Verwoesting & vooruitgang : hoe oorlog de menselijke beschaving heeft gevormd
Ian Morris
Ian Morris (Auteur), Conny Sykora (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Spectrum, © 2011 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : GESCHIEDENIS : 903 MORR XXL |
31/12/2011
Nieuw licht op de wereldgeschiedenis
Het nieuwste boek van Ian Morris heeft in het Nederlands de misplaatste titel De val van het westen: hoelang houdt de westerse dominantie nog stand? meegekregen. De oorspronkelijke titel: Why the West rules… for now: the Patterns of History, and What They Reveal about the Future dekt echter veel beter de lading van het boek, zoals hieronder zal blijken.
Al eeuwenlang verkeren westerlingen in de verleiding te denken dat de westerse dominantie van de wereld ook betekent dat westerlingen superieur zijn. Net als Jared Diamond in zijn bestseller Zwaarden, paarden en ziektekiemen uit 1998, is historicus en archeoloog Ian Morris het met deze stelling oneens. Het genetische materiaal van alle aardbewoners ligt zo dicht bij elkaar dat een biologische
verklaring voor de westerse dominantie uitgesloten is. Onderzoek van ons mitochondriaal DNA leert dat alle huidige mensen op aarde afstammen van dezelfde Eva en Adam die ooit in Afrika leefden. Morris moet dus op zoek naar andere verklaringen voor de dominantie van het Westen. Zijn theorie, een aanvulling op die van Diamond, is tegelijkertijd eenvoudig en verbijsterend. Biologie is inderdaad de stuwende kracht achter de sociale ontwikkeling van volkeren. Het doet er niet toe of we westerling, oosterling, Afrikaan of indiaan zijn: angst, luiheid en begeerte zijn de drijfveren van onze evolutionaire en sociale ontwikkeling. Sociologie beschrijft hoe die sociale ontwikkeling verloopt. Ook hier speelt onze huidkleur geen rol. Morris toont op een verbluffende wijze aan dat Chinezen en Europeanen hun sociale ontwikkeling in dezelfde volgorde doorliepen: van voedsel-verzamelaar via landbouwer naar stadsbewoner en ten slotte consument. Alleen de snelheid van deze evolutie liep niet synchroon voor Oost en West. Zowel factoren die mensen in de hand hadden (beslissingen van koningen en keizers, invallen van vreemde volkeren), als factoren die de mensheid overstijgen (klimaatveranderingen en epidemieën), versnelden of vertraagden de evolutie, maar de weg waarlangs de sociale evolutie verliep, lag volgens Morris vast. De eenvoudige factor die alles verklaart, is de geografie: de ligging ten opzichte van vruchtbare rivierdelta, het belang van de Middellandse Zee of de Yangzi Jiang (rivier). Grote rampen ontstaan wanneer de ‘Vijf ruiters van de Apokalyps’ (klimaatveranderingen, hongersnood, invallen van vreemde volkeren, ziektes en falende staatsstructuren) tegelijk verschijnen en hele rijken instorten. Vanuit de periferie ontstonden steeds nieuwe rijken die nooit helemaal van nul herbegonnen, maar ondertussen een trapje hoger stonden op de ladder van de sociale ontwikkeling.
Morris overloopt de geschiedenis van 14.000 jaar geleden tot vandaag. Meestal had het Westen een voorsprong op het Oosten, maar niet altijd. Na de val van het Romeinse Rijk in de vijfde eeuw nam China de leiding. En pas door de industriële revolutie zou het Westen in de achttiende eeuw weer het voortouw nemen. De belangrijkste factor die uiteindelijk in het voordeel van het Westen speelde, was volgens Morris de geografische ligging. Vooral de kansen die ontstonden door het oversteken van de Atlantische Oceaan en het ontginnen van de Nieuwe Wereld, gaven het Westen uiteindelijk de tot nog toe onoverkomelijke voorsprong op het Oosten. Of nog anders gezegd: het Westen won, omdat de Stille Oceaan zoveel breder is dan de Atlantische Oceaan. Een samenloop van toevallige omstandigheden, die niets te maken hebben met superioriteit.
Morris ondersteunt zijn verhaal met veel cijfers en grafieken. De sociale ontwikkeling van Oost en West wordt kwantitatief benaderd. De auteur geeft toe dat zijn methode discutabel is, maar daagt wetenschappers uit om zijn hypotheses te weerleggen. Wie niet genoeg heeft aan de omstandige uitleg en tabellen in het boek, kan ook nog op zijn website terecht. Het voetnotenapparaat en de bibliografie tellen net geen negentig pagina’s. Morris meet het prestatievermogen van een maatschappij aan de hand van vier cultuuronafhankelijke en volgens hem voldoende adequaat gedocumenteerde criteria: energieproductie (de ontwikkeling van de stoommachine verklaart de steile opgang van de grafieken vanaf 1750), urbanisatie (het duurt tot de achttiende eeuw voor er in Europa weer steden zijn van eenzelfde grootte als in de Romeinse tijd), informatieverwerking (belangrijk voor het bestuur van een staat) en militaire capaciteit (uiteraard). Hij beperkt zich in zijn toch al vuistdikke boek ternauwernood tot een vergelijking tussen de westerse en de oosterse wereld. Aan beide zijden van Eurazië ontwikkelden zich hoogstaande beschavingen. Zowel in het Oosten als in het Westen verschoof het kerngebied een aantal keren, maar de sociale ontwikkeling in beide gebieden laat zich vlot vergelijken. De geschiedenis van het westerse kerngebied klinkt ons bekend in de oren. Het verschoof van Mesopotamië (landbouw ontstond daar niet toevallig: in de Vruchtbare Halve Maan leefden veel gemakkelijk te domesticeren planten en dieren) over Egypte naar Perzië en Rome, en daarna steeds verder naar het noordwesten (klimaatsverandering maakte West-Europa zeer geschikt voor de landbouw en het was ideaal gelegen voor expansie over de oceaan). Opvallend is dat ook Bagdad en Damascus, en dus de islam, een plaats krijgen in de geschiedenis van het westerse kerngebied.
De geschiedenis van het Oosten is ons minder vertrouwd. Morris moet toegeven dat het historisch en archeologisch onderzoek daar nog volop aan de gang zijn. Toch zijn de vele gelijkenissen met de sociale ontwikkeling in het Westen opvallend. Ook in het Oosten hebben de oudste archeologische vondsten rond religie te maken met vooroudercultus. Het ontstaan van de graanteelt in Mesopotamië is vergelijkbaar met het ontstaan van de rijstteelt in het dal van de Gele Rivier. Klimaatveranderingen en invallen van vreemde volkeren deden ook in het Oosten rijken instorten. Nieuwe rijken ontstonden net als in het Westen in de periferie van de uiteenvallende rijken. Net als Socrates en de christenen legden Confucius en de boeddhisten grote nadruk op een interne heroriëntatie van het individu op een ogenblik dat de macht van godkoningen wegdeemsterde. De opwarming van de aarde zorgde voor een expansie van zowel het Romeinse Rijk als het Han-rijk. De eerste contacten tussen Oost en West zorgde voor de eerste uitwisseling van ziektekiemen. China kende een soort van renaissance in de elfde eeuw en de Ming-keizers stuurden in de vijftiende eeuw schepen op verkenning langs de kusten van Zuidoost-Azië, maar aan waaghalzerige ontdekkingsreizen over de oceanen begonnen ze niet. Morris merkt trouwens fijntjes op dat de aantrekkingskracht van het verder ontwikkelde Oosten een factor was die de Europeanen op weg zette om westwaarts te varen. Omdat noch Karel V, noch Filips II, noch Suleiman erin slaagden het westerse gebied te herenigen, bleef het achter op het Oosten. Het ontdekken van een Nieuwe Wereld schiep een nieuwe geografie en verschafte het Westen een enorme kans. Weliswaar breidde ook China zich uit in de richting van Tibet, maar deze uitbreiding was minder atypisch in vergelijking met voorgaande en zette niet aan tot het ontwikkelen van nieuwe, risicovolle en radicale ideeën. Het duurde nog drie eeuwen voor duidelijk werd wat de gevolgen zouden zijn van dit herschudden van de kaarten. In hoog tempo schudde de westerse wereld vanaf 1750 de kenmerken af die haar tot dan zo op het Oosten had doen lijken. Het belangrijkste front van de twintigste eeuw lag volgens Morris niet op de frontlijnen van de wereldoorlogen of de Koude Oorlog (oorlogen om de dominantie van de westerse wereld), maar in de winkelcentra.
In het twaalfde en laatste hoofdstuk behandelt Morris de toekomst. Zijn grafieken tonen aan dat het Oosten over pakweg honderd jaar het Westen weer zal inhalen. Deze gedurfde toekomstvoorspelling komt er door het logisch doordenken van de wetmatigheden die de auteur in de geschiedenis van de sociale ontwikkeling heeft vastgesteld. De periferie van de geglobaliseerde westerse wereld, in dit geval dus China, neemt in steeds sneller tempo het kapitalisme over, maar dan wel in een aan oosterse behoeften aangepaste versie.
Hoe het Westen heel concreet ten val zou kunnen komen, wordt niet behandeld. Morris geeft toe dat hij eigenlijk niet weet of zijn grafieken wel zullen blijven stijgen. In dit laatste, eigenlijk niet goed onderbouwde hoofdstuk, waarschuwt Morris voor het verschijnen van de ‘Vijf ruiters van de Apokalyps’ aan onze horizon door de opwarming van de aarde, het ontstaan van enorme migratiestromen en de proliferatie van kernwapens. Alleen het verder verknopen van staten (zowel oosterse als westerse) aan supranationale organisaties kan hopelijk voorkomen dat de ruiters naderen en de wereld instort.
Eén ding is zeker: De val van het westen kan niemand onberoerd laten. Ik heb zelden een boek gelezen waarin de auteur zo duidelijk is in zijn redenering, zelf de zwakheden ervan blootlegt en de mogelijkheden om hem te weerleggen aangeeft. Morris is een durfal, die erin slaagt om een nieuw licht te werpen op de wereldgeschiedenis, grote verbanden te zien en ze bovendien in cijfers en grafieken helder naar voren te brengen. Dat hij veel in de voorwaardelijke wijs schrijft, pleit voor zijn eerlijkheid. Morris beseft dat veel historici niet graag zullen horen dat er in het verleden grote patronen te ontdekken zijn. Ik kijk alvast uit naar de eerste die de handschoen opneemt om hem tegen te spreken. [Dirk Passchyn]
L. van der Hulst
De van oorsprong Britse Ian Morris is als professor archeologie en geschiedenis verbonden aan de universiteit van Stanford. In dit kloeke werk probeert hij antwoord te geven op de vraag waarom het Westen domineert ten opzichte van het Oosten en hoe lang dat nog zo blijft. Hij zet hierbij de twee historiografische opvattingen van de onvermijdelijk langetermijnfactoren en de invloed van toeval op de korte termijn tegen elkaar. Morris gebruikt hiervoor een puntensysteem voor sociale ontwikkeling, waarin energiegebruik, militaire slagkracht en informatietechnologie een factor zijn. De sociale ontwikkeling wordt grotendeels bepaald door de biologie, de sociologie en de geografie. Morris analyseert 50.000 jaar wereldgeschiedenis en de wedloop tussen oost en west. Hij gebruikt veel voorbeelden en schrijft met humor en eruditie in een heldere stijl. Rond ongeveer 1770 neemt het westen een voorsprong. Morris is te veel historicus om zich aan een uitgesproken voorspelling te wagen. Bevat kaartjes en figuren in zwart-wit, literatuurlijst, notenapparaat en register.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.