Hotel de grote L
Sjoerd Kuyper
Sjoerd Kuyper (Auteur), Marije Tolman (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Lemniscaat, cop. 2011 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : KUYP |
31/12/2011
Onder de poëtisch aandoende titel, O rode papaver, boem pats knal!, die refereert aan een bezweringsformule tegen de zogenaamde wolf op de overloop, schreef Sjoerd Kuyper het (voorlopig?) laatste verhaal rond de energieke kleuter Robin. De reeks leverde hem Zilveren Griffels op voor Robin en Suze en Robin is verliefd; Robin en God werd in 1997 gelauwerd met een Gouden Griffel.
Het is opnieuw zomer, net als in het eerste boek uit 1990, Robins zomer, de cyclus is rond. Robin is ondertussen vijf jaar oud en pas verhuisd, een thema dat als een rode draad door het verhaal meandert. Aanvankelijk focust Kuyper op de kinderangsten die met deze ingrijpende verandering samenhangen: Robin verbeeldt zich dat bovenaan de trap een wolf woont, die vanzelfsprekend enkel tevoorschijn komt als Robin alleen is. Een andere bedreiging vormt de ‘bullebak’, die onschuldige passanten in het donkere water sleurt. En dan wordt vader ook nog ziek, wat Robin letterlijk als omen interpreteert. Bood Kuyper in het eerste boek nog te veel interessante aanzetten die vrij oppervlakkig werden uitgewerkt, dan verleent de thematische aanpak vanaf Robin en Suze (1993) de reeks een coherente structuur.
Hoewel Kuyper een auctoriële verteller aan het woord laat, blijkt uit elke zinsnede de diepgaande empathie voor zijn ontwapenend personage. De volledige reeks werd geschreven vanuit de perceptie van een kleuter op de hem omringende wereld, wat sterke observaties oplevert; de duif koert bijvoorbeeld ‘een liedje van toereloere zoete koek’, terwijl het in het kippenhok ‘naar warme veren’ ruikt. De autobiografische insteek — Kuypers verhalen zijn gebaseerd op zijn eigen jeugd in het Nederlandse Berkhout — verleent de reeks een authentieke toets. Dit blijkt al uit de plot, als Robin bijvoorbeeld gaat hooien met een trekker, of wakker wordt met ijsbloemen op het raam vanwege de te dunne muren. Kuyper vermijdt echter een louter nostalgisch mijmeren over het verloren paradijs der kindertijd, maar schetst integendeel een eerlijk en authentiek portret van Robins belevenissen. Dergelijke ervaringen sijpelen vanzelfsprekend tot het niveau van de taal door: in Robin en opa (1998) duikt bijvoorbeeld het wat archaïsche ‘oudemannetjeshuis’ op, in plaats van ‘bejaardenhuis’.
Net zoals in de vorige acht delen staat in O rode papaver, boem pats knal! opnieuw de onvoorwaardelijke liefde tussen kinderen en hun ouders centraal. Als papa en Robin bijvoorbeeld twee weken ziek in bed blijven, ondernemen ze allerhande activiteiten, van poppenkast spelen over tanden poetsen tot het bouwen van een tent. Steeds domineert de oprechte interesse van Robins ouders in de leefwereld van hun kind. Zo gaat Robins mama tijdens een donkere onweersnacht mee in Robins fantasie dat hij een monster is, en doet zo Robins angst voor bliksem en donder vergeten. Hoewel de aanzetten tot de korte verhaaltjes an sich herkenbaar zijn — Robin gaat uit logeren bij z’n grootouders, krijgt een babyzusje Suze, gaat voor het eerst naar school, beleeft de feestdagen — verrassen voornamelijk de sterke observaties.
Een opvallend voorbeeld is de introductie van de zwangerschap in Robin en Suze. Als Robin tijdens een ‘potje voetballen’ de bal kwijtraakt, denkt hij dat z’n moeder hem onder haar trui verstopt heeft. Groot is zijn verbazing als hij ontdekt dat hij een broertje of zusje krijgt. Meteen springt de originele invalshoek waaruit Kuyper de zwangerschap benadert, in het oog. Samen met Robin doorloopt de (voor)lezer de verschillende stadia van de zwangerschap: zo gaat Robin samen met zijn mama naar de vroedvrouw, vertelt zijn vader verhalen over Robins babytijd en mag Robin uit logeren. In Robin en Sinterklaas wordt het verwachtingsvolle uitkijken naar een bezoekje van de sint en de cadeautjes verrijkt met allerhande verhalen en bedenkingen. Het is ook interessant dat Robin als personage ook evolueert; hij blijft weliswaar de charismatische kleuter, maar zijn reacties worden door de reeks heen spitser en gevatter. In Robin op school doorloopt Robin zo eerst de ‘waarom’-fase, wat humoristische intermezzo’s oplevert, en vervolgens verruimen enkele enthousiaste leerkrachten zijn wereldbeeld. Steeds volgen voornamelijk Robins vader en grootvader de kleuter in zijn fantasie, en doen ze er graag nog een schepje bovenop. Robin van zijn kant interioriseert de uitspraken van de volwassenen en gebruikt ze op de meest onverwachte momenten, waarbij het humoristisch effect in het onverwachte en ongerijmde besloten ligt. Toch volgen ook serieuze gesprekken. In Robin en opa gaat Kupyer op tal van
(levens)vragen dieper in. Mede door de samenwerking met wisselende illustratoren krijgt Robins evolutie ook visueel sterk gestalte. De eerste Robin-verhalen werden geïllustreerd door Sandra Klaassen en Philip Hopman voorzag Robin is verliefd en Robin en Suze (herdruk) van prenten. In O rode papaver, boem pats knal! blijkt de keuze voor Marije Tolman bijzonder gelukkig. De Gouden Penseel 2010-winnares verbeeldt Robins fantasie door middel van kleine, tengere figuurtjes tegenover grote, kleurige vlakken. Het verleent Robins relaas een sterke visuele imprint vanuit een dromerig elan.
De korte zinnetjes en het vlotte vertelritme maken de Robin-verhalen ideaal om voor te lezen. Vanaf Robin en Suze valt de aandacht voor een meer poëtisch taalgebruik op; gevoelens, bedenkingen en zintuiglijke waarnemingen worden steeds van binnenuit beschreven en overtuigen in al hun eenvoud. Behalve dergelijke taalrijkdom integreert Kuyper met verve een metaliterair gegeven: aangezien de reeks een autobiografische input heeft, besteedt de auteur ook aandacht aan Robins literaire bildung. In de eerste boeken is Robin logischerwijze nog te klein om zelf al verhalen te verzinnen, en blijft hij voornamelijk recipiënt van vertelsels. In Robin en Sinterklaas wordt dat gegeven te fel uitgesponnen: de uitgebreide verhalen van Robins vader over de bizarre ontmoetingen van Sinterklaas met onder andere een piraat en diens haai, voegen weinig aan de plot toe. Ook opa’s zogenaamd autobiografische vertelsels over zijn wedervaren in een Russisch woud kunnen niet blijven boeien. Interessanter zijn de passages waarin Robin zelf verhalen verzint, van korte rijmpjes tot de eerste echte aanzetten. In O rode papaver, boem pats knal! draagt Robins opa sterk bij tot die evolutie, wat Kuyper in krachtig geformuleerde volzinnen vat: ‘”Wie goed kan kijken,” zegt opa, “krijgt een hoofd vol mooie dingen.”’ Een volgende stap in het schrijfproces ontbreekt nog, want precies dat opschrijven moet Robin nog leren. Maar met z’n fantasie is niets mis, en gezochte wendingen hoeven allerminst: ‘”Je kunt met gewone woorden ook een mooi verhaal schrijven. Je moet de woorden alleen op de goede plek zetten — dat is de kunst.”’ Een kunst waarin Kuyper zich met verve heeft bekwaamd. Herkenbare situaties uit een rijkgevuld kleuterbestaan worden in een toegankelijke, haast poëtische stijl gevat, en dat blijft Kuypers sterkte, al negen delen lang. [Jürgen Peeters]
Silvester van der Pol
In dit laatste deel uit de serie over de innemende Robin wordt het joch wakker in het nieuwe huis, waar ze als gezin kort geleden naartoe zijn verhuisd. Robin moet daar nog erg aan wennen. Vooral ook omdat bovenaan de trap, net om de hoek, een wolf woont die het op hem heeft voorzien. Omdat papa ziek wordt, moet Robin eerst een tijdje bij opa en oma logeren, zodat hij niet besmet wordt. Maar helaas wordt hij toch ziek en duurt het daarom even voordat hij weer naar huis kan. Daar leert hij, geholpen door papa, zijn angst voor de wolf uiteindelijk te overwinnen. In de bekende lichte en luchtige stijl van de eerdere Robin-boeken schetst de auteur opnieuw een ongecompliceerde wereld, waarin Robins ouders en grootouders gedroomde voorbeelden voor menig kind zijn. Hun onvoorwaardelijke liefde is hartverwarmend. De merkwaardige titel, die helaas niet past bij de rest van de serie, wordt al lezende duidelijk. Humorvol, speels en ontwapenend worden de laatste belevenissen van Robin naar een licht autobiografisch slot geschreven: Robin zou ook best wel schrijver willen worden. En zo is de cirkel weer rond. Met sfeervolle kleurenillustraties van Penseelwinnares Marije Tolman. Vanuit het kind geschreven, warm, innemend, grappig en licht-filosofisch. Zilveren Griffel 2012. Vanaf ca. 5 jaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.