Duivelskruid
Marita De Sterck
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Vermist |
Querido, 2010 |
VERDIEPING 2 : BABILLE : IK EN DE WERELD : VERHALEN : STER |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Querido, 2010 |
YOUNG ADULT : DEST |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Querido, 2010 |
YOUNG ADULT : DEST |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Querido, 2010 |
YOUNG ADULT : DEST |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Querido, 2010 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : STER |
Bart Roggeman
rt/aa/13 m
In het boek gaat Victor, een zeventienjarige jongen, op zoek naar zijn verdwenen herdershond. Zijn zoektocht begint in de buurt van de Wollemarkt waar hij is opgegroeid in de beschermende omgeving van een gegoede notarisfamilie. Vervolgens belandt hij in de armere straten van Mechelen waar hij op de armenmarkt verneemt dat elke hond in deze harde tijden gevaar loopt. Er rest hem niets anders dan het spoor te volgen van de hondenvangers. Zo loopt hij via de Kraanbrug Mechelen uit en komt hij via het Zennegat en de Rupel in Boom, Noeveren en Hellegat. Daar stonden de bewoners destijds bekend als 'onnefretters'.
Voor haar boek verrichtte Marita de Sterck, die opgroeide in Niel, bijna drie jaar grondig research. Ze ging onder meer praten met
Mechels stadsgids en historicus Marcel Kocken. Ze stapte zelf ook de route af die haar hoofdpersonage Victor in het boek volgt. "Onderweg praatte ik met de oudere mensen, in de buurt van café Zennegat, de bewoners van het rusthuis in Boom,... Om de tijdsgeest te duiden, gebruikte ik hun rijke taal", zegt de schrijfster.
Harde realiteit
De Hondeneters is een roman geworden die de harde realiteit niet schuwt. "Als beginnend auteur zou ik er mijn tanden niet durven inzetten. Het thema is te complex en pijnlijk, maar ik wilde - ondanks dat het ook een jeugdboek is - de scherpe kantjes niet afronden. Want het was een heel zware oorlog met heel wat ontbering waarover nog vaak wordt gezwegen. Iedere familie is er wel mee geconfronteerd geweest. Zoals de piepjonge soldaten die naar het front werden gestuurd en overmand werden door angst. Er zijn brieven teruggevonden waaruit die doodsangst spreekt, wat ik dan weer heb verwerkt in de figuur van Victors grote broer die aan het front zit", zegt Marita de Sterck.
Het boek is geschikt voor jongeren vanaf twaalf jaar en volwassenen.
Dat liedje vormde de aanleiding voor Marita's research en boek. "Ik groeide op in de
Rupelstreek en ging tot
mijn elfde naar school in
Niel. Als kinderen iets bij
hadden dat ze niet lekker
vonden, werd er dan vaak
gezongen 'Boe, boe, 't is van den hond z'n kont'. Ik vond
het maar een beetje vies,
maar het heeft me altijd wel geïntrigeerd. Ik wilde absoluut weten waar dat vandaan kwam. Van de oudere mensen vernam ik dat het zijn
oorsprong vond in de
Eerste Wereldoorlog toen
de mensen in de Rupelstreek de honden opaten. Zo was
het uitgangspunt voor mijn
roman gemaakt", verklaart
schrijfster Marita de Sterck, die nu in Brasschaat woont.
Bart Roggeman
rt/aa/11 m
"Als kind groeide ik op in Niel. Als kinderen iets niet lekker vonden, werd er op school al eens 'Boe, boe 't is van den hond zijn kont' gezongen. Van oudere mensen vernam ik dat dat liedje zijn oorsprong kende in de Eerste Wereldoorlog, toen in de Rupelstreek de honden werden opgegeten. Dat heeft me altijd bezig gehouden", zegt de schrijfster.
Toch duurde het nog zo'n veertig boeken eer ze zich aan een roman over dit onderwerp waagde. "Als beginnend auteur zou ik er mijn tanden niet durven inzetten. Het thema is te complex en pijnlijk, maar ik wilde - ondanks het feit dat het ook een jeugdboek gaat - de scherpe kantjes niet afronden. Want het was een heel zware oorlog, met heel wat ontberingen, waarover nog vaak wordt gezwegen. Iedere familie is er wel mee geconfronteerd geweest. Zoals de piepjonge soldaten die naar het front werden gestuurd en daar overmand werden door angst. Er zijn brieven teruggevonden waaruit die doodsangst spreekt", snijdt Marita haar grondige en langdurige research aan. In die zin heeft ze haar roman ook opgedragen aan de Boomse heemkundige Alex Vinck, die in 2007 overleed.
"Hij schreef verschillende boekjes over d'onnefretters en heeft mij enorm geholpen. Ik stapte zelf ook de route af die mijn hoofdpersonage Victor volgt, te voet van Mechelen naar Boom. Onderweg praatte ik met de oudere mensen, in de buurt van café Zennegat, de bewoners van het rusthuis in Boom... Ik heb hun rijke taal gebruikt", zegt de schrijfster.
In archieven en publicaties diepte Alex Vinck ook heel wat officiële documenten op. "Daaruit blijkt dat er in Boom een hondenslachterij was, op de steenweg naar Antwerpen. Je zag de prijzen van hondenvlees in de oorlog ook stijgen. En er wordt gezegd dat aan De Schorre een grote kooi stond waarin de honden werden opgesloten voor ze geslacht werden."
Het boek is geschikt voor jongeren vanaf twaalf jaar.
In het boek gaat Victor, een zeventienjarige jongen die is opgegroeid in een beschermd milieu en aan epilepsie lijdt, op zoek naar zijn verdwenen herdershond.De zoektocht, in het spoor van de hondenvangers, leidt langs bekende plekjes als de Kraanbrug in Mechelen, het Zennegat, Klein-Willebroek, Noeveren en Hellegat. Van thuis heeft Victor brieven meegenomen van zijn broer die aan het front zit en zo ontdekt hij gaandeweg de angst en ontbering van de 'vuile oorlog'.
Marianne De Baere
rt/aa/18 m
Marita de Sterck is gepassioneerd voor mensen en hun verhalen van lang geleden. Daar heeft haar antropologische achtergrond alles mee te maken. Ook de grote oorlogen fascineren haar. Voor haar nieuwe roman De hondeneters liet ze zich inspireren door de vele vertellingen van haar vader.
Geen vertrouwde Flanders Fields, en nauwelijks modderige loopgraven in De hondeneters. De Westhoek is ver weg, en komt enkel in de verhalen en de brieven van de jonge soldaten aan de orde. Het slik en het slijk van de ruige Rupelstreek met zijn bizarre bewoners is hier het decor, waartegen zich in zes dagen tijd een klein oorlogsdrama afspeelt.
Het is 28 december 1917. In zijn slachterij verkoopt de bonkige Prosper, bij gebrek aan beters, hondenvlees tegen woekerprijzen. Net voor hij een bijzonder gezond exemplaar, een opvallende Mechelse herder met twee verschillende ogen, tot vlees wil verwerken, duikt in de volle hondenkooi een raadselachtig bot op dat bij beesten en mensen voor grote commotie zorgt. Een apocalyptisch tafereel, dit razende gevecht om een been, dat overigens indrukwekkend in beeld is gezet. Het hele dorp stroomt samen, druk speculerend over de herkomst van wat een menselijk dijbeen blijkt te zijn. Uit het niets arriveert dan een bleke, en naar zijn outfit te oordelen, welgestelde jongeman, op zoek naar zijn verloren hond. Meteen wordt een overgang gemaakt naar de volgende hoofdstukken, twee dagen terug in de tijd. Daarmee is de setting gezet en zijn de rode draden geweven: subtiele verwijzingen naar wat gebeurd is en naar wat nog komen moet en een bonte parade van haast alle dramatis personae prikkelen de nieuwsgierigheid en zorgen voor een slimme compositie en een zorgvuldig opgebouwde spanningsboog.
Danteske reis
Victor Vervoort, achttien, neemt op de ochtend van 26 december 1917 een besluit. "Ten eerste en ten laatste: vanaf heden wil Victor leven als een man." Hij verlaat het besloten herenhuis van zijn ouders onder de Mechelse Sint-Romboutstoren. Het gemis van zijn broer Nest, op aansturen van zijn patriottische notarisvader en een bevlogen leraar als vrijwilliger aan het front, drukt op het gezin. Victors trouwe herdershond Django, getraind om een beginnende aanval van het grand mal waaraan hij lijdt meteen te detecteren en op te vangen, is verdwenen, en die wil hij terugvinden. Met wat geld, een Zwitsers mes en een omslag met - zo blijkt later - door zijn vader gecensureerde brieven van zijn broer, breekt hij uit zijn isolement.
Victor is jarenlang door zijn labiele, naar bloesem ruikende moeder klein gehouden wegens zijn epilepsie. De fantasieën van Jules Verne waren zijn enige uitzicht op de wereld. De tocht langs het water, van Mechelen naar Boom, wordt voor hem dan ook een confronterende onderneming en een schokkende kennismaking met het echte leven. De Sterck stippelt een danteske reis uit: van de veilige geborgenheid binnen de beklemmende muren vol onuitgesproken geheimen van zijn ouderhuis, door de verschrikkingen en ontberingen heen van een land in oorlog, waar alle normen en verhoudingen zoek zijn geraakt. Een zoektocht naar de ware toedracht van een en ander, met ontluisterende ophelderingen aan het eind, en tegelijk een coming of age-queeste naar een eigen identiteit. De dagelijkse epileptische aanvallen, de momenten waarop "de wereld kantelt", vormen een structurele constante. Op zijn eerste halte, de gore Mechelse armenmarkt, waar moordende melkvervalsers uitgehongerde mensen bedriegen, maakt Victor kennis met de "hondentrafiek". Tijdens zijn tocht naar Boom, langs de Dijle, het gevaarlijke Zennegat en de Rupel ontmoet hij een stoet van felliniaanse figuren, archetypes haast, die stuk voor stuk een rol spelen in Victors groei van "papkind" naar "vent". Zo is er Germaine, die zijn eerste aanval opvangt en hem met haar grote lijf met affectie overlaadt. En sensuele Anna met de blauwste ogen van de wereld en een brutale bek, die samen met haar identieke zussen op een verlaten boerenerf haar bedenkelijke manieren van overleven heeft gevonden. Zelfs een mysterieuze, ijskoude veerman komt eraan te pas. Het voddenwijf met de baard en de wijde rokken vertelt hem over de alles overwinnende liefde. Door de oorlogsverhalen in het schipperscafé en de brieven die hij op zak heeft gaat Victor aan het denken over het vermeende heldendom van zijn broer aan het front. Na een bezoek aan Café De Tien Billekens, waar straatmadelieven en duistere taferelen hem behoorlijk van slag brengen, arriveert hij, een stuk en een paar dagen wijzer, in Boom, bij de slachterij. Hier maakt De Sterck de cirkel voorlopig rond. Maar de echte catharsis moet nog komen. Met de hulp van kleine Peer, de mishandelde zoon van Prosper de slachter, vindt Victor zijn hond terug, en op de ontnuchterende terugreis door zijn eigen "niemandsland" komt hij alles aan de weet: over het verzet, over "hoe een man in een vrouw past", over een onvermijdelijke moord, en, vooral, over het lot van zijn "heldhaftige" broer. In een ultieme confrontatie met zijn rabiate vader stelt Victor definitief orde op zaken. Het papkind is man geworden.
Verteltradities
De hondeneters is een boordevol boek. Het is een overtuigend pleidooi tegen absurde oorlogen en misplaatst heldendom en tegelijk een portret van een jongeman die zijn eigen kleine oorlog uitvecht. Haast lijfelijk voelbaar beschrijft De Sterck de intieme band tussen de hond Django en de mens Victor. Verademend is hier ook het brede vertelspectrum: niet de gebruikelijke, wat kneuterige adolescentenbiotopen, maar een ruim perspectief op wat ertoe doet in de wereld, vanuit een verrassende geografische achtergrond. De roman is bovendien knap gecomponeerd en grondig gedocumenteerd.
Marita de Sterck is een gedreven onderzoekster en een schrijfster die het vak kent. Dat is bekend. Maar in haar ijver en enthousiasme om vergaarde kennis over orale verteltradities mee te geven in haar boek, gaat ze te bedacht te werk. Als het maar even kan legt ze haar personages verhalen en volkse liedjes in de mond, die niet altijd relevant zijn en zelden geloofwaardig klinken. Bovendien vallen de inconsequent gehanteerde Vlaamse taalregisters vaak ergerlijk uit de toon. Behendig regisseert De Sterck haar professioneel opgezette 'schouwtoneel' en organiseert ze haar uitgebreide cast. Dat levert een rimpelloos en bij momenten boeiend spektakel op. Maar acteurs van vlees en bloed die met hart en ziel échte emoties bespelen, krijgen in deze rationele constructie zelden een rol toebedeeld. En net die authentieke bezieling had een rijke verhaalstof als deze echt wel verdiend.
Behendig regisseert De Sterck haar professioneel opgezette 'schouwtoneel' en organiseert ze haar uitgebreide cast'De hondeneters' is een boordevol boek.
Het is een overtuigend pleidooi tegen absurde oorlogen en misplaatst heldendom
'De hondeneters' speelt zich af in de Rupelstreek tijdens de Eerste Wereldoorlog, waar een 'hondentrafiek' floreert.
Veerle Vanden Bosch
rt/aa/26 m
Het is 1917. De laatste oorlogswinter slaat hard toe bij de uitgehongerde, verpauperde bewoners van de Rupelstreek - een ruige wereld, waar jacht wordt gemaakt op honden en katten en waar fraudeurs baby's vergiftigen door water met kalk te verkopen voor melk. De notariszoon Victor Vervoort heeft daar geen weet van. Hij is zeventien en lijdt aan epilepsie. Hij komt haast nooit de deur uit, want zijn ouders stoppen hem onder een verstikkende glazen stolp. Zijn oudere broer Nest is onder druk van zijn vader en een leraar naar het front getrokken. De enige bondgenoot die Victor nu nog heeft, is Django, een bijzondere hond die zijn epilepsieaanvallen voorvoelt. Wanneer Django verdwijnt, gaat Victor hem zoeken en tuimelt hij pardoes de werkelijkheid in. Het wordt een ware helletocht, die hem de volwassenheid in katapulteert. Hij ontmoet een bonte stoet personages - een voddenvrouw met een baard, een volkszanger, straatmadelieven als Trezeke Viool en Malse Melanie, en Prosper, de hondenslachter. De confrontatie met het harde lot van gewone mensen zet hem aan het denken over de holle oorlogsretoriek van zijn vader. Gaandeweg komt hij tot het besef wat er met zijn broer is gebeurd.
De hondeneters is een grimmig boek. Verdriet en ontbering, maar ook lust en drift worden onverbloemd beschreven. De Sterck doet haar verhaal in een directe, volkse taal. Het Zennegat en de Rupel krijgen haast mythische proporties: het is een duister, mistig landschap waar eeuwenoude watergeesten op de loer liggen. Een mooie coming of age-roman en een imposant portret van een arme streek in tijden van oorlog.
Veerle Vanden Bosch
il/pr/24 a
Marita De Sterck schildert een meedogenloze, boze wereld
Een hond liegt niet. En hij doodt nooit slachtoffers die zich niet kunnen verdedigen. 'Het waren de mensen die weerloze soldaten met een witte vlag overhoopschoten', schrijft Marita De Sterck in de eerste bladzijden van De hondeneters. Het is de oorlogswinter van 1917, maar De Sterck focust niet op de frontsoldaten en de ellende van de loopgraven - al zijn die wel voortdurend aanwezig in de gedachten van de personages. De hondeneters uit de titel zijn de uitgehongerde, verpauperde en door ziekte en ontbering geteisterde bewoners van de Rupelstreek. Ook daar is het oorlog, en de strijd om te overleven is er bikkelhard. Het is een wereld waar jacht wordt gemaakt op honden en katten vanwege hun vlees, waar fraudeurs baby's en kinderen vergiftigen door water met kalk te verkopen voor melk aan wanhopige jonge moeders, en waar mannen hun vrouwen 'op hun bakkes' slaan als ze te veel noten op hun zang hebben. Het is een harde, ruige wereld waar de notariszoon Victor Vervoort geen weet van heeft. Hij is zeventien en komt haast nooit de deur uit. Zijn universum bestaat uit het herenhuis van zijn ouders onder de Sint-Romboutstoren in Mechelen en de tuin waarin hij dagelijks enkele rondjes loopt om wat beweging te hebben. Victor lijdt aan epilepsie en daarom stoppen zijn ouders hem onder een verstikkende glazen stolp. Het contrast met zijn gezonde oudere broer Nest is groot. Nest is - onder druk van zijn vader en een leraar - als vrijwilliger naar het front getrokken, iets waar Victor hem om benijdt. Ook hij had maar wat graag getoond dat hij 'een echte vent' was. De enige bondgenoot die Victor na het vertrek van zijn broer nog heeft, is zijn Mechelse herder Django, een bijzondere hond die zijn epilepsieaanvallen voorvoelt en voor hem door het vuur zou gaan.
Weerwolf
Wanneer Django verdwijnt, gaat Victor hem zoeken. Hij ontvlucht zijn ouderlijk huis en tuimelt pardoes de werkelijkheid in. Het wordt een ware helletocht, die Victor voorgoed van zijn wereldvreemdheid geneest en hem de volwassenheid in katapulteert. Hij ontmoet een bonte stoet van bizarre personages - een voddenvrouw met een baard, een meisje met ogen van het donkerste blauw maar een minder propere ziel, een volkszanger, straatmadelieven met sprekende namen als Trezeke Viool en Malse Melanie, en Prosper, de hondenslachter van Boom. Voor hen is Victor evengoed een rare snuiter: een rijkeluiskind met een vreemde ziekte die hem geregeld in een stuiptrekkend beest doet veranderen. Het maakt hem tegelijk kwetsbaar en beangstigend - sommigen beschouwen hem zelfs als een weerwolf. Tot zijn schade en schande moet Victor ondervinden dat niet iedereen het goed met hem voorheeft. De strijd om te overleven wordt niet door iedereen fair gespeeld. In de oorlog zijn er geen regels, en als het erop aankomt, zijn mensen erger dan beesten - een thematiek waarvan het hele boek is doordrongen. In die harde omstandigheden gaat Victor op zoek naar zichzelf en zijn plaats in de wereld en ontdekt hij 'hoe een man in een vrouw past'. De confrontatie met het harde lot van gewone mensen en met hun visie op de oorlog - 'Weg met leugens over helden / Die crepeerden op de velden' zingt de volkszanger - zetten hem ook aan het denken over de holle retoriek van zijn vader en de zogenaamde eer om te mogen vechten voor het vaderland. Gaandeweg komt hij tot het besef wat er aan het front met zijn broer is gebeurd.
Mythisch
De hondeneters is een grimmig boek. De gruwel, het rauwe verdriet, de uitgeputte mensen die bij bosjes sterven aan ondervoeding, tyfus en griep, de slachtoffers van de melkvervalsers, de bloedige bezigheden van Prosper de hondenslachter: het wordt onverbloemd beschreven, net zoals er zonder omwegen wordt geschreven over lust en drift. Dit is een meedogenloze, boze wereld, waarin het vechten is om overeind te blijven.
De Sterck doet haar verhaal in een directe, volkse taal, die helaas niet altijd even consequent wordt volgehouden: hier en daar zitten er valse noten in. Dat ze zich grondig heeft gedocumenteerd, blijkt niet alleen uit de indrukwekkende lijst achterin het boek, maar ook uit de weetjes, volks- en protestliederen die ze het boek heeft binnengesmokkeld - hier komt de antropologe in haar om de hoek kijken. Dat komt soms artificieel over. Zo verbindt ze Nests lot op een wat geforceerde manier met de mythe over de gebroeders Van Raemdonck, die in elkaars armen zouden zijn gesneuveld.
Het Zennegat en de Rupel krijgen in het boek haast mythische proporties: het is een duister, mistig landschap waar eeuwenoude watergeesten op de loer liggen, altijd klaar om argeloze passanten naar hun ondergang te slepen. De hondeneters is een mooie coming-of ageroman en een imposant portret van een arme streek in tijden van oorlog. Als de personages nog iets doorvoelder waren geweest, had Marita De Sterck een regelrecht meesterwerk geschreven.
John Vervoort
ru/eb/26 f
'Tijdens de oorlog bestond er in Boom een reglement voor hoe honden geslacht moesten worden.'
De Sterck is antropologe en verbleef bij de indianen in het Amazonegebied. Daaruit is onder meer een tentoonstelling geboren die nu loopt in het Etnografisch museum in Antwerpen. Maar ze is ook geboeid door de orale vertelkunst, vooral door verhalen over vrouwelijkheid en rituelen. Boto vertelt het verhaal van de opmerkelijke liefde tussen een roze dolfijn en een jonge vrouw. In De Hondeneters gaat een jongen, tijdens de laatste winterdagen van 1917, toen de Grote Oorlog nog uitzichtloos leek en het hele land niet alleen kou maar ook honger had, op zoek gaat naar zijn Mechelse herdershond. Hij is bang dat de hond meegenomen werd door mensen die hem willen slachten voor het vlees. Die hond is levensnoodzakelijk voor hem omdat de jongen aan epilepsie lijdt en de hond de aanvallen voorvoelt. Zijn zoektocht leidt hem van Mechelen naar Boom, hij volgt de loop van de rivieren in de buurt, waarbij hij vele kleurrijke figuren ontmoet, zoals de overzetman van het Zennegat en de vrouw met de baard. Op de website van Marita de Sterck is de precieze weg te vinden die de jongen aflegt.
Marita de Sterck: 'Ik heb de weg die mijn hoofdpersonage aflegt, zelf ook verscheidene keren gelopen. Ik ben opgegroeid in Niel aan de Rupel. De Rupelstreek is een boeiende maar wat grauwe biotoop. Mijn vader was tien toen de Eerste Wereldoorlog begon. Hij kon daar heel boeiend over vertellen. Ik heb daaraan een blijvende liefde voor het mondelinge verhaal overgehouden. De verhalen van mijn vader gingen vaak over de winter van 1917. In mijn familie zijn er niet meteen echte strijdslachtoffers gevallen maar nogal wat mensen overleden van honger en ontbering in of kort na die bittere oorlog. Met al die verhalen die ik in de loop van de tijd had gehoord, wilde ik iets doen. Dat is dit boek geworden.'
Het lijkt erop dat u erg uitgebreid research hebt gedaan.
'Dat is waar, dat doe ik heel graag en uitgebreid. Ik ga graag tot bij de mensen die zulke verhalen nog kunnen vertellen. Ik heb de lokale historici opgezocht. Ik heb grote bewondering voor die vaak heel bevlogen amateur-historici die soms heel ver gaan in hun zoektocht naar het verleden van de streek waarin ze opgroeiden. Dat levert een schat aan verhalen op. Ik moest zelfs selecteren om het boek niet te overladen met alle verhalen die ik te horen kreeg.'
U situeert uw verhaal weg van het oorlogsgeweld, in een Vlaams dorp waar vooral de honger een probleem is.
'Ik wilde vertellen over een dorp dat niet in de frontlinie lag maar waar de gevolgen van de oorlog, zoals in alle Vlaamse dorpen, duidelijk voelbaar waren. Haast iedere familie had wel jonge vaders of zonen die ofwel vochten in de West-Vlaamse dodenakkers, of die naar Duitsland waren getransporteerd om er te werken in de fabrieken om de oorlogsmachine draaiende te houden. De berichten van het front waren schaars en de brieven die af en toe aankwamen, werden als relikwieën gekoesterd. Ik heb bijvoorbeeld een frontblaadje geraadpleegd dat De Rupelgalm heette en allerlei nieuws bevatte uit die periode en uit de streek. Dat werd opgestuurd naar de soldaten uit de Rupelstreek die aan het front vochten. Vele details uit het boek komen daaruit, bijvoorbeeld het motief van de voedselvervalsers. Mensen die melk en brood zo perfect konden namaken dat het een vaak een gevaar voor de volksgezondheid inhield.'
En die hondeneters hebben echt bestaan.
'In Boom, buiten de dorpskom, had je een paardenslachterij. Toen de paarden en de koeien en de schapen op waren, was het de beurt aan de kleinere huisdieren. Er bestond zelfs een reglement van hoe die honden geslacht moesten worden. Er bestaan nog lijsten van mensen die hun honden brachten om ze te laten slachten, vaak om ze zelf op te eten. Maar er waren ook mensen die loslopende honden vingen. En toen de voedselschaarste echt heel erg was, werden honden zelfs gestolen.'
Uw hoofdpersonage lijdt aan epilepsie.
'Ik wilde een personage voor wie het bijna van levensbelang was om zijn hond terug te vinden. Er is nogal wat discussie over maar blijkbaar kunnen honden, wanneer er een hechte band bestaat tussen dier en baas, voorvoelen wanneer het baasje een aanval krijgt. Zo kon de hond hem waarschuwen, waardoor hij tijdig kon gaan zitten. Het was in ieder geval intrigerend genoeg om in de roman te verwerken. Ik ben zelfs naar een hondenschool geweest om Mechelse herders te observeren.'
Hoe bent u in het Amazonewoud terecht gekomen?
'Dat heeft te maken met mijn achtergrond als antropologe. Ook daar kom je die verhalen tegen die niet alleen prachtig van taal en symboliek zijn, maar ook knap opgebouwd zijn als vertelling. Daaruit is Boto geboren, het verhaal van een dolfijn die verliefd wordt op een meisje en vice versa. Het boek, dat ik samen met Jan Bosschaert heb gemaakt, houdt het midden tussen een prentenboek en een graphic novel. De tekeningen van Jan zijn heel mooi en zelfs subtiel erotisch zonder vulgair te zijn.'
Annelies De Waele
rt/aa/18 m
Zoals je als kijker in het zog van televisieseries à la De smaak van De Keyser Vlaanderen kunt gaan ontdekken, kun je als lezer van Marita De Stercks roman De hondeneters in één moeite doorklikken naar haar website voor een wandeling in het spoor van het hoofdpersonage Victor. Alleen is dat bij De Sterck geen noodhulp aan de middenstand, maar het resultaat van haar research langs de Dijle en de Rupel.
Haar nieuwe verhaal speelt zich af tussen Boom en Mechelen, in het voorlaatste jaar van de Eerste Wereldoorlog. Geen uitgekiende tijdscompositie en meervoudig vertelperspectief zoals in vorige boeken dit keer, wel - zie ook voorganger Kwaad Bloed - een vrij rechtlijnig verhaal vanuit het standpunt van één jongere op de rand van de volwassenheid.
Victor, een notariszoon, lijdt aan de voor zijn tijd nog mysterieuze ziekte epilepsie en wordt om die reden door moeder en vader nogal kort gehouden. Zijn beste maat is zijn Duitse herdershond, Django, die hem kan waarschuwen voor een aanval en zo mogelijk zijn val breekt. Wanneer de hond op een dag spoorloos is, ziet Victor maar één mogelijkheid: te voet het beest achternareizen, tegen elke prijs. Want in de verpauperde Rupelstreek is zelfs zo'n herder niet veilig voor de hondenslachters van Boom. Victors tocht wordt even bar als leerzaam. Hij ontmoet mooi en lelijk, goed en kwaad, boze en rare en mensen, maar vooral zichzelf.
De Sterck raakte in eerdere boeken ( Met Huid en haar , 2004) het oorlogsthema aan, maar doet dat nu op een directere manier. Door te focussen op het stuk geschiedenis van de hondenslachters en de band tussen een jongeman en zijn herder rijdt ze op een originele manier haar echte grote thema, de dunne grens tussen goed en kwaad, binnen. Qua vorm en inhoud is het boek opgevat als een bildungsroman of schelmenroman, zoals je wilt, met aan het begin van elk hoofdstuk netjes een kleine samenvatting van wat te gebeuren staat, en met uitdrukkelijke vermelding van datum en evolutie van de oorlog. In zijn geheel is deze verhalende kroniek doorgaans wrang en gaat hij voorbij aan geen enkel aspect van die Groote Oorlog.
Zo is er niet enkel het hele verhaal van de hondenslachtingen en -handel en van de melkvergiftigingen, maar ook - via brieven van Victors broer Nest aan het front - het relaas van die andere slachting. En waar gedragen mensen zich eigenlijk het meest als beesten, aan of achter het front? Die dualiteit wordt door De Sterck aan het begin van het boek prachtig uitgewerkt, in een scène waarin een troep honden als bezeten vechten om een bizar bot en waarin de rollen van beul en slachtoffer worden omgedraaid.
De Sterck zou De Sterck niet zijn als ze ook in dit verhaal niet weer haar stokpaardje uitwerkt: oude Vlaamse volksverhalen, wijsheden en af en toe liedjes oprakelen. Het blijft haar corebusiness en de Rupelstreek, met rivieren en moerassen als het Zennegat, vormt daar een dankbaar gebied voor. Victor stoot zo niet enkel op authentieke oorlogsverhalen - de historie van de gebroeders Van Raemdonck - maar ook echte volkslegenden over de moerasgeest Kludde, die mensen uitput en doodt.
Licht verteerbaar kun je deze Hondeneters bezwaarlijk noemen, al passeren ook wel leuke, kleurrijke figuren de revue. In haar directe en zinnelijke beschrijvingen van de beestigheid gaat ze ook heel ver, dat moest wel. Maar haar taal zoekt altijd naar de grootst mogelijke schoonheid, en het verhaal behoudt tot aan het eind de vereiste spanning en spankracht. Haar sterkste boek tot nog toe.
31/12/2009
De beestige grote oorlog
In het tweede hoofdstuk van haar nieuwe oorlogsroman De hondeneters beschrijft Marita de Sterck hoe een hondenslachter en diens handlanger een kennel vol losgeslagen honden binnensluipen. Een dertigtal honden vecht om een bot en een schedel, en op gevaar van eigen leven wagen de twee mannen zich de kooi in. "Prosper voelde de hete adem van de honden tegen zijn handen. [...] Hij wist dat een grote hond moeiteloos een arm of been kon breken, een kaak ontwrichten, een hand tot pulp vermorzelen, een halsslagader doorbijten, een oog uit zijn kas lichten. Maar nooit deed een hond dat soort dingen zomaar, zonder reden. Had de oorlog het dorp zo zwaar vergiftigd dat ook de honden moordenaars geworden waren?"
De hele scène in de hondenkooi hoort bij het beste wat ik al gelezen heb van Marita De Sterck en ? bij uitbreiding ? in de adolescentenliteratuur. Ze zet meteen heel sterk de toon van deze roman over de Eerste Wereldoorlog, waarin niet enkel de honden maar zelfs de best bedoelende mensen kunnen verworden tot wilde beesten die elkaar de kop afbijten.
De hondeneters wordt in de eerste plaats verteld vanuit het perspectief van een ander 'dier': Victor. Hij is notariszoon en lijdt aan epilepsie, in die tijd nog een onbegrepen ziekte. Door die mysterieuze vallende ziekte wordt hij door zijn ouders behandeld als een papkind. Zijn enige echte vriend is zijn hond Django, een stevige herder met twee verschillende ogen die voorvoelt als Victor zijn dagelijkse aanval krijgt en zo mogelijk zijn val breekt.
Als Django op een dag spoorloos is, is Victor zo ten einde raad dat hij zonder verwittigen thuis wegloopt en zijn hond gaat zoeken. Met enkel wat geld, een mes en een stapel brieven van zijn broer-soldaat op zak, vat hij te voet de tocht aan van Mechelen naar Boom, waar de hondenslachters zich schuilhouden. Hij weet dat de tocht risico's inhoudt, maar hij heeft er alles voor over om zijn hond terug te vinden en eindelijk een echte man te worden. "Wie niet ploegt, trekt ook geen scheve voren."
Marita de Sterck nam in een eerdere jongerenroman, Met huid en haar (De Leeswelp 2004, p. 371) al het thema van de Grote Oorlog op. In dat boek ging ze heel geraffineerd heden (de voorbereiding van een studentendemonstratie tegen de oorlog in Irak) en verleden (een zieke grootvader die oorlogsherinneringen ophaalt) met elkaar verweven en schuwde ze ook al de gruwelen van de oorlog niet.
Met De hondeneters gaat ze vele stappen verder. Dit verhaal speelt zich volledig af in volle oorlogstijd ? eindejaar en dus winter 1917 ? in de armoedige streek rond de Rupel. Op zijn barre voettocht langs de rivieren Dijle en Rupel en over het Zennegat, komt Victor in aanraking met de meest uiteenlopende figuren, die hem helpen of tegenwerken. Zo ontmoet hij niet alleen een bende vrouwen die een zwaan doodmaken, maar ook een groep prostituees, een inhalige veerman en een voddenvrouw met baard, een beeldschoon meisje met een stalen hart, een 'verboden' muzikant, een Duitse commandant en de hondenslachter zelf.
Daarbij leert hij o.m. dat schoonheid en goedheid niet met elkaar verward mogen worden, en dat mensen in oorlogstijd, ook vrouwen, zich erger dan beesten gedragen: hongerig, listig en vol lust, doodsangstig, wreedaardig desnoods.
De hondeneters wordt op die manier een soort bildungsroman, de beschrijving van de ontwikkeling van een jongeman tot man. Want Victor wordt niet enkel ingewijd in gruwel en ellende, hij wordt voor het eerst ook verliefd, bedrinkt zich, bedrijft de liefde en laat zich tatoeëren.
Door het verhaal in de rivieren- en moerasstreek tussen het nabije Mechelen en Boom te situeren, kan De Sterck hier ook weer volop doen wat ze in ongeveer al haar jongerenromans doet: oude Vlaamse volkse verhalen tot leven wekken. Zo vertelt een veerman aan Victor het verhaal van de bekende moerasgeest Kludde, die mensen leegzuigt en binnenstebuiten keert of die wandelaars moeten dragen tot ze erbij neervallen. De donkere reis ? heen en terug ? bij nacht over de poel, wordt beeldend en dreigend beschreven.
Maar het is hier toch bovenal de werkelijkheid van de oorlog zelf die Victor in het gezicht slaat. Want behalve de hondenslachters, voor wie geen keffer veilig is, zijn er ook melkvervalsers op pad: ze verkopen kalk voor dure melk en doden zo nietsontziend baby's en kinderen. Via de brieven van zijn broer én het verhaal van de bekende gebroeders Van Raemdonck, komen dan weer authentieke frontverhalen bij Victor en de lezer binnen.
De Sterck heeft doorgaans een sterk patent op humor in haar verhalen en ook in De hondeneters maakt ze nu en dan plaats voor grappige situaties en typetjes. Zo hebben de dorpsvrouwen en prostituees (Trezeke Viool en co.) bijna allemaal bijnamen, en het lokale café, waar zich grappige taferelen afspelen, heet niet voor niets "De tien billekens". Maar over het algemeen valt er niet veel te lachen in De hondeneters. Meer nog: bij momenten komt de oorlogsgruwel pijnlijk gedetailleerd dichtbij, vooral waar De Sterck parallellen gaat trekken tussen de slachting van dieren, honden dus, en de slachting op het oorlogsveld. Zo bv. ook in de sterke beginscène waarin de hondenslachter beslist over leven of dood van Django of die passage waarin Victor met de zoon van de slachter het slachthuis en de koelkamer met hondenkadavers gaat doorzoeken, op zoek naar een spoor van zijn viervoeter.
In al die pijnlijk realistische beschrijvingen van oorlogsgruwel en nietsontziende armoede sluit De hondeneters zich aan bij die andere jongerenromans die niet noodzakelijk voorbijgaan aan de donkerste kanten van een oorlog: Hoe ik nu leef van Meg Rosoff bv. of het recente Allemaal willen we de hemel van Els Beerten (resp. De Leeswelp 2005, p. 160 en 2008, p. 198). Het zijn stuk voor stuk bikkelharde verhalen over jongeren die bruusk opgroeien tegen de achtergrond van een echte rauwe oorlog, een oorlog die uitgehongerde of wanhopige mensen tot het uiterste doet gaan.
De luttele zes dagen dat Victor onderweg is en zijn eigen oorlog uitvecht, staan dan in schril contrast met de duur van dat andere echte conflict (ruim 1200 dagen, telkens zo expliciet vermeld bij het begin van elk hoofdstuk) en trekken in hun lengte en lastigheid een mooie parallel met wat mannen aan het front moeten doorstaan. Mannen als Victors broer Nest bv.: op elk moment is deze ? via brieven, dromen en verhalen ? met Victor verbonden; pas op het einde dringt over zijn broer een verschrikkelijke waarheid tot hem door.
Marita de Sterck heeft in De hondeneters heel diep gegraven in tijd, ruimte, en de dunne grens tussen mens en dier. Het vertellen vanuit het perspectief van een epilepticus is origineel, vooral doordat daarmee een link ontstaat tussen Victor en de mannen die vallen aan het front of een andere unieke band tussen mens en hond: beide lijken even mooi en lief als gevaarlijk en onberekenbaar. De beschrijvingen van het dier hond zijn liefdevol, mooi en treffend.
Dat dierlijke en zinnelijke trekt zich ook sterk door in de stijl. In geen van haar vorige boeken gaat De Sterck zo extreem aan de slag met geuren en kleuren, magere en arme en vuile en zieke lichamen, de even schone als verslindende kracht van natuurelementen, en de al even dunne grens tussen leven en dood. Haar onderzoekswerk als antropologe en de link met 'onze' cultuur, traditie en folklore op gebied van omgaan met die dood, wordt hier weer een waarmerk en wordt stevig uitgewerkt. Het zorgt zoals gezegd lang niet altijd voor opbeurende lectuur, bij momenten wel voor sterke literatuur. Liedjes, historische feiten, wetenswaardigheden zijn beter ? lees: minder geforceerd ? ingebed dan in sommige van haar vorige jeugdromans.
Rest nog de vraag wat jonge lezers in dit verhaal kunnen ontdekken. Alleszins zullen velen zich herkennen in het hoofdpersonage Victor, een outcast die zijn plek en identiteit zoekt in de wereld ? oorlog of niet. Te midden van al de armoede en gruwel is hij ook maar gewoon een jonge gast die zijn broer mist, en aan wie het knaagt dat hij wel zeker leeft en de fouten jegens zijn broer misschien niet meer kan goedmaken. Spanning behoudt het verhaal alleszins ook doordat lang niet duidelijk is of Victor zijn hond terugvindt of niet, en hoe.
De folkloristische en historische rivieren-, moeras- en caféverhalen zitten misschien iets minder dicht op de huid van jonge lezers, maar De Sterck houdt ze boeiend en gebald en trekt ze behoorlijk dicht naar die leeftijd toe. Bovendien bewezen haar vorige verhalen (Kwaad bloed, De Leeswelp 2006, p. 278) en de prijzen van haar lezers, dat die dergelijk historisch geijkt materiaal wel weten te appreciëren.
De auteur draagt dit boek o.m. op aan haar vader en grootmoeder en '"aan de ontelbare families die door de grote oorlog zijn getroffen". En ook aan "alle lokale historici die de kleine geschiedenis groot weten te maken". De Sterck doet net hetzelfde, maar dan als schrijfster die radicaal kiest voor sterk literaire romans. Met De hondeneters schreef ze vanuit een originele invalshoek een voortreffelijke klacht tegen elke oorlog en voor mij haar beste boek sinds Wild vlees (De Leeswelp 2001, p. 29).
In het volgende nummer van De Leeswelp wordt Marita de Sterck geïnterviewd door Annelies De Waele [Annelies De Waele]
Hendrien Kars-ten Cate
België, december 1917. De Grote Oorlog (Eerste Wereldoorlog) trekt diepe sporen: jonge mannen aan het front, armoede, honger, sjacheraars, oerdriften. 26 hoofdstukken met titels die vooruit zien, bouwen een dreigende spanning op met een grandioos sfeer- en tijdsbeeld (onder andere standsverschillen). De 17-jarige Victor, kasplantje vanwege zijn epilepsie, loopt weg op zoek naar zijn verdwenen hond, en piekert over zijn oudere broer. In gecondenseerde tijd (26 december - 1 januari) vormen mensen en omstandigheden hem tot intelligente jong volwassene. In literaire stijl en taal (met uitdrukkingen als 'kop in kas') geschilderde, weinig zoetsappige taferelen die je proeft, ruikt en ziet. Herhaalde flarden Jules Verne, en epileptische verschijnselen. Onnadrukkelijke informatie, organisch ingebed, alles klopt. Achterin een zwart-witluchtfoto met de route van de tocht, een oorlogslied, een lijst van informanten. Aangrijpend, krachtig epos over de ontreddering van de oorlog, dat het 'coming of age'-thema omarmt. Op het omslag een indringende zwart-witfoto van een hondenkop. Vanaf ca. 14 jaar.
Eric Vanthillo
ua/an/22 j
In barre winter- en volle oorlogstijd, eind 1917, vlucht Victor weg van huis om Django, zijn herdershond, terug te vinden. Als een soort queeste volgt hij het pad van de hondenvangers, dat hem brengt van Mechelen naar Hellegat in de buurt van Ruisbroek. Voor Victor, die aan epilepsie lijdt, is zijn hond een noodzaak, vermits deze zijn aanvallen voelt aankomen en hem zo beschermt. Maar meer nog is het de vriendschap die hem dwingt tot deze zoektocht. Victor, opgegroeid in een beschermde omgeving met een vader die notaris is, komt zo in een onverbiddelijke realiteit terecht waarin de honger en de kou mensen dwingt tot een loeiharde overlevingsstrijd. 'De hondeneters' is een bikkelharde roman voor zowel jongeren als volwassenen, die vele ladingen dekt. De beschrijving van de gruwelijke realiteit en hoe de mensen trachten te overleven in barre oorlogstijden, maakt het tot een stevige anti-oorlogsroman. Maar het verhaal zich ook laat lezen als een goed opgebouwde bildungsroman, waarin de jonge Victor door al zijn ervaringen, de ene al harder dan de andere, keuzes moet maken en opgroeit tot een man. Het hele verhaal baadt in een historische Vlaamse sfeer, met kleurrijke figuren als Malse Melanie, Zoete Lieze, Trezeke Viool, de vrouw met de baard, en vele anderen. Het speelt zich af in de Rupelstreek waar armoe troef is, ver weg van de frontlinie, maar waar de vernietigende oorlog des te harder voelbaar is. Ook het sappige taalgebruik maakt deze roman tot een authentiek Vlaams verhaal, dat door zijn inhoud en opbouw echter universeel is. Kortom, een stevig verhaal dat niemand onberoerd kan laten.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.