Crossroads
Walter van den Broeck
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij Antwerpen, 2011 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 1356 |
Dirk Leyman
2/ei/25 m
Walter van den Broeck
Odes aan de wendbare vrouw
Een hulde aan de 'vloeibaarheid en wendbaarheid van vrouwen', zo kondigt Walter van den Broeck zijn verhalenbundel Een vrouw voor elk seizoen aan. Maar ook van de lezer wordt veel flexibiliteit verwacht in deze wispelturige verhalenbundel.
Schrijven is iets wat deel uitmaakt van mijn levensfuncties. Geen inspiratie hebben is iets wat ik niet begrijp. Je gaat toch gewoon zitten en je schrijft?", zo oreerde Walter van den Broeck onlangs in deze krant. Schrijven is als eten, drinken én ademen voor Van den Broeck. Zonder zijn pen wordt hij zelfs "redelijk ongenietbaar", geeft hij toe.
Bij de 70-jarige auteur van Brief aan Boudewijn én andere vaderlandse klassiekers dus geen gesakker over de angst voor het witte blad of gejeremieer over de nakende ouderdom. No way. Hij neemt gewoon het ene project na het andere op de schouders. Onlangs schreef Van den Broeck het scenario voor een Turnhoutse strip, momenteel is hij bezig aan het voltooien van de theatertekst Biechten bij het 't Arsenaal en nu publiceert hij de stevige verhalenbundel Een vrouw voor elk seizoen, amper twee jaar na zijn voor de Libris Literatuurprijs genomineerde roman Terug naar Walden.
Eigenlijk had hij liever weer een roman afgeleverd, maar door "tijdgebrek" maakte Van den Broeck een noodsprong. "Een tijd geleden realiseerde ik me dat ik in mijn leven nogal wat geschreven heb over vrouwen. Proza, maar ook theaterteksten, een hoorspel en zelfs een scenario", vertelde Van den Broeck in Het Nieuwsblad. "En omdat ik toch iets op de markt wou brengen, besloot ik die vrouwenthema's te bundelen om te zien wat voor rare contrasten dat zou opleveren."
Tour d'horizon
Grillig en onvoorspelbaar is deze bundel in elk geval. Maar Een vrouw voor elk seizoen, bedoeld als "zevenvoudige hulde aan de vloeibaarheid en wendbaarheid van vrouwen", bevat dus nogal wat recyclagewerk en duchtig opgepoetste verhalen. Soms zet hij een monoloog om tot een novelle of proza tot een theatertekst. Jammer genoeg vonden auteur en uitgever het niet nodig te verantwoorden waar de embryo's van deze geschriften zich bevinden.
Dat Van den Broeck zich vermaakt heeft met zijn vrouwenvariaties lijdt geen twijfel. Verder poogt hij opzichtig zoveel mogelijk stijlregisters te betokkelen, waardoor Een vrouw voor elk seizoen een ware tour d'horizon van zijn kunnen is geworden. Maar hebben de verhalen zelf wel genoeg body en soul? Dat wisselt nogal, vooral omdat ze gebalder hadden gekund én ook wel eens gedateerd aandoen. En de dialogen, nochtans altijd een van de keurmerken van de toneelschrijver Van den Broeck, missen vreemd genoeg nogal eens souplesse.
Dat is bijvoorbeeld het geval in het verhaal 'Suzanne', waarin de gelijknamige rockchick een onverwacht widergutmachungs-bezoek brengt aan haar jeugdliefde Ronny en een ultieme poging waagt om de brokken te lijmen. Suzanne is zijn vaandelvlucht nooit te boven gekomen en tast in het duister over de motieven van Ronny, ooit "een jonge god met een gitaar die een heel tent plat speelde". Terwijl Suzanne kosmopolitisch blijft rondtoeren met haar band, is Ronny vastgeankerd gebleven in het ouderlijke café Welkom met zijn volkse festiviteiten aan de lopende band. En daar valt hij niet uit los te weken: "Het leven, Suzanne, speelt zich niet af op een podium met een paar duizend watt op uw smoel. Het leven speelt zich hier af, in café Welkom, in alle cafés Welkom van de hele wereld."
Van den Broeck zorgt nog voor een ongewone wending, maar die kan het voortdobberende verhaal niet redden. Bovendien een kwestie waarmee de hele bundel worstelt klinken de uitgesponnen gesprekken kunstmatig, alsof Van den Broeck weifelt om voor de couleur locale te gaan. Waarom nemen de personages zo vaak het woord "gaarne" in de mond?
Ook 'Yolanda', over een dame die gemangeld zit tussen haar bezeten sonatecomponist Maarten en minnaar Gerard, komt maar niet op koers. Of ligt het toch omgekeerd? Weer blijven we op onze honger met een ontknoping die hortend tot stand komt. In de twee uitgesponnen theaterteksten, 'Hanne & Debra' (over twee vrouwelijke ex-geliefden die elkaar weer onverwacht ontmoetten) en monoloog 'Amanda' (een vrouw die fulmineert over haar tragische huwelijk) had de schaar gemogen. Dat had de spankracht ongetwijfeld bevorderd.
Scherp inzicht
De bundel ontbrandt nochtans sterk, met een proloog waarin Van den Broeck de fijne nuances uitlegt tussen moeders, geliefden en het spookbeeld van de ideale vrouw, een tekst die ooit op het getouw werd gezet voor Saint Amour én subtiel de valkuilen van de mannelijke hartstocht voor vrouwen aanraakt.
Goed op dreef is Van den Broeck als hij de luchtige toer opgaat, met goed getimede situatiehumor. Hier verraadt hij zijn metier in het volkstoneel. Dat is bijvoorbeeld het geval in het autobiografische 'Krimhilde'. Daarin bieden enige Kempenzonen hun vader een bezoek aan een stripteaseclub aan, om hem eens flink bij de neus te nemen. Maar het is de vader die hen uiteindelijk perplex slaat én de danseuse in het defensief duwt. Een kolfje naar Van den Broecks hand, net als de soldatenburleske 'Frau Bronsky en Frau Bachmann', gewiekste typistes die zich in de vreemdste bochten wringen voor hun chef. Fraai is zeker 'Ella en Marie', over twee Duitse diensters die een Belg op het oog hadden, vooral ook omdat Van den Broeck de interbellumtijdgeest in het Aken van anno 1927 inweeft. Zeer zeker etaleert Van den Broeck regelmatig een scherp inzicht in de vrouwenziel.
Toch overheersen uiteindelijk de gemengde gevoelens. Natuurlijk ruil je een matige Van den Broeckbundel graag voor het zogenaamd beste werk van menige Vlaamse auteur. Maar Van den Broeck had best wat strenger voor zichzelf mogen zijn. Een vrouw voor elk seizoen telt te veel zwakke broeders.
Goed op dreef is Van den Broeck als hij de luchtige toer opgaat, met goed getimede situatiehumor. Hier verraadt hij zijn metier in het volkstoneel.Toon Horsten
2/ei/27 m
Uit alle teksten in 'Een vrouw voor elk seizoen' spreekt het verteltalent van Van den Broeck
Voor de zeventigste verjaardag van Walter van den Broeck brengt De Bezige Bij Antwerpen de verhalenbundel Een vrouw voor elk seizoen op de markt. Dat is nieuws, want Aangewaaid, de vorige verzameling kortverhalen van Van den Broeck, dateert alweer van 1986.
Een vrouw voor elk seizoen blijkt evenwel niet meteen de opvolger van Aangewaaid. De hier verzamelde teksten, waarin vrouwelijke personages centraal staan, werden grotendeels geput uit eerdere publicaties - allemaal al een tijd uit druk. Eén verhaal, 'Frau Bronsky & Frau Bachman', stond onder een andere titel zelfs al in Aangewaaid. Ook uit de columnbundeling ¡Querido hermano! werd een tekst geselecteerd en de schitterende theatermonoloog Amanda, in 1994 al verschenen, is eveneens opgenomen. Amanda is een stuk dat Van den Broeck schreef voor actrice Nora Tilley, die ook meespeelde in Getelde dagen, dat vorig jaar in première ging bij Theater aan de Stroom in Antwerpen. In dit boek verschijnt ook de tekst van die dialoog onder de titel 'Hanne & Debra' voor het eerst in druk.
Technisch gesproken is Een vrouw voor elk seizoen dus geen verhalenbundel, maar een bundeling van proza en theaterteksten. En ook niet echt een nieuw boek. Maar dat is dan ook het enige dat mopperkonten op dit boek kunnen aanmerken. In de hier verzamelde teksten is Van den Broeck op het toppunt van zijn kunnen aan het werk. Door de grote diversiteit kun je dit boek zelfs als een ideale introductie tot het omvangrijke oeuvre van de Kempense schrijver beschouwen - in al zijn veelkantigheid.
Grappig
Al meteen in het eerste verhaal, over een bezoek van zijn vader aan een stripclub in het gezelschap van zijn twee zonen en zijn schoonzoon, laat Van den Broeck zien waarom hij nog steeds als een van de grappigste Vlaamse schrijvers geldt. Wanneer zijn zonen een stripteaseuse betalen om hun vader uit te nodigen haar op het podium te komen afdrogen, blijkt de ouderling dit met een bewonderenswaardige cool te ondergaan. De verbijstering van zijn kinderen verwoordt Van den Broeck als volgt: 'De borstjes bewaarde hij voor het laatst, zoals thuis de dooiers van zijn spiegeleieren.'
In de andere verhalen spelen de vrouwen een heel andere rol, en is de toon wat ernstiger: drie typistes verwikkeld in de strijd om de gunst van hun overste, twee lesbiennes die in het reine proberen te komen met hun verleden, een vrouw die twee levens blijkt te leiden, een Mexicaanse die komaf maakt met haar terneerdrukkende huwelijk en een gitariste die probeert haar grote jeugdliefde alsnog in te palmen. Het enige echt nieuwe verhaal is 'Marie & Ella', dat zich afspeelt in het Aken van de jaren twintig en over de ontmoeting tussen Van den Broecks ouders blijkt te gaan.
Uit alle teksten in Een vrouw voor elk seizoen spreekt het verteltalent van Van den Broeck: of hij nu een kortverhaal, een theaterstuk of een roman schrijft, altijd verzint hij een uitstekende plot. Elk verhaal heeft een kop en een staart, een ontknoping. Walter van den Broeck mag dan, zoals Jeroen Brouwers twee weken geleden in De Standaard der Letteren nog stelde, in de Vlaamse literatuur een vormvernieuwer geweest zijn, in alles blijft hij een verteller. Een plot is voor Van den Broeck geen bijkomstigheid.
Valt uit dit alles overigens een consistent vrouwbeeld af te leiden? Niet meteen. Soms zijn de hier gepresenteerde vrouwen ijdel, boos, verliefd, vrolijk of gelaten, dan weer jaloers, hitsig, verdrietig of grappig. Dikwijls gaan ze de confrontatie met hun verleden aan, even vaak doen ze dat niet. De vrouwen over wie Van den Broeck schrijft, hebben verschillende gedaantes en stemmingen en zéér verschillende levens. Wat deze verhalen bindt, is de liefde van de schrijver voor zijn onderwerpen. Wie met zoveel toewijding, bewondering, mededogen, ontroering en fascinatie over al deze vrouwen schrijft, moet veel van hen houden.
DE AUTEUR: werd zopas 70, bekend van de romancyclus 'Het beleg van Laken'.
HET BOEK: een bundel proza en theaterteksten met vrouwelijke personages.
ONS OORDEEL: een bewijs van zijn verteltalent en een ideale introductie tot zijn werk.
Frank Hellemans
i /un/15 j
Lang geleden dat er in een Vlaamse verhalenbundel zoveel Duits werd gesproken. Walter van den Broeck presteert het zelfs om in Een vrouw voor elk seizoen , een verhalenbundel, twee verhalen in de Belgisch-Duitse grensstreek te situeren. Bij 'Marie & Ella' gaat het om twee Duitse diensters die in 1927 in een Gasthaus in Aken verliefd worden op dezelfde Belgische soldaat. Stond Van den Broecks vader hiervoor model? 'Frau Bronsky & Frau Bachmann' speelt in de buurt van Düren, waar Van den Broeck zelf als milicien allicht heeft meegemaakt wat hij nu zo empathisch beschrijft: twee typistes die het niet willen hebben dat een derde indringster hun territorium komt inpalmen en die daarbij lagere officieren voor haar karretje spant.
Van den Broeck bewijst in deze bundel dat hij een bijzonder oor heeft voor de bochten van een gesprek, en dan vooral waar het om liefde en jaloezie gaat. Als theaterman weet Van den Broeck die dialogen met de kleinste aarzelingen voortreffelijk neer te zetten, maar daarnaast concentreert hij zich ook op de sprekende gebaren die de conversatie kracht bij zetten. Hij is een meester in het registreren van minuscule maar o zo belangrijke gestes die het gezegde moeten onderlijnen. Wanneer de twee typistes uiteindelijk toch het nakijken krijgen van de kokette juffrouw Pauwels, de nieuwe typiste, beschrijft de verteller de finale vertwijfeling van een van hen als volgt: 'Ze had dat pathetische van een vlieg die uit een lege fles probeert te kruipen, maar telkens opnieuw op de bodem valt.' Als Gerard in het verhaal 'Yolanda' een rendez-vous heeft met echtgenote Yolanda en zij over haar aparte minnaar begint te orakelen, wordt hij ongemakkelijk en nipt hij ondertussen van zijn glas om zich toch maar een houding te geven. Van den Broeck noteert: 'Zijn rechterbeen is gaan wiebelen. Alsof het van dit onbehaaglijk gesprek weg wil lopen.'
Alle verhalen cirkelen rond de manier waarop vrouwen zich in de liefde al pratend en gesticulerend een weg proberen te banen. Van den Broeck, die in zijn grote romans zo graag met de geschreven woorden en het toeval speelt, laat Dame Fortuna in deze ontmoetingen volop haar gang gaan. Niets is wat het lijkt en de lezer wordt, zoals de hoofdrolspeelsters zelf, voortdurend op het verkeerde been gezet. Maar in tegenstelling tot zijn postmoderne spielereien staan de geschreven woorden deze keer in dienst van het echte leven. In Het beleg van Laken , zijn befaamde vierluik, trok hij een gesofisticeerd gordijn van associatief proza op waarachter de auteur zich treiterig verstopte. Dat intertekstuele masker laat Van den Broeck in deze verhalen vallen omdat de liefde die hier op het spel staat te belangrijk is voor geschreven woorden alleen.
'Leven is onmiddellijk reageren, met al je klieren, met al je vezels, op wat zich aan je voordoet', zegt Amanda in het gelijknamige verhaal, een soort van theatermonoloog. Van den Broeck probeert dat directe leven in real time te vatten. Vandaar zijn keuze om deze verhalen in geuren en kleuren, zoals dat in de orale literatuur het geval is, te vertellen. En met handen en voeten, zoals de oudste tactiele verhalen dat al zonder woorden deden: al dansend in de Griekse choreografische theatertraditie, of plastisch en expressief in de stijl van collectieve stamrituelen die de grote rites de passage rond geboorte, huwelijk en dood vierden.
In die zin is Van den Broeck de Vlaamse volksschrijver bij uitstek die in elk van deze zeven vertellingen demonstreert hoe verlangen en haat al onze handelingen en gesproken woorden doordesemen. Hij viert de liefde die van geen ophouden weet: bij jong en oud, vrouw en man, lesbo, homo of hetero. Tot in het Duits toe.
31/12/2011
In Een vrouw voor elk seizoen verzamelt Walter Van den Broeck zeven teksten over vrouwen die hij in de loop der jaren heeft geschreven. Volgens de achterflap doet de auteur in deze bundel ‘hulde aan de vloeibaarheid en wendbaarheid van alle vrouwen’, en dat in ‘vele stijlen — van hilarisch tot speels, van dramatisch tot tragisch’. Graag zou ik daar ‘pathetisch’ en ‘kitscherig’ aan toe willen voegen.
Meer zelfs: pathos overheerst de bundel. De gevoelens van de personages zijn telkens zo gezwollen dat hun vloeibaar en wendbaar karakter erin geheel wordt opgezogen. Personages komen niet tot leven; hun jaloezie of hevige vertwijfeling in de liefde worden zodanig bombastisch beschreven dat zowat alles belachelijk wordt, als het al niet om een flauwiteit ging. In ‘Marie en Ella’ wordt die eerste verliefd op een Belgische soldaat in Aken tijdens het interbellum. Ze raakt echter volledig overstuur wanneer haar vriendin Ella beweert dat hij homoseksueel is. Verliefd worden op een homo vindt Marie zo’n schande dat haar tranen voortdurend beginnen te stromen: ‘Ik huilde op weg naar de tramhalte, huilde met afgewend gezicht de hele rit naar huis, huilde bij het uitstappen en hoopte helemaal uitgehuild te zijn voor ik thuiskwam.’ Ander voorbeeld: in ‘Amanda’ beslist de hoofdfiguur om na 25 jaar beknottend en vrijheid berovend huwelijk op een jaarlijks feest haar trouwjurk opnieuw aan te doen. Wanneer zij haar jurk de avond voordien toont aan haar dochters, gaat dat zo: ‘Taraaa! De oudste begon onmiddellijk te huilen van ontroering. De jongste begon te stamelen: Jesus, mama! Jezus, mama! Jézus, máma! […] Mama! Mama! Mama! Je bent geniaal! Als drie zusters dansten we door het huis! […] De gilletjes, de lachjes. De complimentjes, de commentaartjes’. Voor wie in zulke opgeklopte vrolijkheid geen graten ziet, is dit een perfecte bundel; ik word hier echter onpasselijk van.
Evenzeer vervelend is de moralistische toon die tussen de regels sluimert. Nogal veel personages schikken zich in hun lot, en brengen het vermogen tot zelfopoffering bijna tot een nieuw niveau. Een katholieke moraal ligt verscholen in ‘Hanne en Debra’. Deze twee typistes streven zodanig naar hun chefs welbehagen dat ze anderen daarvoor een hak zetten. Boontje komt om zijn loontje, en uiteindelijk loopt een naïeve en domme, maar onschuldige derde ermee weg.
De bundel begon nochtans niet zo slecht. In de proloog heeft Van den Broeck het over de drie vrouwen in zijn leven: zijn moeder, zijn vrouw en zijn geïdealiseerde voorstelling van de vrouw. De verhouding tussen die drie creëert nog een zekere spanning, die jammer genoeg niet verder uitgewerkt wordt in de rest van de bundel. [Hans Demeyer]
Gerard Oevering
Zes verhalen en een toneelstuk hebben een vrouwennaam tot titel. Er gaat een loflied op de moeder, de geliefde en de bedachte vrouwelijke personages aan vooraf, de ‘drievuldigheid’ waardoor de Vlaamse schrijver (1941) is bezeten. Dit zijn verhalen over relaties. Liefde, jaloezie en verraad bepalen op cruciale momenten de levens van de vrouwen. En ook hoe vrouwen erdoor tot inzicht in hun situatie komen. Mannen staan er niet goed op. In de uitwerking van de dialogen en de subtiele ontknoping van de plot toont Van den Broeck zich een meester. Met een enkele zin zet hij de lezersverwachting op z’n kop. Of het nu gaat om twee dienstmeisjes die verliefd zijn op dezelfde Belg, om typistes die hun baas willen behagen en die zich tegen een indringster en concurrente verdedigen, of om de getrouwde Yolande die een afpraak heeft met haar minnaar. Ieder beseft dat in hun wereld de liefde en de romantiek, of wat zij daarvoor houden, op het spel staan. Dus uiteindelijk zijzelf. Deze stilistisch en inhoudelijk gevarieerde verhalen over kansen en mislukte mogelijkheden, schijn en werkelijkheid zijn boeiend. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.