Hitlers metamorfose : hoe een gewone soldaat de architect van nazi-Duitsland werd
Thomas Weber
Thomas Weber (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Nieuw Amsterdam, © 2011 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : GESCHIEDENIS : DUITSLAND 947 HITLER |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Nieuw Amsterdam, © 2011 |
VOLW. : NON FICTIE : DUITSLAND 947 HITLER |
31/12/2011
Koerier op de dool
In zijn veelgeprezen Adolf Hitler en de Eerste Wereldoorlog reconstrueert Thomas Weber op rigoureuze manier de lotgevallen van Hitler tijdens de ‘Groote Oorlog’. Op basis van een diepgaande studie van de archieven van Hitlers regiment en privédocumenten van strijdmakkers krijgen we voor het eerst een accuraat zicht op Hitlers frontervaringen. Hoewel eens te meer duidelijk wordt dat er over Hitlers toenmalige wedervaren bedroevend weinig originele bronnen beschikbaar zijn en Weber zich daarom noodgedwongen toespitst op het krijgsverloop en het leven van de gewone frontsoldaat, bevat zijn boek toch voldoende elementen om de gemythologiseerde versie bij te stellen die Hitler later placht op te hangen. Weber levert hiermee een bewonderenswaardige bijdrage aan het hedendaagse Hitleronderzoek, hoewel niet al zijn conclusies even rechtlijnig uit de aangehaalde feiten zijn af te leiden.
Weber begint zijn verhaal op 2 augustus 1914, wanneer Hitler op de Münchense Odeonsplatz enthousiast wuivend gefotografeerd werd te midden van een menigte die zich daar verzameld had om de Duitse oorlogsverklaring toe te juichen. Drie dagen later meldde Hitler zich als oorlogsvrijwilliger en werd hij opgenomen in het zestiende Beierse Reserve-infanterieregiment. Het regiment, dat naar zijn eerste commandant bekend zou worden als het Listregiment, kende zijn vuurdoop op 29 oktober 1914, bij de verovering van Geluveld tijdens de eerste slag om Ieper. Reeds na elf dagen strijd werd Hitler als koerier (Meldegänger) toegevoegd aan het hoofdkwartier van zijn regiment en keerde hij de frontlijn definitief de rug toe. Terwijl zijn makkers in een jarenlange loopgravenoorlog werden meegesleept, die aan één vierde van hen het leven zou kosten, kreeg Hitler de relatief veilige taak om in de achterhoede berichten van het regimentshoofdkwartier naar de bataljons over te brengen. In die hoedanigheid kwam hij in de loop van de oorlog aan enkele van de belangrijkste fronten in actie: in maart 1915 bij Neuve Chapelle en Loos; in juli 1916 bij Fromelles en eind september aan de Somme; in april en mei 1917 bij Vimy en in oktober aan de Chemin des Dames; tijdens het grote Duitse voorjaarsoffensief van 1918 bij Montdidier en, finaal in de verdediging gedrongen, in juli aan de Marne, in augustus opnieuw aan de Somme en in oktober in Wervik. Op de nacht van 13 op 14 oktober raakte Hitler daar blootgesteld aan mosterdgas, waarna hij halfblind naar Duitsland werd afgevoerd en in het hospitaal van Pasewalk de Duitse nederlaag zou vernemen.
In zijn relaas over de gevechten van het zestiende Beierse Reserve-infanterieregiment schetst Weber een indringend, beklemmend en ontluisterend portret van het weinig benijdenswaardige leven van de frontsoldaten in de Eerste Wereldoorlog. Maar de echte waarde van zijn boek ligt in de overtuigende wijze waarop hij terloops de vloer aanveegt met de mythes die hierover later door Hitler en de nazi-propaganda werden verspreid. Zo stelt Weber zich terecht ernstige vragen bij de bewering dat de gewone bevolking zeer enthousiast had gereageerd op het uitbreken van de oorlog. Nieuwe regionale studies wijzen er immers op dat bij de meeste mensen bezorgdheid en zelfs angst overheersten, maar dat de oorlogsstemming werd opgezweept door intensieve propaganda. Ook de bewering dat de Duitse soldaten zich met elkaar verenigd hadden gevoeld in een samenhorigheidsgevoel dat elke rang en stand te boven ging, doet Weber als een romantische illusie af. Deze idee — en de nationaalsocialistische suggestie dat hun ideaal van een racistisch geïnspireerde klasseloze samenleving (Volksgemeinschaft) rechtstreeks aansloot bij het gevoel van eenheid aan het front (Frontgemeinschaft) — valt namelijk onmogelijk te rijmen met de vaststelling dat door de continue decimering en heropbouw van regimenten soldaten vaak maar kort met één en dezelfde groep krijgsmakkers dienden en zich maar gedeeltelijk met hun eenheid identificeerden. Daarnaast wordt ook de dolkstootlegende door Weber vakkundig ontmanteld. De capitulatie was niet het gevolg van Joodse en marxistische machinaties aan het thuisfront, maar van finaal gekeerde oorlogskansen: vanaf de zomer van 1918 werd onherroepelijk duidelijk dat het Duitse leger door een tekort aan manschappen en materieel de strijd zou verliezen en de geallieerde troepen daadwerkelijk overal aan het front begonnen door te breken. Niet de Joden, maar de jarenlange zeeblokkade van de Royal Navy en de uiteindelijke oorlogsintrede van de VS waren de echte boosdoeners.
Dat Hitler het leven aan het front later idealiseerde en niet in wou zien dat de oorlog langzamerhand de verkeerde kant was opgegaan, was er net aan te wijten dat Hitler als regimentskoerier nooit rechtstreeks bij de gevechten betrokken was geweest. Dit feit, dat hij in Mein Kampf doelbewust verzweeg en nooit publiek zou erkennen, had er namelijk toe geleid dat zijn oorlogservaringen in werkelijkheid mijlenver afstonden van die van de frontsoldaten. Weber is op zijn best wanneer hij deze discrepantie in de verf zet en Hitlers oorlogscontext reconstrueert. Hitler was een van de acht koeriers die instonden voor de aflevering van bevelen van het hoofdkwartier aan de bataljons en hij opereerde daarbij doorgaans één tot drie kilometer achter het front. Te midden van de officieren en vijftig onderofficieren en soldaten die het regimentshoofdkwartier draaiende hielden en voor hem, bij gebrek aan banden met familie en vrienden, een plaatsvervangende familie vormden, bevond Hitler zich in een bevoorrechte positie. Niet alleen bleven de gruwelijke gevechten hem bespaard, hij had ook geen fysiek inspannende opdrachten, moest niet op wacht staan, kon vaak lang uitslapen, had altijd voldoende te eten en kon zich steeds wassen, scheren en laten knippen. Hoewel hij op goede voet stond met de andere koeriers en enkele officieren, werd hij door hen wel beschouwd als een zonderling figuur: hij schreef bijna nooit brieven, ontving nooit brieven of pakjes, projecteerde zijn genegenheid op zijn hondje Foxl, rookte of dronk nooit, ging nooit naar de hoeren en hield zich onledig met geschiedenisboeken en kunstgidsen en met het tekenen van straattaferelen en karikaturen. Hij hield zich doorgaans afzijdig en leefde in zijn eigen wereldje. Weber maakt hier overtuigend duidelijk dat Hitlers relaas op geen enkel vlak strookte met zijn naoorlogse zelfverheerlijking.
Bij twee van zijn conclusies gaat Weber echter iets te kort door de bocht. Zo beweert hij dat Hitler tijdens de Eerste Wereldoorlog nog geen overtuigd antisemiet was. Hoewel intussen vaststaat dat Hitler pas een openlijk en fanatiek antisemiet werd tussen mei 1919 en september 1919 — wellicht tijdens zijn opleiding als informant van de dienst voor antirevolutionaire propaganda van het leger — valt gewoon niet meer na te gaan hoe ontwikkeld Hitlers antisemitisme voorheen eigenlijk al was. In zijn oorlogscorrespondentie met Joseph Popp en Ernst Hepp is nog geen spoor van antisemitisme waar te nemen, maar deze briefwisseling stopte in 1916. Memoires van voormalige strijdmakkers als Brandmayer en Westenkirchner vermelden dat Hitler rond die periode radicaal antisemiet geworden was, maar hun geschriften zijn volstrekt onbetrouwbaar omdat ze als hagiografieën in de jaren ’30 op de markt werden gebracht en zich expliciet baseerden op Hitlers eigen versie in Mein Kampf. Dat Hitlers antisemitisme in 1916 nog latent en gematigd was dan wel, zoals Kershaw beweert, reeds aan radicalisering onderhevig was, zal allicht nooit echt worden opgehelderd. Daarenboven laat Weber uitschijnen dat Hitler geen echt gevaarlijke functie bekleedde en zijn twee IJzeren Kruisen eigenlijk enkel gekregen had omdat hij toevallig in de buurt vertoefde van de personen die hierover konden beslissen. Onverdachte bronnen laten er echter geen twijfel over bestaan dat Hitler door zijn oversten als een gemotiveerd, consciëntieus en moedig koerier beschouwd werd, die zich als vrijwilliger opgaf voor de moeilijkste taken en deze tot een succesvol einde bracht. Hoewel hij zich niet in de loopgraven bevond en achter het front geen last had van scherpschutters of mitrailleurvuur, stond Hitler wel degelijk vaak aan extreem gevaar bloot, omdat hij zich tijdens de onophoudelijke artilleriebarrages een weg moest zien te banen door de in puin geschoten open vlaktes, terwijl de frontsoldaten dan nog doorgaans in de beschutting van hun bunkers vertoefden. Het feit dat drie van de acht regimentskoeriers het niet konden navertellen en er op het moment van de wapenstilstand nog slechts één in actieve dienst was, spreekt trouwens voor zich.
Op een paar verwaarloosbare foutjes en twee te ongenuanceerde conclusies na, is Webers studie een broodnodige bijdrage aan het Hitleronderzoek en zeker waardevoller dan het boek dat John Williams zes jaar geleden over exact hetzelfde thema publiceerde. Het is een aanrader voor iedereen die in de Eerste Wereldoorlog of Hitler geïnteresseerd is. Voor een klare kijk op de ontstaansgeschiedenis van Hitlers radicale antisemitisme is deze periode echter niet van cruciaal belang en blijft het wachten op een grondige analyse van zijn tijd als legerinformant in 1919.
[Kristof Van Assche]
Dr. J.L.G. v. Oudheusden
De jonge Duitse historicus Thomas Weber (universiteitsdocent te Aberdeen) wil met deze gedegen studie de mythe ontmaskeren dat Adolf Hitler in de Eerste Wereldoorlog een moedig soldaat was. Zorgvuldige studie van het archief van het List-regiment waarin Hitler als koerier diende, gecombineerd met statistisch onderzoek, levert het 'ware verhaal': Hitler werd niet 'gevormd' door ervaringen als frontsoldaat (zie 'Mein Kampf'); hij leefde relatief comfortabel en trok zich van medesoldaten weinig aan. Hij verbleef meestal nabij het hoofdkwartier, ver achter de frontlinies; hij werd gedecoreerd op voorspraak van een joodse officier. Weber: Hitlers idee van kameraadschap en volksgemeenschap, geboren in de loopgraven, stoelt op fantasie en is een product van latere propaganda. Hitler kwam in 1918 gedesoriënteerd uit de oorlog en sloot zich zelfs even aan bij extreem-linkse opstandelingen. Veel van Hitlers medestrijders kozen later niet voor het fascisme maar bleken veelal gematigd-pacifistisch. Weber gaat de gangen van deze veteranen na, onder anderen joodse. Met een katern zwart-witfoto's, eindnoten, een literatuuropgave en register. Een baanbrekende en goed leesbare studie.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.