Kompas
Mathias Enard
Mathias Enard (Auteur), Katrien Vandenberghe (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Arbeiderspers, cop. 2011 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 4208 |
31/12/2011
Een oriëntaalse fantasie
De mediterrane wereld, die dezer dagen aanhoudend in het brandpunt van de actualiteit staat, is ook het actieterrein van de boeken van de Franse schrijver en oriëntalist Mathias Énard. Na zijn debuutroman over een sluipschutter in de Joegoslavische Oorlogen volgde in 2008 het ambitieuze, nog niet in het Nederlands vertaalde Zone, dat zijn lezers in een monoloog in één lange zin van meer dan 500 bladzijden deelgenoot maakt van het (post)apocalyptische universum van een geheimagent met als ‘warzone’ het hele gebied van Barcelona tot Beiroet.
Helemaal anders is het nu in vertaling verschenen kleinood Vertel hun over veldslagen, koningen en olifanten, dat op het omslag een roman wordt genoemd maar qua omvang en sfeer misschien eerder als een novelle aandoet. Het verhaal is gesitueerd in het zestiende-eeuwse Istanboel, op het kruispunt tussen Oost en West, en biedt ons een uitgelezen kans om eens wat afstand te nemen van het hier en nu en ons te bezinnen over de eeuwenlange kruisbestuivingen tussen de culturen in en rond de Middellandse Zee en over het geheimzinnige spel van aantrekking en afstoting dat van oudsher aan de gang is tussen ons westerlingen en de Oriënt.
Uitgangspunt van Énards verhaal is een deels op historische feiten en documenten gebaseerde — althans niet door die historische feiten tegengesproken — fantasie over een verblijf van de grote Italiaanse beeldhouwer, schilder, dichter en architect Michelangelo Buonarroti in de Stad der Steden. De wonderkunstenaar zou daar, ruim een halve eeuw na de Osmaanse verovering van Constantinopel en enkele jaren na zijn oudere rivaal Leonardo Da Vinci, in opdracht van de ‘rechtvaardige’ Sultan Bayezid II een brug over de Gouden Hoorn hebben ontworpen die het oude Stamboel, met de Europese wijk moest verbinden.
We maken kennis met de jonge, gedreven Michelangelo, het inbegrip van de westerse kunstenaar en genie van de renaissance, wiens David de mens weer tot godgelijke heeft verheven. We leren trouwens ook wat minder aangename trekjes van hem kennen: zijn ongenaakbaarheid en zijn hardheid — voor zichzelf en voor anderen, zijn zuinigheid zo niet gierigheid, zijn ambitie en zijn achterdocht. De nieuwe omgeving bejegent hij aanvankelijk met groot wantrouwen. Alles wat islamitisch is, boezemt hem angst en afkeer in. Maar hij kijkt zijn ogen uit en geleidelijk aan laat hij zich bedwelmen door de kleurrijke taferelen in de haven en op de markten, door de oosterse spijzen, dranken en geuren, en door de exotische dieren en weelderige mensen die hij om zich heen gadeslaat: ‘De geniale Michelangelo sidderde toen de losse stoffen en de strakke spieren vlakbij kwamen, en hoewel hij nooit drinkt, brengt hij nu de kelk aan zijn lippen, als blijk van dankbaarheid jegens zijn gastheren en als hulde aan de schoonheid van de man of vrouw die hem de dikke, kruidige wijn heeft ingeschonken. De schenker, rijzige cipres, wordt een wilg als hij zich over de drinker heen buigt om uit het schuine vat het zwarte vocht te laten opwellen, roodglanzend in het licht van de lampen, als saffieren die robijnen spelen.’
De roman balanceert hier en daar op het randje van het maniërisme, maar onalledaagse begrippen als dragoman, gazal, breukkruid, surcot of toppenant worden gedoseerd gebracht, en de zo nu en dan gedragen verhaaltoon wordt op gezette tijden subtiel afgewisseld met levensechte dialogen en authentieke brieven van Michelangelo aan familieleden (meestal zijn dat kattebelletjes over aardse zaken als geldkwesties en dergelijke). De elegante vertelling, die door zijn vele stem- en registerwisselingen een uitgesproken polyfoon karakter krijgt, is door Katrien Vandenberghe trefzeker en met het juiste evenwichtsgevoel in al even elegant Nederlands vertaald.
Er wordt al bij al een fijnzinnig spel gespeeld met clichés over de westerling die het Oosten bezoekt, erdoor in de ban raakt en ten slotte eropuit is, weliswaar aarzelend, op te gaan en zichzelf te verliezen in die betoverende sferen, zij het met geestverruimende middelen, zij het in de liefde. In de snelle opeenvolging van scènes en taferelen waarin een veelheid van personages uit de Osmaanse hofhouding en bevolking worden opgevoerd, tekenen zich gaandeweg de schaduwlijnen af van een mogelijke driehoeksverhouding tussen de geniale, hardvochtige Florentijn, de al even geniale en daarnaast fysiek erg knappe Osmaanse dichter Mesihi uit Pristina — net als Michelangelo een historische figuur — en een zinnelijke, androgyne zangeres, die na de val van Granada op de vlucht voor de Spaanse Inquisitie in het verdraagzame Istanboel is terechtgekomen. De contouren blijven vaag omdat de halfslachtige toenaderingspogingen uiteindelijk in vergeefsheid en melancholie blijven steken. Rest niets dan het ijdele zingenot dat Michelangelo met een genereus gebaar van de mysterieuze Andalusische krijgt aangeboden: ‘Neem een beetje van mijn schoonheid, van mijn huidgeur. Je krijgt het. Dat zal geen verraad en geen gelofte zijn, geen nederlaag en geen overwinning. // Gewoon twee handen die elkaar omsluiten, zoals lippen tegen lippen, die nooit één worden.’
De ware versmelting tussen West en Oost zal dus niet plaatsvinden. Daarvoor is het personage van Michelangelo te zeer vervuld van zichzelf en te beheerst. Maar de bekoring van de Oriënt zal, zo wordt gesuggereerd, diepe sporen nalaten in zijn werk. De koepel van de Sint-Pieter in Rome zou zijn geïnspireerd op de Aya Sofia, en in de fresco’s van de Sixtijnse Kapel zou de kunstenaar op allerlei manieren zijn ervaringen in Istanboel hebben verwerkt. Zo zou het beroemdste tafereel van het plafondgewelf, de bijna-aanraking tussen God en Adam, kunnen worden opgevat als een afspiegeling van zijn bijna-ontmoeting met de onbekende Andere: ‘Als je me niet aanraakt, zul je dezelfde blijven’, had de Andalusische minnares hem in het donker toegefluisterd.
Michelangelo maakt uiteindelijk een prachtig ontwerp van een brug. Dat die voor latere generaties niet te bewonderen viel, is volgens de vertelling te wijten aan overmacht. Toch had juist hij door het verbinden van beide oevers van de Gouden Hoorn de bruggenbouwer par excellence kunnen zijn: ‘U zult schoonheid aan de wereld toevoegen’, zegt Mesihi. Niets is majestueuzer dan een brug. Geen enkel gedicht, geen enkel verhaal zal ooit die kracht hebben.’
Mesihi lijkt hier iets te bescheiden: juist aan het vertellen van verhalen wordt in dit verhaal een bijzondere kracht toegedicht, zoals we bijvoorbeeld ook kunnen opmaken uit een passage waarin deze van verliefdheid smachtende dichter onder begeleiding van luitmuziek en bewonderend gemompel van zijn publiek ritmische verzen reciteert die over liefde, vervoering en wreedheid gaan.
De kloof tussen mensen en culturen, zo lijkt het verhaal te willen zeggen, kan ondanks alles misschien toch worden overbrugd door elkaar verhalen te vertellen en door naar elkaars verhalen te luisteren. Verhalen waarin fantastische, sprookjesachtige elementen ruim baan krijgen en de grote thema’s, die de mensen echt in hun ban weten te houden, niet worden geschuwd. Die gedachte spreekt ook uit de aan legendarische tijden herinnerende titel, die aan Rudyard Kipling is ontleend en op zijn beurt heet terug te gaan op de wijze lessen van een oude Indiase monnik.
Zo neemt ook Mathias Énard zijn plaats in een lange rij vertellers in met deze kleine maar rijkgeschakeerde roman, waarvan de verschillende verhaalstemmen, met alle melancholie die erin doorklinkt, een prachtig melodieus en vertrouwensvol geluid laten horen.
[Clemens Arts]
Matthieu Kockelkoren
In deze met de Prix Goncourt des Lycéens 2010 bekroonde roman fantaseert de Franse auteur Mathias Enard over een leemte in het overigens goed gedocumenteerde leven van Michelangelo. Deze zou in 1506 uit ongenoegen over de behandeling die hem van paus Julius II ten deel viel ingegaan zijn op een opdracht van sultan Bajazet van Constantinopel om een brug te bouwen over de Bosporus. Met weinige, maar historisch vaststaande feiten reconstrueert de schrijver het korte, dramatische verblijf van de al beroemde, maar zich toch miskend voelende beeldhouwer en schilder in een hem vijandig voorkomende moslimwereld, waar broeierige liefdes en complotten op de loer liggen. In korte hoofdstukjes worden vanuit verschillend perspectief op ingehouden lyrische wijze zowel de persoon van Michelangelo als het voor hem stimulerende decor meeslepend en poëtisch opgeroepen. Normale druk, volle bladspiegel.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.