Zout van de zee
Ruta Sepetys
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Moon, 2011 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : SEPE |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Moon, 2011 |
VOLWASSENEN : ROMANS : SEPE |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Moon, 2011 |
VOLWASSENEN : ROMANS : SEPE |
2 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Moon, 2011 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 6467 |
Magazijn |
Moon, 2011 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : SEPE |
31/12/2011
Over vertellen en over weten
Het is 1941. Hitler strijdt in Europa, Stalin houdt de Sovjet-Unie in zijn greep. Lina is vijftien, woont in Litouwen (dat voortaan Rusland heet) en zit als zodanig geplet tussen twee grootmachten. Op een nacht zet de sovjetpolitie haar, haar moeder, haar vader en haar broertje op transport. Vader gaat met de andere mannen richting gevangenis en verdwijnt voorgoed uit beeld. Moeder, Lina en kleine broer Jonas gaan naar de Siberische vergeetputten, die werkkampen heten.
Al op pagina 22 van Ruta Sepetys’ Schaduwliefde wordt de ernst van de situatie de lezer genadeloos in het gezicht geramd. Drie officieren staan in het appartement, een stuk of wat koffers zijn in allerijl gepakt met het hoogstnoodzakelijke (kleren) en het minder noodzakelijke (haarlinten. ‘Het zou tien jaar duren voor ik weer in een echte spiegel zou kijken.’ Schaduwliefde vertelt van die tien jaar ongeveer de eerste twee: de eindeloze lijdensweg die Lina en haar lotgenoten in veewagons naar het einde van de wereld brengt.
Plattegronden bij het begin van het boek concretiseren de tocht: een dikke, kronkelende streep omvat ongeveer de halve wereld en krijgt de haast eufemistische titel ‘de reis’. Met een dode baby in hun wagon (‘De geur van rottend vlees werd onverdraaglijk in de bloedhete wagon’) trekken ze het Oeralgebergte over. Ze passeren het Siberische Omsk, juichen omdat ze opvangen dat de Duitsers Rusland binnengevallen zijn en na zes weken houden ze halt ‘in de Altaj-regio, net ten noorden van China’. Daar waar het zonlicht eerst nog kracht geeft, zet de realiteit hen gauw genoeg op hun plaats. De komende negen maanden zullen Lina, Jonas en hun moeder doorbrengen op een kolchoz, een collectief landbouwbedrijf — ‘ik zou […] bietenboer worden. Ik haatte bieten.’ — om uiteindelijk definitief afgevoerd te worden naar Trofimovsk, ‘het noordelijkste punt van de noordpoolcirkel, vlak bij de Noordpool’ oftewel het hoogste, koudste en donkerste noorden.
Is dit een spannend verhaal? Nee, omdat er weinig wilde avonturen aan te pas komen en het einde bij voorbaat bekend is. En dat is niet eens een ongelukkig einde, want Lina zal overleven. Schaduwliefde haalt — in tegenstelling tot pakweg het dagboek van Anne Frank — zijn tragiek niet uit de op handen zijnde dood van het hoofdpersonage. Maar er hangt een voortdurende dreiging en angst boven het hoofd van Lina, die ook de lezer naar de keel grijpt. ‘Stalins pyschologische terreur leek eruit te bestaan dat je nooit wist wat je kon verwachten,’ zegt ze. De spanning zit ‘m in de vraag wat Lina, Jonas en hun moeder te wachten staat, wat er met haar vader gebeurd is en vooral: wat ervoor zorgt dat deze ellende in godsnaam tien jaar kan blijven duren.
De kale stijl — af en toe een zweem melodrama niet te na gesproken — draagt alleen maar bij aan het koude, angstige gevoel dat een groot deel van het boek typeert en dat schril contrasteert met de booschap van hoop die Sepetys tegelijk wil meegeven. Lina vertelt haar verhaal nuchter: wie dit overleeft, heeft geen boodschap meer aan tierlantijnen. Het pakkendst zijn dan ook haar strakste mededelingen, zoals de beginzin: ‘Ze namen me mee in mijn nachtjapon’. Of: ‘We zijn niet gevlucht. We zijn meegenomen’ en: ‘Die morgen was mijn broertje niet meer waard dan een horloge’. Haar blik is scherp — in het kolchozkantoor merkt ze op dat het portret van Stalin scheef hangt — en ze weet de andere personages met een handvol rake details te typeren: het meisje met de pop (dat als symbool van de onschuld doet denken aan het meisje in de rode jas uit Schindler’s list), de grijze man die telkens op zijn horloge kijkt, de commandant die de hele tijd een tandenstoker heen en weer draait in zijn mond. Die scherpe blik komt niet uit de lucht vallen: Lina is een groot tekentalent en als de geschiedenis haar niet had ingehaald, was ze naar de kunstacademie gegaan.
Flashbacks in cursief vertellen over Lina’s leven vóór de deportatie. Met ouders die gestudeerd hebben en een vader die aan de universiteit werkte, was dat een comfortabel leven. Lina zelf was van het soort vijftienjarige dat ze vandaag nog altijd maken: onbezorgd, bijna verliefd, met een toekomst vol ‘grootse dingen’ aan haar voeten. Maar ook eigenzinnig, het hart op de tong, opstandig. Haar onbezonnen woede en verontwaardiging ten opzichte van Stalin is des pubers, maar ook levensgevaarlijk: ‘"Dat meisje is zo eigenzinnig dat ik er doodsbenauwd van word," zei papa.’ Die woede wordt na de deportatie alleen maar groter (‘Ik wilde alle haat in mijn mond verzamelen en die in zijn gezicht spugen.’), al blijkt na de deportatie ook hoe naïef haar beschermde opvoeding haar maakte. Ze heeft amper benul van wat er aan het gebeuren is en als het eerste het beste wicht blijft ze ervan overtuigd dat haar vader hen als een vrijheidsstrijder tegemoet zal komen. Ze is niet de onverschrokken, moedige heldin die zichzelf (en/of haar familie) weet te helpen door een combinatie van toeval, slimmigheid en moed. Ja, ze is dapper wanneer ze ’s nachts haar vader gaat zoeken (en vindt) in de mannenwagons. En ja, het is moedig om een dossier van de Russische commandant te ‘lenen’ om informatie over haar vader te zoeken (en te vinden). Maar dit is moed die vooreerst de plot vooruit moet helpen. En moed van de onbezonnen, levensgevaarlijke soort. Wanhopige-mensenmoed, want een menselijke heldin, eentje met wie het makkelijk meeleven is, is Lina wel.
Anderen die het goed met haar voor hebben (haar moeder, de jongen die haar vriend wordt) willen liever niet dat ze het kwaadste kwaad ziet: het kapot geschoten lichaam van de jonge moeder of het gespietste, tentoongestelde lijk van een man. Maar Lina kijkt. Vanuit haar woede en de overtuiging dat dit alles verteld moet worden, kijkt ze en beschrijft ze. Een enkele keer leidt dat tot afschuwelijke (sensationele?) scènes, maar vaker tot eenvoudige vaststellingen die een wereld aan leed doen vermoeden en waarvan het effect minstens even groot is als tot in detail beschreven gruwel: ‘Elke keer dat de trein optrok, lieten we een spoor van lijken achter.’ Of: ‘Privacy was slechts een herinnering.’
Door het ongecompliceerde personage, door die stijl, door die openheid, is Schaduwliefde geen opzichtige tranentrekker, maar een natuurlijk verslag van een haast onvoorstelbare lijdensweg. Ruta Sepetys heeft niet veel meer trucjes nodig dan een stevige (en tegelijk eenvoudige) plot en een handvol personages om een meeslepend verhaal te vertellen. Maar ze is niet de eerste, niet de enige en ook niet de beste die dit doet.
Schaduwliefde krijgt een zogenaamde dubbele NUR-code en dus de stempel van jeugdboek (285) en literatuur voor volwassenen (302) tegelijk. Wat het meest opvalt, is hoe Sepetys bijna braaf de platgetreden paden van het jeugdliteraire spel volgt: een jong hoofdpersonage met wie het makkelijk identificeren is en die een bijzonder talent heeft, flashbacks die het familieverhaal netjes vervolledigen, een bewaker die (min of meer) van goede wil is, de liefde die ondanks alles voorzichtig mag bloeien. De puzzel past nagenoeg perfect, zij het met hier en daar een stukje dat wringt: hier sterven ook geliefde personages en Lina’s haat voor de Russen blijft groot en ongenuanceerd. Kortom, Schaduwliefde is een boek op maat van jongeren, dat in literair opzicht zelden verrast — voor wie verrast wil worden, zijn er bijvoorbeeld De jongen in de gestreepte pyjama (John Boyne), De boekendief (Markus Zusak) of Hoe ik nu leef (Meg Rosoff). Dit boek beoordelen naar orginaliteit zou niet alleen nefast aflopen, het zou het boek onrecht aan doen. Want de waarde en betekenis van Schaduwliefde zit ‘m bovenal in de inhoud en in de boodschap. En wellicht vindt een publiek van volwassenen hierin zijn grootste bot om op te kauwen.
Een boek met een boodschap vinden we tegenwoordig vies, maar in dit geval eist het zijn plek op en staat het op de juiste plaats. Ruta Sepetys weigert een eenduidig, zwart verhaal te vertellen en zet daarbij in op de menselijkheid, op de hoop, op de liefde. Dat ruikt naar Amerikaanse klefheid, maar — gelukkig — krijgt het verhaal nergens een zweem van misplaatste sentimentaliteit. Sepetys’ boodschap vertaalt zich vooral in de manier waarop ze haar personages in hun kleine en grote kanten tekent: ‘De meesten deelden. Sommigen niet.’ Deze gevangenen zijn nors, boos, bitsig, warm, meelevend, hulpvaardig. Het zijn mensen, en als mensen willen ze het koste wat het kost hun waardigheid behouden:‘Maar hoe kunnen ze van de ene op de andere dag beslissen dat wij beesten zijn? Ze kennen ons niet eens,’ zei ik.
‘Wij kennen onszelf,’ zei moeder. ‘Zij hebben ongelijk. En zorg ervoor dat ze je nooit van het tegendeel zullen overtuigen.’
Wanneer Lina en de andere gevangenen de winter in Trofimovsk moeten zien te overleven in geïmproviseerde hutten, wanneer de een na de ander aan dysenterie, tyfus en scheurbuik sterft, wanneer de nood het meest schrijnend en acuut is, keert het tij en kan het verhaal toch hoopvol eindigen. De pendule waar Lina het bij de aanvang van het transport over heeft, mag dan grotendeels doorslaan in de ene richting, hij houdt ook zijn veerkracht: ‘Net als ik dacht dat ik in het ravijn van hopeloosheid werd geslingerd, zwaaide de pendule weer terug en bracht het iets goeds met zich mee.’ De goedheid heet in het noorden dokter Samodurov en komt als inspectieofficier net op tijd om levens te redden. Als uit de epiloog niet bleek dat hij echt bestaan had, zou deze moderne, cynische lezer het afdoen als té veel toeval.
Een ongeschreven wet zegt dat jeugdboeken niet fundamenteel pessimistisch, niet nihilistisch mogen zijn. De donkerste oorlogsverhalen zullen nooit zo donker verteld worden als ze in werkelijkheid waren — en dat geldt met deze saus van hoop zeker ook voor Schaduwliefde. Maar tegelijk overstijgt Sepetys die regel. Haar boodschap van hoop en liefde mag dan de allerscherpste kantjes van dit verslag vijlen en zo passen in een jeugdliteraire traditie, het is in de eerste plaats een ode aan de overlevenden, zo blijkt uit haar nawoord. Sepetys baseerde haar debuut op verhalen die ze hoorde via de familie van haar vader, die als kind Stalin ontvluchtte en in Amerika opgroeide, terwijl zijn familie gedeporteerd en gevangengezet werd. Ze besluit: ‘In 1991, na een beestachtige bezetting van vijftig jaar, kregen de drie Baltische Staten hun onafhankelijkheid terug, vreedzaam en met waardigheid. Ze verkozen hoop boven haat en lieten de wereld zien dat er zelfs in de donkerste nacht licht is.’
Erg bekend is het verhaal van deze bezetting overigens niet. We weten allemaal van wagons volgestapeld met mensen, van de stank en de dood en de onzekerheid tijdens eindeloze treinritten. Hier is de eindbestemming echter geen kamp met gestreepte pyjama’s, maar de allesverterende kou van Siberië. En vooral: dit verhaal stopt niet in 1945. Schaduwliefde is een verhaal dat shockeert, dat verontwaardigt — niet zozeer door de gruwel, de kou, de dood, maar omdat we dit niet weten. Het is in se en op vele niveaus een verhaal over (het belang van) vertellen.
Het begint met Lina, die met haar tekeningen een spoor wil achterlaten voor haar vader. Redding brengen haar stiekeme tekeningen op vodden en zakdoeken en clandestien papier haar echter niet. Wel bieden ze haar en de andere gevangenen houvast. Het zien van en praten over de Litouwse symbolen hebben een politieke betekenis en geven een soort troost die wij Belgen amper kennen. Lina’s grootste heldendaad is het bijhouden van haar verslag — hier getuigt ze niet van een onbezonnen, puberale dapperheid, maar van een moed waarvan de waarde verder reikt dan haar eigen (fictieve) leven. Tot lang na de bevrijding, zullen haar woorden en beelden spreken ‘in een wereld waarin onze stemmen zijn verstikt.’ Want hoe vastbesloten ze tijdens haar gevangenschap ook was om alles te noteren opdat mensen het zouden weten, eens bevrijd, is ze eraan voor de moeite.
Het verhaal van Lina eindigt met een epiloog die misschien wat te uitleggerig is, maar die — net als het nawoord van de auteur — fundamentele informatie geeft over de werkelijkheid achter Lina’s verhaal. In een onbepaalde tijd stuiten graafmachines op een grote glazen pot vol papier: Lina heeft haar aantekeningen in 1954 begraven, want ‘hoewel we geen misdaad hebben begaan, worden we beschouwd als criminelen. Zelfs nu zou praten over de verschrikkingen die wij hebben meegemaakt resulteren in onze dood.’ Is een onterechte gevangenschap van meer dan tien jaar al onvoorstelbaar, hoe onvoorstelbaar wreed is het dan om er vijftig jaar lang niet eens over te kunnen praten? Hoe menselijk is de mens nog als misstappen jarenlang ontkend, niet eens benoemd worden? Als het niet weten niet eens als excuus kan dienen? Net als vandaag in Noorwegen, is Sepetys’ antwoord er een van liefde en hoop. Al zit haar krachtigste antwoord in de daad van het vertellen zelf.
De epiloog en het nawoord drijven de verontwaardiging (van deze moderne, cynische lezer) ten top. Ze maken van de kernachtige, krachtige beschrijving van de eerste twee jaren van Lina’s gevangenschap een soort metafoor voor de (emotionele en intellectuele) gevangenis die tot 1991 zal duren. Zo wordt Schaduwliefde in plaats van een braaf, maar degelijk (jeugd)boek over onvoorstelbaar gruwelijke gebeurtenissen, een wezenlijk en belangrijk verhaal over vertellen en over weten — zoals in: niet vergeten. En wie struikelt dan nog over doelgroepen of originaliteit?
[An Stessens]
Marita de Sterck
In 1941 verheugt de 15-jarige Litouwse Lina zich op de kunstacademie. Maar als de geheime Sovjet-politie thuis binnenvalt, worden Lina, haar broertje en moeder naar Siberië gedeporteerd. Haar vader belandt in een van de vele gevangenissen tijdens Stalins schrikbewind. De reis voert Lina en haar familie van Kaunas in Litouwen via diverse strafkampen in Siberië naar de noordpool, waar Lina na 440 dagen van ellende op het nippertje van de hongerdood wordt gered. Het gebeuren wordt verteld vanuit de ogen van de vroegrijpe, artistiek begaafde Lina die zich ontpopt tot een survivor, vastbesloten om de gruwelen op blad te vangen en haar tekeningen de kampen uit te smokkelen. De roman is goed gedocumenteerd, gebaseerd op getuigenissen van Litouwse verwanten van de Amerikaanse auteur, en leest als een trein. De stijl is toegankelijk, nergens larmoyant, vaak gepast ingehouden, wat de roman nog meer slagkracht geeft. Een meeslepende belangwekkende historische roman die een ruim publiek verdient en kan boeien. Beslist ook interessant voor de bovenbouw van het secundair onderwijs. Vanaf ca. 15 jaar.
Annie Beullens
ua/an/22 j
Dat er voor en parallel aan de jodenvervolgingen en -transporten naar en in nazi-Duitsland ook in Rusland onder Stalin dergelijke en zo mogelijk nog gruwelijker dingen gebeurden tijdens de tweede wereldoorlog, daarover is veel minder gepubliceerd, althans niet in het domein van de jeugdliteratuur. Dit boek gaat over de deportatie en de onmenselijke behandeling van de mensen uit de in 1940 geannexeerde Baltische staten. In dit boek is een afstammelinge van Litouwse overlevenden, Andrius en Lina, aan het woord. De auteur woont in de VS en baseerde zich op de tekeningen van Lina, op brieven en archiefdocumenten en op getuigenissen van de weinige overlevenden. Vooraan staan twee kaarten die een idee geven van de immense afstand, dwars door Siberië, die werd afgelegd in 440 dagen.
Het boek bestaat uit drie delen en een epiloog. In deel 1 'Dieven en hoeren' wordt verteld hoe Litouwse notabelen die weigerden mee te werken met de Russen en/of die correspondeerden met het buitenland gedeporteerd werden. Dat overkwam Lina (vijftien jaar), haar moeder en haar broertje Jonas (negen jaar) in juni 1941. Hun man en vader werd eerder opgepakt en evenals de meeste jongere mannen apart op transport gezet naar een ander kamp. De eerste reis duurde 42 dagen. Ze hadden niets anders te eten dan wat ze bij zich hadden bij het vertrek en enkel twee emmers water om de paar dagen voor een beestenwagon waarin 42 mensen opeengepakt zaten. Bij elk korte stop werden de lijken buitengegooid en geteld. Op de wagon stond als lading: dieven en hoeren. Jonas en Lina krijgen in die wagon hun eerste lessen in versneld volwassen worden.
Het eerste kamp is ergens in Midden-Siberië. Daar worden ze verplicht tewerkgesteld in een kolchose: aardappelen en bieten oogsten, zonder er zelf ook maar iets van te krijgen. Om te overleven zijn sommige medegevangenen tot alles in staat. Op de trein heeft Lina kennisgemaakt met Andrius (zeventien jaar). Hij is samen met zijn moeder, zijn vader werd terechtgesteld. Tussen Andrius en Lina ontspint zich een spel van aantrekken en afstoten. De moeder van Andrius werkt in de bar van de officieren, wat haar en haar zoon een voorkeursbehandeling oplevert, maar waardoor ze verachting bij hun lotgenoten oogsten. Later verneemt Lina dat Andrius' moeder gedwongen werd en dat de Russen ermee dreigden haar zoon te executeren.
In deel 2 'Kaarten en slangen' raken de gevangenen raken min of meer gesetteld. De moeder van Lina straalt een natuurlijk gezag uit. Ze blijft kalm en kan menige storm bedaren. Bovendien kent ze Russisch. Omdat ze weigert te tolken en te spioneren wordt ze extra hard aangepakt. Via Andrius wordt hen af en toe iets extra's toegestopt.
Lina heeft altijd al graag getekend, ze heeft haar tekenblok bij zich en legt de ellende en de wreedheid vast in tekeningen. Dat is de commandant ter ore gekomen. Hij vraagt haar om kaarten te tekenen en ook om een portret van hem te maken. Dat laatste vindt Lina een haast onmogelijke opgave; vooral zijn hoofd vindt ze moeilijk. Slangen kropen uit zijn kraag, kronkelden zich om zijn gezicht en sisten naar me ... Op zijn hals zat een grijze schedel; de kaken klapperden, lachten. (p. 228) Ze vermant zich omdat ze beseft dat ze op het bureau van de commandant misschien informatie kan vinden over hun vader en diens verblijfplaats. Als ze gevonden heeft waar hun vader is, probeert Lina hem enkele van haar tekeningen te sturen. Even is er hoop als ze vernemen dat hun vader nog in leven is.
Na tien maanden wordt een selectie gemaakt. Lina en haar familie worden op transport gezet, Andrius en zijn moeder niet. Lina geeft haar tekeningen aan Andrius in bewaring. Beiden beseffen dat ze veel van elkaar houden.
In deel 3 'IJs en as': worden ze verder in noordoostelijke richting gevoerd met vrachtwagens, treinen en het laatste stuk per boot op de Lena tot aan de monding. In Trofimovsk moeten ze alles opbouwen, zonder gerief, met blote handen: een visfabriek, een bakkerij en een soort van yoert. Het is bijna september 1942. De temperatuur is nog net boven het vriespunt en de poolnacht niet ver meer af.
Een Amerikaans schip komt het afgelegen kamp bevoorraden zolang de vaarroute ijsvrij is. De gevangenen moeten zich verstoppen en het schip vertrekt zonder te vermoeden wat voor misdaden zich daar voltrekken. De voedselvoorraden zijn alleen voor de Russen, de gevangenen krijgen een karig rantsoen. De bewakers zijn hier zo mogelijk nog wreder dan in het eerste kamp.
In november vernemen ze dat hun vader is doodgeschoten en dan breekt de veerkracht van hun moeder. De onmenselijk harde winter maakt het alleen maar erger. De kleine Jonas verwarmt zijn moeder met zijn eigen magere lijfje. Het mag niet baten: op vijf januari 1943 sterft ook hun moeder. Lina vraagt zich af wat het moeilijkst is: sterven of overleven. Ze weet echter dat ze wil leven voor Jonas en Andrius. In de koffer van hun overleden moeder vinden ze mooie kleren om weer naar huis te gaan. In de voering van haar jas zitten de eigendomspapieren van hun huis en een adres in Duitsland. Jonas wordt opnieuw ziek, maar dan komt er hulp. Een dokter komt met een team het kamp inspecteren en treft er zulke mensonterende toestanden aan dat hij de commandant ontslaat en voor de enkele overlevenden betere leefomstandigheden schept.
Het duurt nog tot 1953 eer ze weer in Litouwen aankomen. Daar mogen ze niet terug naar hun huis; ze moeten in speciale wijken wonen en krijgen spreekverbod. Lina en Jonas vinden ook Andrius terug. Ze begraven brieven en tekeningen in de tuin. Een deel van dit boek is daarop gebaseerd.
Wat hier verteld wordt, is zo hard, zo wreed, zo onmenselijk dat je je afvraagt 'wie kan zoiets bedenken?'. Er is grootsheid naast lafheid, maar er komen ook mooie mensen met een sterke levenswil in voor. Het is ook een ode aan de kracht van de solidariteit en de liefde. Dit is geen boek om in één ruk uit te lezen - ik moest het af en toe wegleggen - maar het beklijft wel.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.