen door te gaan boksen, maar wordt een paar weken voor zijn eerste echte wedstrijd gechanteerd door Giuliano Gorelli, de oudere broer van zijn vriend Gorilla, die hem grof geld betaalt in ruil voor een nederlaag. Weigeren is geen optie. Aan het dilemma van de kleine Lonìca, geprangd tussen de liefde voor zijn terminaal zieke vader en de angst voor de crimineel, is niets lichtvoetigs of kinderlijks. En als de jongen dan half per ongeluk de bewuste partij toch wint, ben je samen met hem tegelijk blij om de overwinning en bang voor de gevolgen. Billo wordt dan weer gespot door een makelaar van jonge voetbaltalenten, maar moet de beslissende wedstrijd door zijn eigen schuld op de bank doorbrengen. Wanneer hij tot zijn grote vreugde samen met een andere speler toch mee mag naar een ontmoeting met de voorzitters van de voetbalclubs, blijkt het opgezet spel. De jongens belanden in een villa op het platteland waar een pedofilienetwerk kinderen vasthoudt, en waaruit ze maar met veel geluk kunnen ontsnappen. De bende wordt opgerold door de politie en de jongens lachen samen de angst van die avond weg, maar de dreiging die ervan uitging was — en dat beseffen ze zelf heel goed — helemaal niet om te lachen. Zo heeft ieder personage op een bepaald moment in het verhaal wel een moment van totale vernedering, en een van blije onschuld — en niet per se in die volgorde. De manier waarop de zeven lijnen in elkaar verweven zitten, zorgt voor een complex en magistraal opgebouwd verhaal.
Frascella geeft de onschuldig-enthousiaste passages, die niet zouden misstaan in een boek voor jonge tieners, rustig de ruimte wanneer ze zich aandienen, zonder angst dat ze het verhaal te kinderlijk maken. En hij doet hetzelfde voor de grimmige, volwassen stukken, waarin de spanning dan weer vaak te snijden is. De kracht van dit boek zit hem erin dat de twee, hoewel contrasterend, elkaar versterken in plaats van tegenwerken. Frascella kent de juiste dosering van oprechte gevoelens, kinderlijke humor (niet zelden met een volwassen knipoog), tragiek en ernst. Dit fragiele evenwicht draagt het hele boek en creëert in de loop van de lectuur ook een belevingsinzicht bij de lezer. Zó moet het dus voelen om een twaalfjarig jongetje te zijn uit een problematisch gezin of een achterstandswijk: nu eens kind, dan weer verantwoordelijk voor een veel te zware last; nu eens verliefd, dan weer pseudocrimineel.
Dit boek kan gerekend worden tot de coming-of-ageboeken, met dien verstande dat de jongens aan het einde niet zozeer volwassen geworden zijn, als wel een beetje ouder, enigszins wijzer, en beter in staat om het leven aan te kunnen dat soms grof tegenvalt en zich dan weer onverwacht van een mooie kant heeft laten zien.
Een krachtig orgelpunt midden in het boek, en in zekere zin metaforisch de kern van de hele vertelling, is de hardloopwedstrijd. Het is de wedstrijd die moet bepalen wie van de zeven vrienden Propje moet gaan verleiden, de lelijke dochter van de café-eigenaar (zodat ze via haar een slaapmiddel in de koffie van de bewakers kunnen doen). Ze gruwen allemaal bij de gedachte, en het verloop van de wedstrijd toont hen alle zeven afwisselend van hun beste en slechtste kanten. Ze leren zichzelf kennen, en hoewel ze eraan begonnen met egoïstische motieven (zeker niet verliezen en met het dikke wicht opgescheept zitten!) hangen ze uiteindelijk als groep hechter aan elkaar dan daarvoor. De verliezer blijkt onverwacht nobel en de overwinnaar is het personage van wie je het ondanks alles niet verwachtte. Zijn triomf is even mooi als breekbaar, en de lezer gunt hem die van harte, niet het minst omdat je vermoedt dat er in het leven de jongen in kwestie verder niet veel meer te winnen zal vallen.
Het feit dat de auteur het verhaal met de nodige verrassingen tot een geloofwaardig einde weet te krijgen, iets waar je als lezer in het begin toch vragen bij hebt, is op zich al een verdienste. Maar de karakterontwikkeling van de personages, met oog voor zowel pietluttige details als grootse menselijke gevoelens, is wat het meeste bijblijft. Bewijs hiervan is dat het kluwen van zeven vrienden, dat de lezer in het eerste hoofdstuk overvalt als onoverzichtelijk, lawaaierig en chaotisch (precies zoals zeven jongens die verbaal tegen elkaar opboksen overkomen op een toeschouwer die hen niet kent), al heel snel uitkristalliseert tot een constellatie van individuen, die op hun heel eigen manier worstelen met hun innerlijke demonen. Ze gaan banden en verbonden aan, raken teleurgesteld, durven elkaar te vertrouwen en geven zich bloot, binnen hun groepje van zeven en ook daarbuiten.
Waar het de criminele volwassenen (zoals de broer van Gorilla) betreft, flirt Frascella openlijk met het maffiacliché, maar hij doet dat volgens de regels van de kunst. En ook daar weet de schrijver toch nog te verrassen door aan het stereotiepe personage van de Mexicaan, de geniale en gevreesde bendeleider, een knappe draai te geven.
Lezen dus, dit boek. Voor Ik ben de sterkste zijn inmiddels de filmrechten verkocht. Het zou me niet verbazen als ook dit boek op termijn een film wordt. Het verhaal leest bij momenten als een van de betere arthouseproducties. Het stof van de weg en het zweet van de personages zijn te ruiken. De lezer sluit de jongens in zijn hart en hoopt dat het hen goed gaat. Alleen een krachtige soundtrack ontbreekt nog, iets Ennio Morriconeachtigs, met veel sfeer en stiltes. Of misschien is dat volstrekt niet nodig. Je mag het allemaal al ruiken, proeven en horen tussen de lijnen door, bij het lezen. [Kirstin Vanlierde]
S. Roest-Mouissie
In een dorpje in midden-Italië beramen zeven twaalfjarigen een plan om de plaatselijke bank te beroven. Ieder kind heeft zijn eigen motief om met het geld een nieuw leven te beginnen. De een wil zijn gewelddadige broer ontvluchten die hem dwingt koerier te zijn voor zijn drugspraktijk, een ander wil zijn terminaal zieke vader een betere behandeling geven en de zoon van een advocaat wil weg van zijn strenge, kille vader. Een moeilijk onderdeel van het plan is de lelijke serveerster in te palmen, om een slaapmiddel in de koffie te kunnen doen die zij elke middag naar de beveiliger van de bank brengt. Maar met de komst van de uit de gevangenis ontslagen, gevreesde Mexicaan loopt alles anders. In de acht dagen dat de bende hun plan beraamt, waarbij hun dialogen soms wat te volwassen aandoen, schetst de auteur op ontroerende wijze het leven van elk van de zeven jongens. Schrijnend cynisch, maar ook vol humor vecht ieder kind zich uit de puinhoop die zijn acties veroorzaken. De auteur van het succesvolle en veel bekroonde 'Ik ben de sterkste'*, heeft ook nu onvergetelijke karakters neergezet. Vanaf ca. 15 jaar.
Magali Haesendonck
ua/an/22 j
Nadat hij met 'Ik ben de sterkste' de Vlaams-Nederlandse Dioraphte Literatuurprijs won, werd van Christian Frascella ook 'Zeven kleine criminelen' vertaald. Zeven kleine criminelen, want het boek vertelt het verhaal van zeven twaalfjarige jongetjes die besluiten een bank te overvallen. Het verhaal situeert zich in midden Italië in de jaren tachtig. Billo is de leider van de groep en hij heeft een geweldig plan: ze stoppen een slaappil in de koffie van de bewaker van de bank. En zo hopen de jongens rijk te worden. Ze voorzien zichzelf van de nodige attributen en vluchtplannen. Maar hoe goed ze zich ook voorbereiden, ze kunnen niet op tegen de grote criminelen van de buurt, zoals de Mexicaan. Want het schijnt dat hij terug is …
Deze roman leest als een soort filmscenario. De jongens fantaseren er maar op los en je laat je als lezer maar wat graag meeslepen door hun grootse en tegelijk overmoedige toekomstplannen. Maar elk hebben ze zo hun eigen, niet altijd even vrolijke, redenen om er volledig voor te gaan. Pas op het einde ontdek je hoe nauwgezet het plot wel in elkaar zit. Een echte aanrader is het. Een verhaal waarin de uitspraak ‘grote mond, klein hartje’ een nieuwe toepassing krijgt.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.