De Witte
Ernest Claes
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Meulenhoff/Manteau, 2010 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : OVER LITERATUUR-SCHRIJVERS : NEDERLANDS 851.6 WOES |
31/12/2011
De grote duistere dichter
Het gangbare beeld van Karel van de Woestijne is dat van een teruggetrokken dichter met een zwaarmoedige en hermetische stem. Zijn lyriek heet fascinerend maar moeilijk. Een vrij recente bundel uit 2007 met studies over zijn poëzie en de omstandigheden waarin die ontstond, heeft als titel een sprekend citaat: Al ben ik duister, 'k zet me glanzend uit. Toch heeft die weerbarstigheid niet belet dat de dichter al tijdens zijn leven algemene erkenning genoot, in Vlaanderen én Nederland. Er is zelfs sprake van een 'vedettestatus' bij zijn overlijden in 1929. In de genoemde bundel spreekt de betreurde dichteres Christine D'haen in naam van haar generatie van een 'heilige verering'; 'u bent, met Gezelle, onze grootste dichter, de dichter. In de Nederlandstalige poëzie werd u mijn meester: om uw ritme, uw woorden, uw klank, uw spelling, uw voorkeur voor een weelderige taal, uw alomvattende melancholie. Om u heb ik gekozen, in het Vlaams te schrijven.'
Ondanks die hoge waardering, bewondering zelfs, beschikten we tot voor kort niet over een degelijke actuele biografie van de schrijver. De vorige poging van Pieter Minderaa ? hij volgde Van de Woestijne (1878-1929) tot tien jaar voor zijn dood ? dateert van 1942 (deel 1) en 1984 (deel 2). Het is ook al van 1979 geleden dat er onder redactie van Marc Somers een gedocumenteerde tentoonstellingscatalogus verscheen. Op het elan van de recente en vernieuwde interesse voor het werk van Van de Woestijne vult Peter Theunynck met zijn omvangrijke nieuwe biografie een grote leemte aan. Hij komt ook tegemoet aan een reële nood: eindelijk krijgt een van de reuzen uit de moderne Nederlandse poëzie een levensverhaal op basis van verantwoord intensief bronnenonderzoek. Een dichter van dit kaliber verdient overigens frequenter en zelfs door meer onderzoekers tegelijk kritisch biografisch te worden onderzocht, ieder met zijn of haar interesse en invalshoek. Theunyck werkt alvast een grote achterstand weg. Hij richt daarbij zijn focus vooral op de feiten uit het leven van de schrijver en op de opheldering van een aantal prangende kwesties die hij in zijn inleiding als op te lossen vraagstukken in een lijstje voorstelt. De biograaf neemt daarmee de allure aan van een detective, die mystificaties uit de wereld helpt of clichés doorprikt die rond de persoon en het werk van Van de Woestijne zijn ontstaan. Niet alleen zijn carrière en openbaar optreden worden grondig onderzocht. Theunynck dringt ook in het privéleven van de dichter door om de vooropgestelde vragen en mysteries op te lossen.
Een van die kwesties houdt verband met Van de Woestijnes scholing, die ervoor heeft gezorgd dat hij een Nederlands- en geen Franstalige dichter werd. Hij leek nochtans voorbestemd om in het Frans te schrijven, in het spoor van een groep talentrijke Franse schrijvers uit de Gentse bourgeoisie die, niet toevallig, allen in het chique Sint-Barbaracollege in het Frans hadden gestudeerd (Charles van Lerberghe, Maurice Maeterlinck, Emile Verhaere e.a.). De biograaf geeft zeer nauwkeurige informatie over het milieu en de sociale positie van Van de Woestijnes ouders; het 'Vaderhuis' in de Sleepstraat te Gent wordt tot in de details in beeld gebracht, tot de frambozenrode kleur van het behang toe. Al die gegevens over het familiale bedrijf ? zijn vader werkte zich met zijn koperslagerij op in de kleine burgerij ? verklaren waarom de jonge Van de Woestijne naar het atheneum ging waar in het Nederlands werd gedoceerd. Economische en sociale factoren zouden overigens het verdere leven van Van de Woestijne grondig bepalen. Dat gegeven vormt zelfs een rode draad in de biografie. Uit recent onderzoek van de poëzie van Van de Woestijne weten we al dat het beeld van de ivoren-torendichter moet worden bijgesteld: hij is niet louter de hyperindividualistische dichter uit het fin de siècle die een rigoureuze kunst-om-de-kunstopvatting huldigt. Vooral zijn latere poëzie is ook verankerd in ethische, religieuze en humanistische opvattingen. Uit het levensverhaal verschijnt nu ook een dichter die weliswaar uiterst artistiek was ingesteld, maar allesbehalve onafhankelijk was van materiële omstandigheden. Van een vrije professionele auteur die volledig van zijn pen kon leven, is geen sprake. Het is een groot pluspunt dat Theunynck hierover uiterst nauwkeurige informatie bezorgt. De geldperikelen waarmee hij in zijn ouderlijk huis al had kennisgemaakt na het vroegtijdige overlijden van zijn vader, drukten zwaar op het leven van de dichter. Om een eerbaar burgerlijk huwelijk te kunnen aangaan was hij al gedwongen om kantoorklerk te worden in het familiebedrijf, maar daarnaast ook om veel te publiceren in de best honorerende tijdschriften, dat wil zeggen vooral in Nederland. Zijn houding en praktijk zijn overigens symbolisch voor veel Vlaamse auteurs uit de negentiende en vroeg twintigste eeuw. Die zorg zou hem zijn verder bestaan achtervolgen en hem dwingen tot loonarbeid en veel overwerk, als van een 'last-dier', zoals hij dat in 1905 omschreef. Gelet op zijn wankele gezondheid hield dit grote risico's in. Oud zou Van de Woestijne overigens niet worden. Het chronische geldtekort in zijn gezin, dat op een te hoge voet leefde, dwong de dichter ook tot compromissen en pragmatisch gedrag, op de rand van het opportunisme, waardoor hij zelfs artistieke vriendschappen op het spel zette (onder meer met Streuvels en Vermeylen). Zijn uitgevers maakte hij het ook niet gemakkelijk: hij bedong hoge honoraria en beloofde dikwijls veel meer kopij dan hij fysiek of artistiek kon produceren. Ook aanvaardde hij om den brode opdrachten die eigenlijk niet aan hem waren besteed, zoals het financiële beheer van een tijdschrift. Van de Woestijne blijkt bij dat alles geen wereldvreemde te zijn geweest, maar iemand die veel materiële besognes had maar zich veelal handig uit de slag wist te trekken. Soms had hij ook het geluk aan zijn kant, toen hij in 1906 bijvoorbeeld met de steun van Emanuel De Bom redacteur kon worden van de Nederlandse Nieuwe Rotterdamsche Courant (NRC), of per toeval the right man in the right place was, zoals in 1920, toen hij na de nodige heisa professor werd benoemd aan de Gentse universiteit ? waarbij hij overigens een fors jaarsalaris wist te bedingen. Hij was ook diplomatisch en wist steun te verwerven van invloedrijke politieke vrienden zoals de katholieken Van Cauwelaert en Borgignon. Die kwamen hem goed van pas bij zijn carrière als ambtenaar in de Brusselse ministeries, maar ook na de Eerste Wereldoorlog, toen hij aan vervolging wist te ontsnappen ondanks het feit dat hij tijdens de oorlog ? zij het als passivist ? toch zijn werk als journalist bij de NRC had voortgezet en via de Duitse censor Rudolf Schröder zelfs lucratieve contracten had afgesloten met Insel-Verlag.
Zonder veel omwegen onderzoekt Theunynck ook het privéleven van de dichter, met speciale aandacht voor de ambigue beleving van de seksualiteit in een spanningsveld tussen verlangen, vreugde en angst, vermengd met onmacht, schaamte, melancholie en boete. De biograaf onthult ook zonder gêne de relatieproblemen van het echtpaar Van de Woestijne-Van Hende. Hij brengt die in sommige gevallen rechtstreeks, als een reflectie van eigen levenservaring, in verband met de genese en de thematiek van enkele dichtbundels, zoals Het Vader-huis (1900). Ook enkele epische gedichten interpreteert Theunynck autobiografisch, tot verrassing van de lezer. Over die verhouding tussen leven en werk is weliswaar het laatste woord nog niet gezegd. Enkele mysteries blijven onopgelost, gelukkig maar. De biograaf brengt wel een arsenaal aan nieuwe feiten in stelling, die nieuwe vragen over die verhouding zullen genereren en hopelijk ook een nieuwe lectuur van Van de Woestijnes poëzie zullen stimuleren. Dat is geen geringe verdienste. [Piet Couttenier]
Hans Renders
Karel van de Woestijne (1878-1929) is een van die Vlaamse reuzen wier namen nog rondzingen, maar wier werk nauwelijks meer gelezen wordt. Zijn belangrijkste gedichten verschenen postuum in 'Wiekslag om de kim' en nog zeer lezenswaard is de sleutelroman 'De leemen torens' (onder meer Herman Teirlinck wordt erin geportretteerd). Hij was dichter, romancier, criticus en journalist. Dat laatste kan tegenwoordig van alles betekenen, maar Van de Woestijne's journalistieke werk is herdrukt in vijftien dikke boekdelen. In de biografie die Peter Theunynck, zelf ook dichter, nu van Van de Woestijne publiceert, blijkt hoe felbegeerd de post 'correspondent NRC' in België was. Via de kunstredacteur van die krant, Johan de Meester, slaagt Van der Woestijne erin om in 1906 aangesteld te worden als correspondent. HIj zal dat tot aan zijn dood blijven. Theunynck heeft meer aandacht voor de talloze redacties, kunstenaars- en andere kringen dan voor het literaire werk van deze unieke vertegenwoordiger van het symbolisme in Vlaanderen.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.