Seks, dood en rock-'n-roll : de strips van Peter Pontiac
Gert-Jan Pos
Gert-Jan Pos (Samensteller), Pieter Steinz (Redacteur), Rienk Tychon (Redacteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Vliegende Hollander, 2010 |
MAGAZIJN : STRIPS VOLWASSENEN: ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MOOI |
31/12/2008
Een verstripping van werken uit de Nederlandstalige literaire canon, dat is de zoveelste kruisbestuiving tussen het beeldverhaal en letterkunde. Er waren al eerder stripbewerkingen van romans (de Elsschot-, Wolkers- en Reve-versies van Matena bijvoorbeeld) en zelfs gedichten (vooral vertaald werk), maar hier werd de tekenaar gevraagd om zich te beperken tot een pagina. Een uitdaging, heet zoiets, maar het resultaat is zeker geslaagd, als je afstand neemt van puristische en eenzijdige visies daarop.
In chronologische volgorde, van de eerste Nederlandse zin 'Hebban olla vogala' (1100) tot Sprakeloos van Tom Lanoye (2009) defileren 57 volledig vrije interpretaties van evenzovele letterkundige klassiekers. De keuze van het materiaal was volledig vrij, met als resultaat dat deze bloemlezing volledig arbitrair, onevenwichtig en onvolledig is. Maar dat was het laatste van de bedoelingen van de samensteller. 'Mooi is dat!' zullen sommigen vinden, net zo ironisch als de auteur van deze uitspraak Ollie B. Bommel, maar anderen zullen hetzelfde vinden zonder ironie.
Het is dus geen canonlijst in stripvorm, geen uittrekselboek met prentjes; Gert Jan Pos (Nederlands stripintendant) ziet het meer als een kunstwerk, vanwege de veelzijdige mozaïek van visies en perspectieven op het bewerkte materiaal. Is het dan geen canon of uittrekselboek van stripmakers en -stijlen? Laten we maar hopen dat niemand het zo interpreteert, want ook die selectie is onvolledig en bediscussieerbaar. Laten we het gewoon een mooie ontmoeting tussen beide media noemen, dat de liefhebber van de twee heel wat te bieden heeft.
Het werk doet je oude bekenden herontdekken en leert je nieuwe ? al dan niet oude ? namen kennen. Zo intrigeert de versie van Opwaaiende zomerjurken (Oek de Jong, 1979) door Bas Köhler voldoende om het boek bij te zetten op de 'te lezen'-lijst. Hetzelfde gold eerder al voor Nescio's Titaantjes (1915), hoewel Jeroen de Leijer voor een vrij cartooneske aanpak koos. Voor de Vlaming is dit dus al een hernieuwde kennismaking met namen en werken uit een ver schoolverleden, maar dat geldt ook voor de noorderburen. Hoewel in de minderheid is er ook een stevige bijdrage van Vlaamse grafici, al kiezen ze niet per se voor 'onze' schrijvers. Dat Maarten Vande Wiele zich aan het decadente werk Eline Vere (1888) van Louis Couperus zette, mag echter weinig verwondering wekken. Het tragische hoofdpersonage is een oermoeder voor de dames in Vande Wieles werk in het algemeen en zijn 'Paris'-boeken in het bijzonder.
Er zijn er nog wel enkelen wier keuze aansluit bij hun werk en stijl. Kim tekende de memorabele scènes uit De Witte (1920) van Ernest Claes en zal ook wel bedacht hebben dat zijn heldin Esther Verkest mogelijk genen van de deugniet heeft geërfd. En kon Marcel Ruijters anders dan 'Hebban olla vogala' voor zijn rekening nemen, bevolkt door de zusters van zijn nonnen uit Sine qua non of Inferno. Zijn aanpak hiervan ? een tekening van een volledige pagina zonder striphokjes vullen met verschillende aspecten van een verhaal, zoals de middeleeuwers zelve het zouden doen in miniaturen of manuscriptekeningen ? is een populaire stijl in dit boek.
Andere tekenaars van middeleeuwse verhalen doen het ? Erik Wielaert voor Walewein (1275), Stijn Gisquière in zijn Ferguut (1250) -- maar ook Typex zet de taferelen van Lucifer (Joost van den Vondel, 1654) bij elkaar op een tableau, net als Gerrie Hondius voor haar versie van het redelijk vergeten Sara Burgerhart (Elizabeth Wolff, 1782) of Lectrr, die Brusselmans' man die werk vond (1985) op esscheriaanse wijze door zijn bibliotheek stuurt. Heel mooi is ook de visualisering van ''t Schrijverke' (Guido Gezelle, 1857) door Randall C., die de tekst op een water laat krinkelen. Helaas is het resultaat moeilijk leesbaar en stuit hij op de beperking van het (nochtans erg grote) formaat van de uitgave. Opvallendste ontdekking is Stephan Brusche met een memorabele pagina over Dubbelspel (1973) van Frank Martinus Arion.
Sommige stripauteurs wijken af van hun gekende stijl. Maaike Hartjes maakt een collage voor 'Boem Paukeslag' (1921) van Paul van Ostaijen en Ilah laat eens een andere kant van haar grafiek zien in haar verstripping van Geheime kamers (2000) van Jeroen Brouwers.
Door het condenseren van een heel werk, voor sommige een lijvige roman, is behalve de grafiek ook de tekstkeuze interessant. Het extreemste geval hier: Guido van Driel die Het bureau (1996-2000) van J.J. Voskuil (een monster)-romancyclus van duizenden pagina's) woordenloos weergeeft. Jan Cleijne doet hetzelfde voor 'Het lied der dwaze bijen' (1934) van Martinus Nijhoff. Dat is natuurlijk een (kort) gedicht, net als Herinnering aan Holland (1936) van Hendrik Marsman, dat dan weer letterlijk wordt neergeschreven en van heerlijke beelden voorzien door Erik de Graaf. Voor De Avonden (1947) van Simon van het (Gerard) Reve schreef Olivier Schrauwen zelf een persoonlijke interpretatie met 'Activiteiten ter verzachting van neurasthenische kwalen' voor 'De kleine zenuwlijder'.
Kortom, deze publicatie is een diepe schatkist van Nederlandstalige literatuur en strip, en de auteurs van beide. In de mooie vormgeving is het enkel jammer dat de info over de striptekenaars achteraan wordt gebundeld, terwijl die over werk en schrijvers naast de tekeningen staat. Terwijl (naast het praktische ongemak) Mooi is dat! toch juist bewijst dat ze alle naast elkaar mogen bestaan. Voor het overige doet de uitgave zijn naam eer aan. [Wilfried Poelmans]
Redactie
Zevenenvijftig bekende Nederlandstalige literaire werken zijn door Vlaamse en Nederlandse striptekenaars verbeeld tot een soort samenvatting in een enkele strippagina. Het gaat om romans en gedichten, van het eerste Nederlandse gedicht 'Hebban alla vogala' tot de roman 'Sprakeloos' van Tom Lanoye. Pieter Steinz heeft de strippagina's voorzien van een korte toelichting over werk en schrijver. Het zijn (merendeels) geen graphic novels, maar heel eigenzinnige en inventieve grafische verwerkingen. Het is dus vooral een catalogus van bijzonder striptalent, dat evengoed schilderijen of muziekwerken als uitgangspunt had kunnen nemen. Als speels uittrekselboek voor scholieren is het niet geschikt (en bedoeld). Het is vooral aardig voor liefhebbers van Nederlandstalige literatuur met oog voor uiteenlopende illustratietechnieken. Royaal formaat.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.