China na Mao : de opkomst van een supermacht
Frank Dikötter
Frank Dikötter (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Spectrum, cop. 2011 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : GESCHIEDENIS : CHINA 945.6 |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Spectrum, cop. 2011 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : China 945.6 |
31/12/2011
Mao's grote hongersnood
De historicus Frank Dikötter heeft een uitgebreid onderzoek gedaan naar de enorme hongersnood die China geteisterd heeft in de jaren 1958-1962. Dat was de tijd van De Grote Sprong Voorwaarts, een poging om het economisch onderontwikkelde land versneld te moderniseren door ‘met twee benen te stappen’: tegelijkertijd de productiviteit van de landbouw opvoeren en de industrialisatie van het land realiseren. In de centraal geleide economie werd de boerenbevolking gedwongen te leven in een communestelsel, waarin privéproductie moest wijken voor collectieve productie en waarin de voedselvoorziening via collectieve kantines gebeurde. Tegelijkertijd werd veel arbeidskracht aan de landbouw onttrokken door boeren in te zetten voor grote irrigatieprojecten en ook door ze tot micro-industriëlen om te vormen: in kleine hoogoventjes moesten ze staal produceren.
Dat leidde tot mislukkingen en rampspoed. Doordat veel werkkracht werd verplaatst van de landbouw naar de openbare werken, ging heel wat van de oogst verloren. Een steeds groter deel van het graan ging naar de staat, die het leverde aan de steden en het gebruikte voor export. Er ontstond een spiraal van vervalsingen. De lagere bestuurders wilden een goede beurt maken bij de top van het land en meldden een veel hogere productie dan er in werkelijkheid was. De centrale overheid stelde de hoge productie als voorbeeld en zo kwamen er steeds meer vervalste, verhoogde cijfers. De overheid vorderde ook steeds meer van de imaginaire overvloed, zodat er in werkelijkheid tekorten ontstonden, die gecamoufleerd werden. Dat leidde tot een schrijnende situatie waarbij China graan exporteerde en zelfs wegschonk aan andere landen terwijl eigen mensen omkwamen van de honger.
Die situatie is te verklaren door het dwangsysteem dat de Communistische Partij van China gecreëerd had, met zuiveringen en strafkampen. Leiders op de lagere niveaus probeerden te overleven of vooruit te komen door aan de wensen van de centrale top tegemoet te komen, ook al moesten ze daarvoor de boeren uitbuiten en met geweld tot arbeid dwingen, en zelfs laten verhongeren. Maar die hongersnood werd lange tijd geheimgehouden, eerst intern voor de centrale bestuurders, vervolgens ook door de politieke top naar de buitenwereld toe.
Dit alles kun je bij Dikötter lezen, maar het is niet nieuw. De journalist Jasper Becker had al in 1996 in zijn boek Hungry Ghosts onthuld wat voor hongersnood er tijdens De Grote Sprong Voorwaarts geheerst had, en met welke brutaliteit en onmenselijkheid plaatselijke leiders de boeren behandeld hadden: overbelasting, vernedering, mishandeling, foltering, doodslaan…. Dikötter doet dat over en vult het beeld verder in, voornamelijk door research in archieven van de Volksrepubliek China die eerder niet toegankelijk waren voor buitenlandse onderzoekers. Het resultaat is interessant, maar ook vaak onbevredigend.
Een deel van het boek gaat bijvoorbeeld over het lot van zwakkere groepen (kinderen, vrouwen, en bejaarden) in de onderzochte periode. In het hoofdstuk over vrouwen somt de auteur een aantal gevallen op van seksueel misbruik en van mishandeling. ‘In dezelfde commune in Hunan […] moesten zwangere vrouwen die niet op het werk verschenen zich in het midden van de winter uitkleden en werden vervolgens gedwongen ijs te hakken.’ Er zijn gevallen van verkrachting door partijsecretarissen. Naaktheid werd als straf gebruikt: ‘Even grof en vernederend waren de naaktparades die overal in het land plaatsvonden: vrouwen, en af en toe mannen, moesten geheel naakt door het dorp marcheren.’ In een aantal gevallen leidde die vernedering tot zelfdoding. Helemaal verbijsterend is dan weer dit: ‘In een fabriek in het district Wugang, Hunan, dwongen lokale machthebbers vrouwen naakt te werken. Op één enkele dag in november 1958 liepen er op het werk meer dan 300 naakt rond. Degenen die weigerden, werden vastgebonden. Er werd zelfs een prestatiegericht systeem bedacht waarbij de vrouwen die zich het meest gretig uitkleedden werden beloond, met als hoogste vergoeding een geldbedrag ter waarde van vijftig yuan, min of meer gelijk aan een maandsalaris.’ Enzovoort. Dikötter levert een hele reeks schokkende en afstotelijke feiten die hij in archiefstukken is tegengekomen. Maar wat moeten we ermee? Er zijn geen statistische gegevens over de frequentie waarmee die feiten zich voordeden. Ze zijn doorgaans uit officiële stukken overgenomen, maar we weten niet wat de overheid ermee deed. Werd er gestraft? Hoe dan? Werden er zaken in de doofpot gestoken? Wat was het beleid ten aanzien van zo uiteenlopende zaken als het afjakkeren en mishandelen van zwangere vrouwen, de naaktparades, het dwingen tot naaktheid van arbeidsters, de verkrachtingen door machthebbers, de vrouwenhandel, de prostitutie…? Het boek blijft hier helaas steken in het anekdotische.
Dat heeft alles te maken met een fundamenteel probleem van Mao’s massamoord. Het boek wil tegelijkertijd een wetenschappelijke studie zijn en een boek voor het grote publiek, met bestsellerambities. Maar het ontbreekt het werk aan methodologische reflectie en verantwoording, aan wetenschappelijke zakelijkheid en objectiviteit, en aan twijfel. Dikötter doorploegt het bronnenmateriaal en zeeft daaruit wat hij aan ellende en wantoestanden tegenkomt. Bronnen als klachtenbrieven of rapporten van onderzoekscommissies bevatten vooral dat. Maar waren er ook zaken die goed liepen, die lukten? Waren er ook adequate reacties van de overheid op wat er fout liep? Hier en daar vind je daarover een informatiesplinter, maar je krijgt de indruk dat Dikötters interesse en de keuze die hij maakt uit de bronnen, het negatieve beklemtonen en uitvergroten.
Wat moeten we bijvoorbeeld denken bij een foto van Mao die uitkijkt over de Gele Rivier? Het bijschrift vertelt dat enkele jaren nadat de foto genomen werd in de rivier een enorme dam gebouwd werd en stelt: ‘Maar zoals met veel dammen en dijken die overal in het land tijdens de Grote Sprong Voorwaarts werden gebouwd, was deze zo slecht ontworpen dat hij tegen enorme kosten moest worden herbouwd.’ Hoeveel dammen en dijken waren waardeloos, hoeveel waren degelijk? Waaraan lag dat? Slechte ingenieurs? Slechte materialen? Sabotage of corruptie? En wat is het verband tussen Mao en de slechte kwaliteit van dammen en dijken? Het hele hoofdstuk dat Dikötter aan de waterwerken tijdens de Grote Sprong Voorwaarts wijdt, is negatief. Je kan de dwang en het geweld tegenover de boeren die aan de projecten moesten werken, bekritiseren en betreuren, maar het aanpakken van het dubbele waterprobleem — de permanente dreiging van overstromingsrampen en de behoefte aan irrigatie voor de landbouw — was op zich al een positief punt, en ook de vraag naar de wél gerealiseerde vooruitgang verdient een antwoord.
Een belangrijke deugd van de historicus is de twijfel. Twijfel over wat de bronnen betekenen, twijfel over de selectie van de bronnen, twijfel over wat juist is als er verschillende of tegenstrijdige interpretaties van feiten bestaan. Maar twijfel is in dit boek nauwelijks aanwezig, het leest als een ouderwetse roman met een alwetende verteller die precies weet hoe alles in elkaar zit. Dat gebrek aan twijfel en onzekerheid heeft alles te maken met het weglaten van literatuur en gegevens die de strekking van de auteur tegenspreken. Hij neemt wel de Mao-bashing van Chang en Halliday op in zijn bibliografie, maar niet de academische kritiek op dat dubieuze boek (Gebundeld in Gregor Benton en Lin Chun, Was Mao Really a Monster? The academic response to Chang and Halliday’s Mao: The Unknown Story, Routledge, 2010) Net als eerder al Becker en Chang/Halliday probeert hij Mao op één lijn te stellen met Hitler en Stalin, wat niet overtuigt. Hij geeft toe dat Mao zijn politieke tegenstanders niet fysiek liquideerde zoals Stalin en dat er geen bevelen tot genocide van Mao uitgingen, maar dat belet hem niet de Nederlandse titel van zijn boek beter te vinden dan de Engelse: Mao’s Great Famine wordt Mao’s massamoord.
Een werkelijk bewijs van een ‘massamoord’ door Mao kan hij niet geven. De smoking gun die hij meent te hebben gevonden (zie Knack, 22.06.2011) is een toespraak met onder andere het zinnetje: ‘Het is beter de helft van de bevolking te laten doodgaan, opdat de andere helft zich vol kan eten.’ Maar van die redevoering krijgen we niet de volledige tekst en is ook het Chinese origineel niet te raadplegen. Eerder dan een oproep tot genocide lijkt het de visie van een militair bevelhebber die weet dat de strijd niet kan zonder verliezen, en dat de achterhoede soms moet worden opgeofferd om het gros van het leger te redden. Over dat militaire denken schrijft Dikötter overigens rake beschouwingen.
Ook de calculatie van het aantal slachtoffers van de Grote Hongersnood is met te weinig twijfel omgeven. Dikötter vermeldt het cijfer van 55 miljoen van een onderzoeker, maar denkt zelf aan 45 miljoen. Maar omdat er geen registratie is van slachtoffers (en omdat ook de definitie moeilijk en discutabel is), zijn dergelijke cijfers alleen maar mathematische constructies. Een klein verschil in de uitgangshypotheses levert een verschil van miljoenen op in het eindsaldo. Een zakelijke uiteenzetting van de onzekerheden en de speling in de calculatie ontbreekt helaas. Al blijft duidelijk dat de hongersnood, en de repressie en de brutaliteit van communistische kaders erg veel slachtoffers gemaakt hebben.
Saldo? Mao’s massamoord is een interessant maar overroepen boek, waarin veel informatie staat, maar dat te weinig historisch-kritische analyse en te weinig verantwoording biedt. Het is vaak te anekdotisch en te aanklagerig en het kan zijn centrale stelling dat Mao een massamoord op zijn eigen volk georganiseerd heeft, niet waarmaken. [Eric Hulsens]
M.A. Leenhouts
De Nederlandse sinoloog Frank Dikötter, hoogleraar te Londen en Hongkong, had voor dit boek over de grote Chinese hongersnood van 1958-1962 de beschikking over nieuw materiaal uit recentelijk geopende provinciale overheidsarchieven. Op basis daarvan betoogt hij dat de hongersnood niet alleen groter was dan eerder aangenomen – 45 miljoen doden –, maar ook een beslissender rol speelde in de moderne Chinese geschiedenis. Dikötter documenteert uitvoeriger dan ooit het leed van de bevolking en brengt genuanceerd de politieke machinaties op de lagere, lokale niveaus van de macht in kaart, inclusief het verzet van boeren en burgers. Van Mao belicht hij vooral diens persoonlijke rol, die het negatieve beeld in de algemene wetenschappelijke evaluatie verder bevestigt: de naïviteit van diens ideaal van de Grote Sprong Voorwaarts (in een klap de Engelse economie inhalen, de oorzaak van de hongersnood), zijn koelbloedigheid inzake het daartoe aangewende geweld en zijn verregaande bekommernis om zijn plek in de geschiedenis. Waardevol materiaal, zeer toegankelijk geschreven. Met fotokatern, overzicht van gebruikte archieven en literatuur, eindnoten en een register.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.