Het schorpioenkind
Riana Scheepers
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Ailantus, cop. 2010 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 6548 |
00/00/0000
Het (kort)verhaal: het blijft woekeren met je talent op de oppervlakte van een postzegel. Het was een tijdje, tien jaar zelfs, wachten op nieuwe verhalen van Riana Scheepers. In Katvoet brengt ze 27 verhalen bijeen die een werkelijkheid evoceren achter de dingen. Scheepers heeft oog en oor voor de politieke en sociaal-economische situatie in haar land en schrijft vanuit een poëtische vervoering over de schoonheid van het landschap, maar gaat telkens ook weer op zoek naar een andere dimensie, die van het onvatbare en mysterieuze, dat vaak op onverwachte momenten opduikt in het leven van haar personages en dat leven ook ingrijpend kan veranderen.
'En we leven zo gewoon' is de titel van het slotverhaal uit de bundel. Een bijna ontnuchterende vaststelling voor de lezer die ruim tweehonderd pagina's lang de werkelijkheid van alledag mee mocht inkleuren met het 'buiten-gewone'. Van de eigenaardige mensen in haar familie, van haar grootouders tot tante Marja, die stroop kookte, blijft bijna niemand meer over. 'De rest van de familie,' schrijft Scheepers, 'is vreselijk normaal. [...] We gedragen ons vreselijk beschaafd en fatsoenlijk. We zijn gewoon niks geworden.' En vooruitblikkend naar de toekomst: 'Er is geen enkel verhaal dat ze [de kleinkinderen] met schrik en verwondering kunnen overdragen. Ik schaam me dood.' Hier wordt verwezen naar de bewarende functie van het schrijven, dat in de teksten uit Katvoet naadloos aansluit bij de orale traditie van de Afrikaanse cultuur waarin Scheepers is opgegroeid. Deze niets aan duidelijkheid te wensen overlatende visie wordt weerspiegeld in het openingsverhaal 'Eens was ik', zodat een cylische structuur ontstaat. In dat verhaal noteert Scheepers: 'In mijn vorige leven was ik een Strandloper. Daar komt mijn aardsheid vandaan, mijn drang tot overleven. En mijn liefde voor dit land.' De Strandloper met hoofdletter, inderdaad. In haar retrograde naar het verleden grijpt Scheepers terug naar de figuur van Autshumayo, die bekend werd onder de naam Harry de Strandloper en na de oorlog van 1658 tussen de Khoikhoi en de Nederlanders door Jan van Riebeeck naar Robbeneiland werd verbannen. Scheepers interpreteert het strandloper-begrip meteen metaforisch: aardsheid, drang tot overleven en liefde voor het land. Aan het slot van dit openingsverhaal komt een droomscène aan bod: 'Ik heb de naam van iemand gehoord in de wind. En ik verlangde'. Het verlangen ? zo meen ik te lezen ? wat haar in haar dromen wordt ingefluisterd en getoond, in woorden te vatten. Hoe haaks staat hierop het 'ik schaam me dood' waarop de bundel uiteindelijk uitmondt.
Met opa Lewies, oma Willemien en haar vriendje Bhubesi (personages die onder meer ook al hun opwachting maakten in haar mooie jeugdroman Blinde Sambok ? in het Nederlands verschenen onder de titel Het schorpioenkind) keert Scheepers terug naar haar kindertijd. Opa Lewies, die geroepen werd door de Heer om het Woord te verkondigen en het werk op de boerderij grotendeels aan zijn vrouw overliet, maar ook voor een 'wonderwerk' zorgde door zijn kleinkind te genezen van haar scheefstaande oog. Het zendelingenwerk komt ook aan bod in 'Nachtschade', een van de mooiste verhalen uit de bundel, waarin vooral wordt gefocust op oma Willemien en de opdracht die haar in een visioen werd toevertrouwd. Op de zich verder ontwikkelende tijdlijn, die in de bundel als overkoepelend structurerend motief wordt aangewend en de auteur aan het slot van haar bundel vast in het nu plaatst, worden markante momenten en gebeurtenissen vastgelegd die vanuit een autobiografische context 'verdicht' worden. Aan 'Verontschuldiging' , een verhaal van amper drie bladzijden, gaat een veelzeggend motto vooraf: 'ek grif jou graf / ek skryf jou af'. Een vrouw moet op een en dezelfde dag twee bekentenissen aanhoren voor de rechter: die van een inbreker die haar huis leeghaalde en die van de man die haar verlaten heeft. Beiden bekennen hun spijt, maar: 'wat haar vooral ontstelde, was dat het die van de crimineel was waaraan ze zich vastklampte'.
Even indringend is het verhaal 'Amulet voor de kou': een vrouw brengt de kerst door bij een Poolse familie. Als afscheidsgeschenk krijgt ze de schub van een karper die ervoor moet zorgen dat ze nooit geld te kort zal komen. Bij een erop aansluitend bezoek aan Brugge kan ze met haar laatste centen een Nederlandse vrouw helpen die op zoek is naar onderdak. Over het verhaal hangt een sfeer van desolate eenzaamheid, waarin twee vrouwen met hartzeer elkaar vinden.
Binnen de verhalen is ook voor de vaak overweldigende natuur een belangrijke rol weggelegd. De uitgestrekte schoonheid van de Tankwa-Karoo ('Het zijn de mooiste, bedrieglijkste stukken stenige grond op de aardbol'), de alles overwoekerende braamstruiken op de 'wijnplaas' in de Kaapstreek, de soms onvoorspelbare wreedheid van de elementen, zoals in 'De dag waarop de kippen van Katryntjie wegwaaiden'. Katryntjie is het boesmanvrouwtje dat op de wijnplaas werkt en na een storm door de ik-figuur als een bedroefd hoopje mens wordt aangetroffen: 'Mijn kippen zijn weggewaaid, zegt ze verwezen. Ze zijn naar de hemel, ze heeft nog staan kijken hoe het is gebeurd, maar ze kon het niet tegenhouden.'
De titel Katvoet, die gebruikt wordt voor zowel een apart verhaal als voor de bundel in zijn totaliteit, is erg goed gekozen. De kat met haar negen
levens (vaak komt het thema van de reïncarnatie, onder meer in dromen, aan bod), de kat die, ook al blijft ze op de achtergrond, verleidt en dreigt. In 'Vonkelfontein' figureert een grijze wilde kat die een vrouw achtervolgt die autopech heeft in de snikhete woestijn, maar die
zich uiteindelijk neervlijt op de kleren van de vrouw als die verkoeling is gaan zoeken in het bassin van een waterpomp. Water en katten,
ze lijken niet direct veel met elkaar gemeen te hebben, maar in de
fantasie van Scheepers is nu eenmaal niet alles zomaar te verklaren.
In het verhaal 'Drenkeling' , waarin een zekere Leda (de associatie met Leda en de zwaan ligt hier voor de hand) een oudere vrouw aan het water wil laten wennen, staat deze zin: 'Ze dansen een vreemd waterballet, een trage dans van vrees en troost'. Zo heb ik de bundel Katvoet gelezen: als een innige dans die de weg opent naar het buitennatuurlijke en zo troost kan bieden. [Jooris Van Hulle]
J.A.M. van den Broek
Deze Zuid-Afrikaanse schrijfster (1957) debuteerde in 1990 met de verhalenbundel ‘Die ding in die vuur’. In de jaren ’90 publiceerde ze vervolgens nog meer fictie (romans en verhalen, waaronder ‘Dulle griet’) waarna het wat stil werd op dat gebied. Ze hield zich tien jaar vooral bezig met lesgeven en het maken van tv- en radioprogramma’s over literatuur, schreef kinderboeken en knapte een wijnboerderij op. Nu komt ze met ‘Katvoet’, een hele nieuwe bundel met 27 vrij korte verhalen, variërend van 2 tot 23 pagina’s. Altijd al stond Scheepers bekend als auteur die over vrouwen schrijft en ook in deze bundel zet ze een paar sterke vrouwenfiguren neer. Zoals in het langste verhaal, ‘Vonkelfontein’, over een dikke vrouw die met heet weer autopech krijgt en dan gaat zwemmen in een reservoir langs de weg, denkend aan haar schoonmoeder. De titel wijst ook op de aanwezigheid van katten in het boek die vaak voor iets bovennatuurlijks staan. Soms zijn de in eenvoudige taal geschreven verhalen slechts aanzetten tot iets moois, maar vaak getuigen ze van Scheepers’ bijzondere verbeeldingskracht. Paperback; normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.