De marges van de macht : filosofie en politiek in Frankrijk 1981-1995
Rob Devos
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Garant, 2010 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 340.8 DEVO |
31/12/2011
Voor de Grieken stond zoè of het loutere leven en overleven (wat dieren en mensen gemeenschappelijk hebben) buiten de polis of het politieke leven. Het ligt aan de basis van de polis, maar het doel van de polis is bios, dat verwijst naar de typisch menselijke levenswijze van een individu of groep. Spreken van een zoè politikos was voor de Grieken ondenkbaar. In het klassieke denken bleef daarom het onderscheid tussen het eenvoudige, natuurlijke leven en het gekwalificeerde, politieke leven fundamenteel.
In onze hedendaagse samenleving wordt dat natuurlijke leven daarentegen in toenemende mate het doelwit van politieke (manageriële) interventies. Dat is precies de macht van de biopolitiek, die zich niet louter richt op rechtspersonen, maar vooral op de beheersing en intensifiëring van het zoölogische leven. ‘We zouden kunnen zeggen dat het oude recht om ter dood te brengen of te laten leven vervangen is door een macht die doet leven of in de dood terugwerpt’, schreef Michel Foucault. Vanaf de achttiende eeuw werd de ‘bevolking’ als biologische entiteit steeds beter becijferd en beheerd door allerlei regulerende interventies op het vlak van voortplanting, geboorte en dood, ziekte en gezondheid, levensduur en -kwaliteit. Publieke hygiëne, levensomstandigheden, opvoeding van de kinderen, voeding, sociale huisvesting en leefmilieu bepaalden steeds meer de agenda van de bevolkingspolitiek.
Met de Franse filosoof Michel Foucault en de Italiaanse filosofen Giorgio Agamben, Paulo Virno en Antonio Negri als gids, worden we in Biopolitiek en postfordisme van Rob Devos, docent ‘Hedendaagse politieke stromingen’ en ‘Cultuurfilosofie’, ingeleid in een kritisch denken over de hedendaagse biopolitiek en de organisatie van de arbeid. Het onderzoek van Devos richt zich op de band tussen de biomacht en de kapitalistische productiewijze. Foucault verbond het ontstaan van de biopolitiek al met het kapitalisme, dat een toename eiste van zowel het aantal als de kracht van de lichamen. In zijn spoor onderzoekt Devos de relatie tussen de biopolitiek en het postfordisme.
In onze tijd kan elke klant vandaag zijn geprefereerde goed, zoals een Ford, bestellen door persoonlijke keuzes te maken uit een hele reeks van opties. De productie is niet meer zozeer gericht op standaardgoederen. Smaak en voorkeur van de consument zijn vandaag het vertrekpunt, al wordt die natuurlijk sterk door de reclame beïnvloed en op die manier slinks gelinkt aan het aanbod. Deze postfordistische productie fungeert ruimer als een paradigma voor de algemene maatschappelijke organisatie. Ook in de zogenaamde zachte sector vinden we dezelfde tendens terug: voor elke ‘cliënt’ dient een individueel traject uitgedokterd te worden op maat en in functie van evalueerbare doelstellingen, na het afsluiten van een contract (‘met instemming van de cliënt’). Of in het onderwijs: leerlingen zijn vandaag cliënten die begeleid worden in functie van een eigen leertraject. Al deze cliënten, in de meest uiteenlopende netwerken, zijn ondertussen een onderneming op zich waarin het individualistische ‘make your own life’-principe centraal staat.
Maar wat heeft die productiewijze en reproductie van de arbeidskracht nu met de biopolitiek te maken? In het spoor van Marx en Foucault wordt deze cruciale relatie vanuit heel fijne perspectieven voor een stuk blootgelegd in de materialistische analyses van Virno en Negri. Het leven komt in het zenit van de politiek te staan wanneer de arbeidskracht in haar hele omvang en intensiteit ingezet wordt. Het gaat hier niet meer alleen over handenarbeid, maar ook over de kracht van het denken, de taal, herinnering, fantasie en affecten in de netwerken. En dat is nu precies waar de postfordistische productiewijze zich op richt: de in de Tayloristische arbeidsdeling traditioneel gescheiden sferen van handelen, arbeid en intellect worden gehybridiseerd, waaruit ook een nieuwe vorm van subjectiviteit is gegroeid. De Italiaanse radicalen vinden er trouwens (in tegenstelling tot de emancipatorische ontmaskeringsfilosofen) meteen ook een ongekend potentieel in terug om van daaruit een (andersglobalistische) democratie op gang te brengen.
Ik weet niet of je vandaag nog marxist moet zijn om te stellen dat het spook van het (Amerikaanse) neoliberalisme in onze geglobaliseerde markteconomie geen buiten meer schijnt te kennen. Volgens deze neoliberale geest zijn investeringen in het zogenaamde ‘menselijk kapitaal’ — een geheel van vaardigheden en competenties dat niet geïsoleerd kan worden van het individu — cruciaal voor de economie. Het menselijk kapitaal dat voor rijkdom zorgt, hangt samen met allerlei aangeboren en verworven variabelen zoals kracht, intelligentie, gezondheid, leeftijd. Opvoeding, onderwijs en gezondheidszorg hebben in die optiek een heel belangrijke taak te vervullen in het optimaliseren van deze competenties. Gaan we nog wat verder, dan moeten we er de genetica bij betrekken, want waardevol erfelijk materiaal is zeldzaam. Maar dan neigt de biopolitiek, zoals Giorgio Agamben aantoont, uiteindelijk naar een soevereine thanatopolitiek — met de (veralgemeende) uitzonderingstoestand van ‘het kamp als biopolitiek paradigma van onze tijd’.
Om kort te gaan: Biopolitiek en postfordisme is een aanrader voor iedereen die zich kritische vragen stelt over onze controlemaatschappij, waarin van de nieuwe werkende — dienstverlenende en klantgerichte — klasse steeds hogere cognitieve, communicatieve en affectieve competenties worden verwacht, en waarin de biopolitiek ondertussen steeds meer macht uitoefent over ons ‘naakte lichaam’.
[Erik Mertens]
Redactie Vlabin-VBC
In dit boek onderzoekt filosoof Rob Devos (KU Leuven) het verband tussen biopolitiek en postfordisme. De eerste, filosofische term verwijst volgens de inleiding naar 'het fenomeen waarbij het leven in toenemende mate doelwit van machtsinterventies wordt'. De tweede, economische en sociologische term verwijst naar 'de organisatievorm van de productie, waarbij flexibiliteit en innovatie, informatie en communicatie centraal staan'. Vertrekkende van de theorieën van Michel Foucault, Giorgio Agamben, Paolo Virno en Antonio Negri, gaat de auteur na in hoeverre biomacht hoort bij de huidige kapitalistische productiewijze. In vijf hoofdstukken focust de auteur op de ideeën van bovengenoemde filosofen rond onderwerpen als bestuurskunst, het biopolitieke wezen van soevereiniteit, de positieve en negatieve kanten van de postfordistische levensvorm, en het 'imperium'. De auteur sluit af met een beschouwing over het 'aan het dansen brengen' van de maatschappelijke verhoudingen. Een boeiend boek voor filosofisch onderlegde lezers. Met eindnoten per hoofdstuk, een bibliografie en een register.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.