Woord en schroom : enige trends in de Nederlandse prozaliteratuur 1973-1976
Hugo Bousset
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Meulenhoff, 2011 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : OVER LITERATUUR-SCHRIJVERS : 823 BOUS |
15/05/2012
Dat de aanslagen op elf september 2001 onze aanblik van de wereld hebben veranderd, behoeft waarschijnlijk geen betoog. Of er tevens een ‘paradigmawisseling’ in de literatuur heeft plaatsgevonden, is de vraag die Hugo Bousset zich stelt in zijn nieuwste essaybundel Vurige tongen. Essays over romans na 11 september. Het antwoord op die uitermate interessante vraag is een uitnodiging naar de lezer: ‘U lezer, maakt het uit’. Dat is voor diezelfde lezer echter een jammerlijke zaak. Bousset volgt al sinds het einde van de jaren zestig nauwgezet de Nederlandstalige literatuur op de voet. De trends en stromingen die hij in zijn vroegere essaybundels ontwaarde, zou hij inzichtelijk kunnen plaatsen naast enkele thematische of stilistische kenmerken in de negenentwintig romans die hij nu bespreekt.
Bij de selectie van die romans zou je je kunnen afvragen waarom de tegelijk meest geprezen en verguisde Nederlandstalige nine-eleven-romans ontbreken, m.n. Tirza van Arnon Grunberg en Zwerm van Peter Verhelst. Ook bij de focus van sommige essays kan de lezer vraagtekens plaatsen. Trouw aan zijn idee dat ‘vergelijkingen boeken kunnen openbreken’, neemt Bousset net als in zijn vorige twee essaybundels telkens twee romans samen omwille van een gemeenschappelijke thematiek of stijlkenmerk. Hebben thema’s als de ‘verbrokkeling van de (beschermende? beklemmende?) veilige leefwereld’ bij Marjolijn Februari en Esther Freud, of de verstoorde werkelijkheidservaring bij Peter Terrin en Jan van Loy, betrekking op de wereld na de bewuste aanslagen, dan is dat veel minder het geval wanneer Bousset Elfriede Jelinek en Charlotte Mutsaers bespreekt onder de noemer van het ietwat ‘oude’ écriture féminine.
De inkadering van deze bundel voldoet dus niet aan de verwachtingen. Dat neemt niet weg dat de verzamelde teksten niet doen wat Bousset altijd al deed: als geen ander mensen enthousiasmeren voor literatuur. Bousset ‘snakt’ of is ‘nieuwsgierig’ naar literatuur, en diezelfde noodzaak en honger kan hij moeiteloos overbrengen op de lezer. Exemplarisch voor Boussets essayistiek is ongetwijfeld ‘Cinéma vérité’ waarin hij zich afvraagt welke van drie jonge Vlaamse auteurs (Annelies Verbeke, Dimitiri Verhulst en Jeroen Theunissen) werkelijk de moeite waard zijn. Veeleer dan de drie romans grondig te analyseren, gaat Bousset ermee in dialoog. Hij parafraseert de verschillende plotlijnen, beschrijft de stijl en het wereldbeeld van de roman, expliciteert zijn eigen opvattingen en geeft van daaruit zijn positieve of negatieve commentaar. Zo verliezen Verhulst en Verbeke het pleit omdat zij niet voldoen aan Boussets eis naar meerstemmigheid en multiperspectivisme.
Vaak zet Bousset de besproken romans in een nieuw en overtuigend perspectief door ze te verbinden met enkele filosofische of literatuurwetenschappelijke concepten. Ook hier geldt dat Bousset niet zozeer uitdiept, maar aanbrengt en de lezer opnieuw uitnodigt om deze bedenkingen mee te nemen in diens lectuur van de besproken romans. Bousset lezen betekent dan ook in de eerste plaats goesting krijgen in literatuur. Dat mag zonder meer een verdienste heten. [Hans Demeyer]
J.F. Vogelaar
De Vlaamse ciriticus en essayist Bousset (1942) heeft willen onderzoeken ‘welke invloed 11 september heeft gehad op de moderne roman’. Daartoe heeft hij in veertien essays telkens twee auteurs aan elkaar gekoppeld, meestal vanwege een vergelijkbare thematiek (onderwerp of benadering). Bij voorkeur een Nederlandstalige (Petry, Verhaeghen, Reugebrink, Beurskens, Mutsaers, Schröder, Koen Peeters e.a.) en een buitenlandse (DeLillo, Sloterdijk, Ian McEwan, Sebald, Jelinek, Coetzee, Levi e.a.). Daarbij komt de context van de betreffende auteurs en literaire herkomst nauwelijks ter sprake. Bousset gaat nogal intuïtief te werk, ook in zijn voorkeuren, en geeft zelf toe dat hij daarvoor achteraf een theoretische rechtvaardiging zoekt. Analyses geeft hij niet; hij vertelt de boeken na, de twee assocciatief met elkaar verbindend. Van het beloofde onderzoek is nauwelijk meer sprake, het wordt ook in genen dele verricht. Het is ook al te pretentieus om van een historische gebeurtenis niet alleen een leidmotief te maken, maar zelfs de aanzet tot ‘een paradigmawisseling in de roman.’
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.