Rembrandts moeder : mythe en werkelijkheid
Christiaan Vogelaar
Christiaan Vogelaar (Auteur), Jan Piet Filedt Kok (Auteur), Huigen Leeflang (Auteur), Ilja M. Veldman (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Ludion, 2011 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 700 VAN LEYDEN XXL |
31/12/2011
De samenstellers van de tentoonstelling en de bijbehorende catalogus Lucas van Leyden en de renaissance hebben ervoor gekozen om deze wel zeer intrigerende kunsternaar te tonen tegen de achtergrond van de Leidse schilderschool, waar hij uit voortkomt en waar hij tegelijk radicaal van verschilt. Deze schilderschool, gesticht door Cornelis Engebrechtsz en voortgezet door zijn zonen en leerlingen, bracht de revolutie van de Vlaamse primitieven naar de noordelijke Nederlanden. Op industriële schaal werden in Leiden vanaf ongeveer 1500 na Christus vooral voor de regionale markt bestemde altaarstukken geschilderd in laat-middeleeuwse trant, met grote aandacht voor detail en stofweergave, gekunstelde poses, in typisch Vlaamse compositieschema’s.
De vroegrijpe Lucas maakte zich daarvan los en oriënteerde zich internationaal — via de prentkunst (koper- en houtgravures), die toentertijd opgang maakte, als de verspreider bij uitstek van nieuwe artistieke ideeën. De ontdekking van de prenten van Dürer moet voor hem een eyeopener van formaat zijn geweest. Hij maakte zich experimenterenderwijs de graveerkunst eigen (in een land waar het graveren in koper geen traditie had en waar er dus geen opleiding voorhanden was) en ontwikkelde in korte tijd een vakmanschap en een visie die ongeëvenaard zijn in de geschiedenis van de prentkunst. Zijn grote voorbeeld is Dürer gebleven (later ontleende hij ook aan Italiaanse gravures), maar in vergelijking met de contrastrijke, in gelijkmatige lijnen opgebouwde, dramatische prenten van Dürer, zijn die van Lucas een wonder van fijnzinnigheid en nuance.
Zijn geschilderd oeuvre is vele malen geringer in omvang dan zijn grafisch oeuvre; zijn hang naar perfectie en de hoge maatstaf die hij hanteerde lieten niet toe dat hij zich bij het schilderen liet bijstaan door leerlingen of assistenten, zodat hij maar een beperkt aantal opdrachten aanvaardde: slechts een twintigtal schilderijen zijn bewaard gebleven, waaronder een handvol absolute meesterwerken.
Hoewel het te prijzen is dat deze tentoonstelling Lucas presenteert in de regionale en internationale context waarin hij gewerkt heeft, rammelt dit project aan alle kanten. De zes teksten van de catalogus, die steevast ‘essays’ genoemd worden maar dat hoegenaamd niet zijn (nergens persoonlijke betrokkenheid, nergens een spoor van stijl, nergens de opwinding van ontdekking), slagen er niet in om met hun aanpak naar de kern van Lucas’ werk door te dringen. Telkens een tekst die raadselachtige kern dreigt te naderen, trekt hij zich terug en zoekt zijn toevlucht in strikt wetenschappelijk onderzoek naar de Leidse schilderschool. Zo vervalt de bijdrage over Leiden en Antwerpen rond 1520 in een hier totaal niet ter zake doende kunsthistorische discussie of een groep landschappen nu aan een zekere Jan Wellenz de Cock kan worden toegeschreven of niet.
De schare kunsthistorici die meegewerkt hebben aan deze catalogus zijn daarom te vergelijken met de Israëlieten op Lucas’ magistrale schilderij Mozes slaat water uit de rots: in plaats van oog te hebben voor het wonder, vangt men onmiddellijk al wat stroomt en leeft op in kruiken, potten, pannen — zowaar de reflex van een keukenmeid. Men had zich beter gewend tot dat andere schilderij, Jezus geneest de blinde van Jericho, dat in zijn werking, in zijn dialoog met de ontvankelijke toeschouwer doet wat het verbeeldt: het maakt ziende — en het ongrijpbare wordt op een weergaloze manier zichtbaar.
Toch raad ik deze catalogus aan; er zijn heus wel interessante passages bij elkaar te sprokkelen, en bijvoorbeeld de tekst over Lucas als prentenmaker is beslist leesbaar. Maar wat vooral de moeite loont, is de kennismaking met Lucas’ te weinig bekende oeuvre. Het is doortrokken van een zelfbewustzijn dat empathisch is en oog heeft voor letterlijk alles — en wat is daarvan het hedendaagse, ziekelijke, naar binnen gekeerde zelfbewustzijn een armzalige parodie!
[Dieter Clarisse]
T. Geerts
Catalogus bij de gelijknamige tentoonstelling in de Lakenhal in Leiden*. Lucas van Leyden (1489/1494-1533) introduceerde de Renaissance in de Noordelijke Nederlanden. In de acht essays in deze publicatie - alle geschreven door specialisten – wordt niet alleen het werk van de kunstenaar uitvoerig besproken (als schilder, tekenaar en graveur), ook komen uitgebreid aan bod de ontwikkeling van Leiden als belangrijk centrum voor kunst en cultuur en de ontmoeting tussen Van Leyden en Albrecht Dürer in Antwerpen. Evenals enkele andere tijdgenoten zoals de Leidse schilders Aertgen van Leyden en Cornelis Engebrechtsz. Het catalogusgedeelte (157 nummers) bevat vrij kleine afbeeldingen met zeer veel achtergrondinformatie per object. Zo komen alle aspecten van het werk van de kunstenaar en enkele belangrijke tijdgenoten aan bod. Deze omvangrijke en mooi verzorgde publicatie is een ongelofelijk rijke bron van (nieuwe) informatie over de kunstenaar en zijn tijd en dus een must voor liefhebbers van vroege Nederlandse kunst. Met biografieën, literatuurlijst en ruim 500 afbeeldingen, de meeste in kleur.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.