Voor jou, van jou
Nachoem M. Wijnberg
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Contact, 2011 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 12954 |
15/07/2012
Het is misschien een wat vreemde vergelijking, maar het lezen van de gedichten in Nachoem M. Wijnbergs recentste poëziebundel Als ik als eerste aankom geeft bij momenten eenzelfde sensatie als het kijken naar de tekeningen van Escher. Je weet als kijker niet precies op welk niveau je zit. Je probeert met je vinger het naar beneden stromende water op de tekeningen te volgen en voor je er erg in hebt, stroomt het water naar boven. Ook in de verzen van Wijnberg lijkt er voortdurend iets te verschuiven waardoor je de indruk krijgt ergens een schakel of een overgang te hebben gemist. Misschien zijn het de over het blad slingerende regels van de gedichten die de associatie met Escher nog dwingender maken. Ook in de gedichten keer je als lezer op je stappen terug, maar je kan maar moeilijk het punt vinden waarop het ‘fout’ liep. Die ‘fout’ is net het mysterie van het werk van Wijnberg, als ‘mysterie’ al het juiste woord is. Zelfs als je ‘begrijpt’ hoe een tekening van Escher functioneert, wat begrijp je dan? Hetzelfde gebeurt in de gedichten van Wijnberg. Je wordt meegenomen op een tocht, maar je weet niet precies waar je aankomt: ver weg van huis of toch opnieuw bij het vertrekpunt? Wat is er gebeurd in het verloop van de verzen? Ben je een emotie rijker? Een illusie armer? Was het gedicht een gedachte-experiment? Een taalervaring? Een superieur retorisch spel? Een tot anekdote gecrypteerde wijsheid? Je twijfelt vaak bij Wijnberg. Gaat het om een observatie of om een meditatie? Is wat je leest een beschrijving van een reeks gebeurtenissen of een soort van fabel? Een ‘waarheid’ die zich even toont en zich even snel weer terugtrekt?
'Ik heb mijn eigen / vrede gesloten, buiten de anderen om, / ik heb gezegd waarom, moet ik verder nog iets doen?' Met deze regels opent Wijnberg zijn bundel. En blijkbaar valt er na die innerlijke vrede toch nog heel wat te doen. Want er wordt veel gereisd in deze bundel, of misschien beter nog: vertrokken en aangekomen. Sommige gedichten gaan over bergen en rivieren, andere over bossen en eilanden, of over steden. En soms gebeurt er niet meer dan een huis binnen- of buitengaan. ‘Binnen’ en ‘buiten’ zijn wellicht de meest gebruikte woorden in de bundel. Een reis in de literatuur is meestal een zoektocht naar het eigen zelf, wat dat ook moge zijn. Dat is ook het geval in deze bundel. In het gedicht Ik ben geen bedelaar, naar het einde van de bundel toe, komt de dichter aan bij het ouderlijke huis: 'Toen ik aankwam / bij het huis / waarin ik geboren was zag ik mijn vader en moeder voor het huis staan, / niet anders dan ik me herinnerde. // Ik hoopte dat iemand / mij zou zien terwijl ik door het donker verder liep, / mij iets zou geven / alsof ik hem iets verkocht had / wat hij niet wilde hebben / en meteen teruggaf, / maar hij wilde mij niet vragen hem het geld terug te geven.' In deze ‘escheriaanse zin’ wordt een financiële transactie doorkruist door een gebaar van louter geven, maar wat wordt er precies uitgewisseld tussen de twee figuren die elkaar (niet) ontmoeten in het donker? En wat heeft dat precies te maken met de nachtelijke terugkeer bij het ouderlijke huis? 'Ben ik bang/ voor de kou? // Heb ik koorts? // Houd ik van reizen?' vraagt de dichter zich af in het volgende gedicht. Toch eindigt de bundel met een nieuw en onverwacht uitzicht: 'Ik kwam door de voordeur naar binnen, / sliep een nacht in een goed bed, / ’s ochtends door de achterdeur naar buiten, / zag het water van de grote vijver, ik wist niet dat dit er was.'
Het werk van Wijnberg blijft intrigeren omdat het je de indruk geeft iets heel essentieels te zeggen over het mens zijn, zonder je mee te sleuren in emoties en hartstochten. Met subtiele syntactische en lexicale verschuivingen creëert Wijnberg afstand en vervreemding en installeert zo in zijn gedichten een soort verwondering die het loutere begrijpen buitenspel zet en er toch voortdurend aan appelleert. [Erwin Jans]
T. van Deel
Sommige dichters zijn helder en tegelijk mysterieus, want onnavolgbaar in hun schrijf- en denkbewegingen. Nachoem Wijnberg (1961) is zo’n dichter, van wie nu al zijn veertiende bundel verschijnt. Hij is hierin een soort onderzoeker, met behulp van de taal en de redenering/beschrijving, van bewegingen zoals vertrekken en aankomen, in een bos, uit de stad, terug op het eiland, nacht en dag, een afspraak. De spanning in het gedicht komt tot stand door de verdeling van de versregels, die Wijnberg soms verspreid over de bladspiegel strooit of juist in gesloten formaat laat optreden. De wendbaarheid van zijn poëzie is opmerkelijk: 'Je had een heldere droom, / in de nacht / voordat deze dag begon, / als je rijk was, / liep je langs zee in kleren die schitterden in het zonlicht.' Beweeglijke strofe in het wit van de pagina. Wijnberg is al enkele keren bekroond (o.a. met de VSB Poëzieprijs voor 'Het leven van') maar zijn werk, ook zijn proza (vier romans), zou veel meer aandacht en waardering verdienen. Het is in alle opzichten buitengewoon.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.