Tussen kunstenaars : een romance
Rudi Fuchs
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Ludion, 2011 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : KUNST : 700.6 FUCH |
31/12/2011
Vrijwel parallel verschijnen twee boeken, waarin respectievelijk kunsthistoricus Rudi Fuchs en schrijver en vitriolist Gerrit Komrij hun columns over kunst bundelen. De resultaten konden niet meer uiteenlopen en tegelijk toch zo complementair zijn. In zijn korte, snedige teksten steekt Komrij de draak met de hedendaagse kunst, haar ordinaire marktdenken en de opgeblazen verwaandheid van de critici die er dure verhalen over vertellen. Fuchs daarentegen schuift in elke column één of twee kunstenaars naar voren, vaak om twee werken naast elkaar te plaatsen en te tonen hoe kunst uit verschillende tijdperken en periodes toch met elkaar in verband kan worden gebracht. Iedere tekst van Fuchs is een oefening in kijken, zoals de titel aangeeft, waarbij hij de kunst verstaat om de lezer effectief met frisse blik naar werken te laten kijken die overbekend zijn of net helemaal niet evident lijken.
Beide boeken wekken zonder probleem de sympathie van de lezer. Komrij is bijvoorbeeld vlijmscherp in zijn analyses. Hoewel zijn teksten soms lezen als een aaneenschakeling van virulente bon mots en oneliners, zit er toch een grote diepgang in zijn werk. Zijn kritiek aan het adres van zowel de trendy kunst als haar al te welwillende critici is volkomen terecht. Hij hekelt treffend de angst om voor dom te worden versleten die veel mensen, ook mensen die beter zouden moeten weten, ertoe brengt de lof te zingen van kunst die eigenlijk niet meer is dan een grote showvertoning voor de kunstmarkt. Daarbij legt hij ook saillant de link naar het design, een woord dat al te vaak een lading van lelijkheid dekt. Hij bespot de hooggestemde clichés en idealen die in de designwereld worden rondgestrooid terwijl het product zelf vooral onder de superrijken aan de man (m/v) wordt gebracht.
Komrij wordt omwille van zijn scherpe teksten vaak verweten dat hij niet van kunst, of niet van hedendaagse kunst houdt, maar dat is onzin. Deze teksten komen uit de pen van iemand die met scherpe blik door de trendy façade van de hedendaagse kunstwereld kijkt. In dat opzicht is het trouwens heel interessant om beide boeken in tandem te lezen. Fuchs’ bedachtzame notities, waarbij hij moeilijke kunst toegankelijk maakt, lijken op het eerste gezicht ver van Komrijs vitriool te staan. Maar de afstand is kleiner dan je denkt. Dat valt vooral op wanneer beide auteurs zich tot dezelfde kunstenaar richten. Neem nu Tracy Emin, die door Komrij met daverend sarcasme wordt benaderd omdat ze haar eigen bed (weliswaar met een amfoor eronder verstopt) in een museum heeft geplaatst. Fuchs schrijft daarentegen zeer lovend over Emin, maar hij heeft het dan wel over een zeer bescheiden tekening van haar hand, en niet over dat bombastische bed. Kortom: het soort kunst dat Komrijs diepe minachting geniet, komt bijna niet aan bod in het boek van Fuchs, en omgekeerd maakt Komrij zich zelden vrolijk over het soort werk waar Fuchs met doordachte blik naar kijkt. Dat is interessant, al was het maar omdat Fuchs het blijkbaar evenmin nodig vond om dat soort kunst te bespreken dat door Komrij met misprijzen wordt benaderd.
Uiteindelijk dienen beide boeken een ander doel. Komrij is militant. Hij schrijft om een elitaire en verwaande pose te doorprikken. Fuchs schrijft voor een breed publiek met de bedoeling de lezer van zijn column een sleutel aan te reiken om bekende en minder bekende kunst te bekijken. Bovendien schuwt hij daarbij niet om werken die eeuwen uit elkaar liggen op een interessante manier te verbinden. Fuchs heeft het enkel over kunst, Komrij heeft het heel vaak ook over critici, curatoren, handelaars, politici, designers en architecten. Hij hekelt het cynisme van de hedendaagse kunst, vooral omdat het zo vaak in humanistische slogans wordt verpakt. Soms neigt dat een beetje naar een semper idem, maar dat euvel kan worden vermeden door het boek niet in één ruk te lezen, wat ook helemaal niet de bedoeling hoeft te zijn van een bundel columns. Op dezelfde manier is ook Fuchs’ boek een grasduinboek veeleer dan een leesboek. Kortom: twee boeiende, levendige, en interessante bundels waarin zowel de leek als de doorgewinterde kunstliefhebber heel vaak frisse inzichten zal ontdekken of verbanden en kritieken zal aantreffen die tegen de stroom in denken. Meer moet dat niet zijn.
[Christophe Van Eecke]
Redactie Vlabin-VBC
In dit boek bundelt kunsthistoricus Rudi Fuchs de eerste 72 columns die hij schreef voor De Groene Amsterdammer. Telkens focust hij op een of twee kunstenaars, vaak om twee werken naast elkaar te plaatsen. Iedere tekst is een oefening in kijken; de auteur verstaat de kunst om de lezer effectief met frisse blik naar werken te laten kijken die overbekend zijn of combinaties die niet helemaal vanzelfsprekend lijken. De auteur schrijft voor een breed publiek, dat hij een sleutel wil aanreiken om bekende kunst te bekijken. Daarbij schuwt hij niet om werken die eeuwen uit elkaar liggen op een interessante manier te verbinden, zoals Julian Schnabel en Carravagio. De namen variëren verder van Tracey Emin tot Roger Raveel, en van Rembrandt tot Donald Judd. Doordat dit boek een verzameling van columns is, is het meer geschikt om in te grasduinen dan te lezen. Niettemin is dit een boeiende en levendige bundel waarin zowel de leek als de doorgewinterde kunstliefhebber frisse inzichten kan ontdekken, of verbanden en kritieken kan aantreffen waarin tegen de stroom wordt gedacht. Met kleurenafbeeldingen van de besproken kunstwerken.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.