De wand
Marlen Haushofer
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Van Gennep, 2011 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 6148 |
31/12/2011
Onmacht en verzet
Nadat het decennialang in de vergetelheid was geraakt, kende het oeuvre van de Oostenrijkse schrijfster Marlen Haushofer (1920-1970) de laatste jaren een opmerkelijke heropleving. Dat werd in de eerste plaats zichtbaar in het Duitse taalgebied, waar in de slipstream van de uitgave van haar biografie (in 2007) verschillende van haar boeken heruitgegeven werden. Maar ook de Nederlandstalige lezer kan opnieuw kennismaken met haar werk: in 2010 kwam een nieuwe editie van haar bekendste roman De wand op de markt, en na de novelle Wij doden Stella (januari 2011) is nu ook haar laatste roman heruitgebracht.
Of De mansarde een groot publiek zal kunnen aanspreken, is nog maar de vraag. Deze in het sowieso niet erg vrolijke oeuvre van Haushofer toch nog opvallend hopeloze roman, zal alleszins iedereen afschrikken die van literatuur enige existentiële troost of wat plezierig tijdverdrijf verwacht. De setting van het verhaal is nochtans heel huiselijk. Een vrouw leidt samen met haar man en kinderen een bestaan dat uiterlijk heel aangenaam en rustig lijkt. De man zit, voor zover hij niet uithuizig is, gekluisterd aan zijn bureau of de tv, en ook de al flink opgegroeide en zelfredzame kinderen berokkenen de vrouw geen last. Maar al gauw wordt duidelijk dat de vrouw vanbinnen een ruïne is. Haar op het eerste gezicht stabiele huwelijk blijkt slechts te kunnen overleven op doffe routine en kleurloos plichtsbesef. Als voortreffelijke acteurs spelen de echtgenoten een leven na dat eens beloftevol en gelukkig was. De consciëntieuze manier waarop de vrouw het huishouden op orde en haar man tevreden houdt, maakt het beeld alleen maar schrijnender.
Uit deze burgerlijke hel probeert de vrouw elke avond te ontsnappen door een toevlucht te zoeken op de zolderkamer, waar ze alleen kan zijn met haar ‘mansardegedachten’ en kan tekenen. Het enige doel dat haar in dit leven nog voor ogen lijkt te staan, is een vogel op papier te krijgen waaraan je kan zien dat hij weet dat hij niet de enige vogel op de wereld is. Vroeger, toen ze haar man pas had leren kennen, was ze daar bijna in geslaagd, maar nu mislukken al haar tekeningen hopeloos. Raar is dat niet. Ook in haar dagelijkse leven lukt het de vrouw niet om contact te maken met haar omgeving. De steriele gesprekken met haar man maken alleen maar duidelijk dat elke gemeenschappelijkheid verloren is gegaan en ook de ontmoetingen met kennissen zijn getekend door een tragikomische kunstmatigheid. Zelfs in de omgang met haar kinderen is van een spontane liefdesband geen sprake meer.
De mansarde is dus in de eerste plaats het verslag van een leven in volslagen geestelijke eenzaamheid. In een aan het oppervlak ijzig kalme taal beschrijft Haushofer minutieus het logge lijden van een vrouw bij wie alle gevoelens en verlangens uitgestorven lijken te zijn. Maar hoe is de vrouw in deze toestand geraakt? Is die het gevolg van niet verwerkte ervaringen uit haar kindertijd — zoals de angsten die ze tijdens de oorlog in de schuilkelder uit moest staan, of de liefdeloosheid waarmee haar ouders haar bejegenden, of nog de dood van haar grootvader, de enige persoon bij wie ze zich geborgen voelde? Of is het ‘verraad’ van haar man doorslaggevend geweest? Dat verraad slaat op een periode in haar leven die ten tijde van het verhaal zeventien jaar geleden is. Na het horen van een sirene plotsklaps doof geworden, trok de vrouw zich toen gedurende twee jaar (tot het even abrupte einde van haar doofheid) terug in een boshut in de Oostenrijkse bergen. Uit de aantekeningen die ze daar bijhield, blijkt dat ze zich door haar man gedwongen voelde om hun huis te verlaten. Ze wil hem dan ook niet ontvangen in haar hut, omdat ze niet wil zien hoe hij ‘lijdt onder zijn opluchting’ en haar heimelijk dood wenst nu ze geestelijk ziek en onbruikbaar geworden is.
Die laatste verklaring voor het psychische isolement van de vrouw, zal door de feministen die Haushofers werk omarmden wel het gretigst aangenomen zijn. En voor zo’n feministische blik zijn zeker ook gegronde redenen. Zoals in vele van haar boeken onderwerpt ook in deze roman de vrouw zich aan de voorrechten die de man zich als vanzelfsprekend toegeëigend heeft. Dat haar man zich scrupuleus en welopgevoed gedraagt, weerhoudt hem er bijvoorbeeld niet van zelf te bepalen wat er bijvoorbeeld op zondag wordt gedaan of te beslissen wanneer er, een zeldzame keer, gevreeën wordt. Maar toch is een stringent feministische lezing van dit werk eenzijdig en beperkt. Te dikwijls zijn, zoals in De mansarde in het geval van de volstrekt goedaardige vader van de man die lijdt onder de heerszucht van zijn kenau van een vrouw, de rollen omgedraaid. Bovendien worden vrouwen door Haushofer zelden als louter onschuldige slachtoffers neergezet. Dat komt nog het best naar voren in Wij doden Stella, waarin het vrouwelijke hoofdpersonage lijdzaam ‘medeplichtig’ is aan de zelfmoord van een meisje dat door haar man meedogenloos werd misbruikt.
Ook in De mansarde is de vrouw volstrekt gelaten en passief. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Haushofer herhaaldelijk het verwijt van defaitisme in de schoenen geschoven kreeg. Oppervlakkig gezien is dat terecht: in tegenstelling tot de vrouwelijke personages in het werk van haar landgenote Ingeborg Bachmann, die zich tegen de klippen op verzetten tegen een wereld die door mannelijke maatstaven wordt beheerst, leggen Haushofers vrouwen zich bij de vigerende verhoudingen neer. Hun enige vorm van protest is erin gelegen dat ze weigeren met hun lot gelukkig te zijn. Ongeluk als verzet, het klinkt inderdaad heel geresigneerd en machteloos, maar in de beoordeling van Haushofers werk zien haar critici één belangrijke zaak over het hoofd: precies in de beschrijving van de onmacht van haar personages om op een effectieve manier tegen brute macht of geslepen overheersing in het geweer te komen, stelt de schrijfster een ultieme daad van literair verzet. In haar proza wordt macht door onmacht aan de kaak gesteld.
Die onmacht op zich verdedigt Haushofer niet. De melancholici die haar boeken bevolken, voelen zich er eerder in gevangen. Ze zitten vol met verdrongen haatgevoelens en opgekropte woede omdat ze geen verweer hebben tegen de daadkracht, het geweld en de gewetenloosheid van degenen die hun ongeluk veroorzaken. En tegelijk willen en kunnen ze niet verzaken aan hun eigen levensgevoel, dat vloekt met deze — al dan niet als typisch mannelijk gecatalogiseerde — kenmerken van overheersingsdrang. In De mansarde is het vooral de burgerlijke orde met haar starre conventies en eisen van beheersing en volwassenheid (maar ook haar onderliggende gewelddadigheid) die de vrouw verstikt. ’In mij opgesloten zit nog altijd een klein meisje dat haar voeten wil warmen en rond wil dansen net als alle andere kinderen. Maar ze hebben het opgesloten, en dat gebeurt met alle kleine meisjes die niet kunnen ophouden kleine meisjes te zijn.’ Passages als deze kunnen feministisch geduid worden, maar evengoed tonen ze een nostalgisch onvermogen om de confrontatie aan te gaan met een volwassen wereld waarin strijd en machtsverhoudingen onvermijdelijk zijn.
En zo blijft veel bij Haushofer onzeker en ambivalent. Verlangen naar autonomie en naar gemeenschappelijkheid, haat en onverstoorbaarheid, gehoorzaamheid en verzet — het is allemaal op een onontwarbare manier vervlochten met elkaar. Knap aan De mansarde is dat die twijfel en dubbelzinnigheid ook in de manier van vertellen zichtbaar is gemaakt. De verteltrant van de vrouwelijke ik-persoon is allesbehalve soeverein: ze corrigeert zichzelf voortdurend, maakt zichzelf dingen wijs, haar gedachten waaieren allerlei tegengestelde richtingen uit. Het vermogen om haar toestand te analyseren door middel van sluitende redeneringen — weer een eigenschap die toegeschreven wordt aan ‘de man’ — is haar volledig vreemd. Maar haar weifelzuchtige, vooral door associaties en beelden gevoede denken getuigt wel van een, laten we maar zeggen typisch ‘vrouwelijke’ luciditeit, die goed weet dat de vreemdheid, tegenstrijdigheden en fragiliteit van de menselijke geest niet begrepen kunnen worden door een op beheersing en overheersing gerichte rationaliteit. [Koen Van Baelen]
M.B. Malm
De laatste nog bij haar leven verschenen roman van de in 1970 overleden Oostenrijkse schrijfster. De roman is een bijna minutieus verslag van een week uit het leven van een huisvrouw, getrouwd met een keurige, maar saaie man, met twee (bijna) volwassen kinderen, die van het leven niets meer verwacht. Alleen in het zolderkamertje (de mansarde) kan ze zichzelf zijn en tekenen, fantaseren en dromen. Een paar geheimzinnige enveloppen met dagboekaantekeningen uit een voorbije, duistere en afschuwelijke periode verstoort de veiligheid van de mansarde. De lezer ervaart in deze roman de gespletenheid van deze vrouw tot in de kleinste details. Door het strakke en duidelijke taalgebruik (compliment voor de vertaalster) wordt de lezer meegevoerd in de gevoelswereld en leest dit boek als een spannende detective. Vrij kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.