Leve de branding! : een verhaal met twee hoofden en twee handen, een linker en een rechter
David Prudhomme
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Oog & Blik, cop. 2011 |
VERDIEPING 2 : DUIVELSHOEK : STRIPS : REBE |
31/12/2011
De biopics en –strips over rockhelden en jazzgrootheden vormen stilaan een genre op zich, maar blijven meestal netjes een verhaal vertellen. Een stuk zeldzamer zijn de strips die er ook uitzien zoals jazz of tango klinkt, en bewust gemaakt zijn als een verbeelding van de muziek zelf, een beetje zoals Paul Van Ostaijen dat ooit in poëzie deed. Het Griekse broertje van tango en fado, dat rebetico heet, wordt door David Prudhomme verwerkt in de strip Rébétiko. Zonder helemaal een biografietje te worden, gaat het toch eerder over de mannen achter de muziek.
Vooraf vertelt Prudhomme dat hij, via de ontdekking van deze muziek, vooral in de ban raakte van de wereld waarin ze ontstond: het milieu van kroegen, gevangenissen, de sloppenwijken van Athene en Griekse havensteden, met inwijkelingen uit Klein-Azië die een oosterse inbreng in de plaatselijke volksmuziek brachten. Drie van de strippersonages zijn op leden van het historische Piraeus-kwartet gebaseerd, leren we uit een nawoord, en lijken ook fysiek erg op hen. Andere feitelijkheden die in het album opduiken, en die hier en daar ondersteund worden met een voetnoot, hebben te maken met de politieke achtergrond: de machtsgreep door de nationalist Metaxa in 1936, die het gemunt heeft op deze fiere vrijbuiters. Flaneren in mooie kleren, hasjiesj roken en verhandelen, en leven van en voor de muziek, hoorden bij hun verzet tegen een bestaan als uitgebuite werkman. Precies van die rebelse attitude van de ‘rebetes’, zoals de muzikanten heten, wil het album een portret maken; we volgen een vijftal van hen in de loop van een etmaal.
Dat alles klinkt echter alternatiever dan het album is. Zo wordt het eigen dieventaaltje van de rebetes weergegeven door een soort glad algemeen Nederlands (ik weet niet hoe het originele Frans leest) dat ik eerder ‘Strips’ zou noemen omdat ik het alleen van (uit het Frans vertaalde) strips ken: ‘O, speel je ‘t zo?’, ‘Ik krijg het heen en weer van je’, ‘Dat werd link’. Vanzelf gaat een lezer, geconditioneerd door dit soort mainstreamstrips, zich dan ook instellen op een avontuur met een spannende afloop. Zo zijn onze personages in allerlei zaakjes met drugs en vrouwen verwikkeld, waarvoor een van hen onder invloed iemand doodsteekt. Dat maakt het verhaal echter nog geen ‘Grieks’ drama met antagonisten, een crisis en een catharsis. Zelfs de chargerende politie is geen partij voor hen; het geweld komt meer uit de vuisten van de rebetes. Bedoeld was dan ook geen drama maar, zoals gezegd, een portret. Hun burgerlijke ongebondenheid moet een kwaliteit in de muziek evoceren en het dramatisch contrast wordt bewaard voor de laatste pagina’s: een van de leden van de groep heeft zich aan een platenmaatschappij ‘gebonden’ en leidt in een recentere tijd een gedomesticeerd bestaan als oude zanger van in een zwang geraakte en volstrekt ongevaarlijk geworden dansmuziek. Het gaat dan om ‘Hond’, een naam of een scheldwoord, en op wie dat juist slaagt, dat werd me het hele album niet duidelijk. Dialogen als ‘"Wie roept mij?" "Ah, ben jij ’t hond?" "Wie jij dan?" "Die andere hond?"’, helpen niet bepaald. Er komt ook heel wat terugbladeren aan te pas om iedereen uit elkaar te houden, een beetje zoals in sommige films, waarin het eerste handvol scènes steeds een nieuwe verhaallijn opent. Maar de film loopt en je moet wel mee. Meegesleurd word je in dit album niet, want waar klassieke tekstballonnetjes aandacht vragen voor elk woord, wil de dialoog hier alleen maar de algehele sfeer schetsen.
De lectuur van de slotscène gaat zelfs stroef omdat een liedtekst in stukken het relaas van de verteller onderbreekt zonder daarop in te haken. De twee verschillen dan weer niet voldoende in functie om ze gemakkelijk door elkaar te lezen: twee keer gaat het om de verandering die de Rebetica doormaken nu ze niet langer aan censuur onderhevig zijn, maar geadopteerd en gecastreerd worden door dansende rijkelui voor wie de bluesachtige klacht geen betekenis heeft, tenzij een decoratieve. En eigenlijk spreekt dit ook al uit de beelden.
Dit had heel goed een compleet woordeloos album kunnen zijn, op een liedtekst hier en daar na misschien. Dat is een compliment voor de kracht van de tekeningen. Wat het verhaal bijeenhoudt, is het verloop in de tijd: een dag begint, met de afzonderlijke besognes van de rebetes — één mag die ochtend de gevangenis verlaten — de avond valt, ze gaan, intussen verenigd, de nacht in, vernielen de laatste kroeg bij een inval van de getipte politie, vluchten over de nabije zee naar de overkant, en de zon komt op. Dat laatste wordt erg mooi weergegeven op de tekeningen, net als het licht en de schaduwen op elk ander moment van de dag, ook in de interieurs. Het is die picturale sfeerschepping die het album zijn aantrekkingskracht geeft. Voor halfschaduwen op de groezelige stoffen en muren en in de rokerige café’s is met een potlood over alles heen gekrast, terwijl lichtvlekken nog eens opgehoogd werden met verf: een weelde aan bewerkingen van de vlakken, waarvan een rijkelijk deel al zwart waren geïnkt. Het verleent sommige plaatjes de charme van een lithografische poster van Toulouse Lautrec in miniatuur.
[Gerolf Van de Perre]
Prof. dr. K.A.D. Smelik
Rebetika duidt een speciaal type Griekse muziek aan, waarvan de oorspong in Anatolië ligt. Door de verdrijving van de Grieken uit Turkije in 1922 kwam deze muziek naar steden als Thessaloniki en Athene. Zwaarmoedige muziek op oriëntaalse melodieën, de Griekse variant van de blues. In de jaren dertig van de twintigste eeuw was de rebetika nauw verbonden met de marginale cultuur van hasjtenten, totdat de dictatuur van Metaxas zich in 1936 tegen de rebetika keerde: teksten werden gecensureerd en de politie trad hard op tegen de muzikanten. Over zo'n muzikant gaat dit stripverhaal. Stavros is geniaal, maar niet bereid om zich aan de maatschappij aan te passen. Zijn vrienden en medespelers in zijn band zijn van hetzelfde hout gesneden. Wij volgen hen voor korte tijd, hasj rokend, achtervolgd door de politie, maar vooral hun meeslepende muziek spelend. De striptekenaar is erin geslaagd de sfeer van de rebetika op het papier over te brengen en de lezer in te nemen voor deze bijzondere, maar ook lastige kunstenaars. Ingekleurd stripverhaal, realistische stijl, hoge kwaliteit, een kunstwerk.
© Bibliotheek Gent
ob/kt/01 o
David Prudhomme geeft in de graphic novel Rébétiko het verslag van de belevenissen van een groep rebetes (rébétiko-muzikanten) tijdens één dag en één nacht. Het verhaal speelt zich af tijdens de fascistische militaire dictatuur in de jaren dertig van de vorige eeuw. Onder het juk van verveling bij vluchtelingen uit Smyrna, criminaliteit en heel veel hasj ontstond de muzieksoort rébétiko of rebetika. Via deze muziek ontsnapten ze even aan de uitzichtloze realiteit. Rébétiko wordt gekenmerkt door maatschappijkritische teksten en wordt de Griekse blues genoemd. De personages zijn losjes gebaseerd op belangrijke rébétikomuzikanten zoals Márkos Vamvakáris. Prudhomme brengt aan de hand van anekdotes en contrasterende tekeningen een mooi portret over de oorsprong van de rébétiko.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.