Menselijk verlangen : het recht om te dromen
Riccardo Petrella
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
EPO, 2010 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 348 PETR |
00/00/0000
De falende markt
Drie critici van de vrije-marktutopie
Jean Ziegler is een man van de wereld. En zoals het zo'n man betaamt, aarzelt hij niet om zo nu en dan een controversiële uitspraak de wereld in te sturen, vooral als het gaat over thema's die betrekking hebben op de mensenrechten, de internationale politiek, en de kloof die nu al meer dan 400 jaar gaapt tussen 'the West and the rest'. Vooral de internationale rechterzijde lijkt het daar niet echt op begrepen hebben, zo getuigen de talrijke internetpagina's die 's mans uitlatingen op niet altijd even overtuigende wijze op de korrel nemen.
Zieglers cv oogt bijzonder indrukwekkend: niet alleen is de Zwitser professor emeritus aan de Universiteit van Genève en de prestigieuze Parijse Sorbonne, tussendoor vond hij ook nog de tijd om bijna twintig jaar onafgebroken als sociaaldemocratisch lid te zetelen in het Zwitserse parlement. Aangevuurd door zijn verontwaardiging over de blijvende economische onderwerping van het grootste deel van de wereld door een maatschappelijk stelsel dat hij als destructief en immoreel beschouwt ? een dominant thema in zijn publicaties ? werd hij in 2000 succesvol voorgedragen als speciaal gezant van de VN Secretaris-Generaal met betrekking tot het 'recht op voedsel'. Een functie die hij met intellectuele gretigheid vervulde tot 2008, toen hij de overstap maakte naar de nieuw opgerichte VN Mensenrechtenraad. Zijn in 2008 verschenen La haine de l'Occident, onlangs vertaald naar het Nederlands, kan dan ook gezien worden als een soort van terugblik op een decennialang engagement voor de armen van deze wereld. Ondanks de nogal onduidelijke titel ? in tegenstelling tot wat die suggereert, gaat De haat tegen het Westen niet over terrorisme of militant extremisme ? spreekt Ziegler klare taal: tijdens zijn vele bezoeken aan wat vroeger gemakzuchtig de derde wereld werd genoemd, gaande van chaotische megasteden zoals het Nigeriaanse Lagos tot rurale indianengemeenschappen in Latijns-Amerika, ervoer hij wat hij beschrijft als doordachte haat tegen het Westen. Dit is overigens niet zozeer een regionale aanduiding, maar eerder de naam die wordt gegeven aan wat in vroegere tijden de westerse productiewijze werd genoemd: de huidige, geglobaliseerde dominantie van de als onwrikbaar geachte wetten van de vrije markt, van dezelfde orde als de natuurwetten. De 'haat' waar Ziegler het nogal populistisch over heeft, is met andere woorden de uitdrukking van 'een radicale verwerping van een mondiaal overheersingssysteem, van een totaliserende visie op de Geschiedenis, beide opgelegd door het Westen'. Die 'haat' is volgens Ziegler terug te voeren op de bijzonder traumatiserende impact die imperialisme en kolonialisme hebben gehad op de volkeren van Afrika en Latijns-Amerika, vandaag voortgezet door wat hij beschouwt als de doelbewuste economische onderwerping door het neoliberale Westen. Met een kort uitstapje naar de psychologie verklaart Ziegler waarom die 'haat' volgens hem steeds sterker aan het worden is: traumatische ervaringen worden namelijk snel 'begraven', waarop dit 'gekwetste geheugen' vele jaren nadien, plotseling gestimuleerd, terug aan de oppervlakte verschijnt. Ongeveer nu, dus.
Natuurlijk 'haat' niemand de mensenrechten en de democratie, tenzij misschien enkele radicaal-rechtse atavistische groeperingen, maar het is precies de wijze waarop het 'Westen' dergelijke cruciale begrippen hanteert, dat is te zeggen zeer losjes en weinig consequent, die zovelen in het Zuiden doet en zal doen revolteren. Het Westen, aldus Ziegler, is immers zijn eigenheid aan het verliezen: de zo gekoesterde erfenis van de verlichting zijn we in sneltempo aan het verkwanselen in ruil voor snelle, economische groei. Hoe kunnen we anders verklaren dat de versterking van mensenrechten schijnbaar niet van belang is in onze betrekkingen met een gas- en olierijk land als Nigeria, waarvan we de verkiezingsfraudeurs van gisteren vandaag met protocollaire honneurs ontvangen? Het is volgens Ziegler precies die westerse schijnheiligheid, waarbij het bijna een wetmatigheid is geworden dat het mensenrechtendiscours op een lager pitje wordt gezet wanneer er winstgevende contracten kunnen worden binnengehaald door westerse bedrijven, die haat opwekt. Een haat die, wanneer versterkt door de onderhuids aanwezige frustraties als gevolg van het 'gekwetste geheugen', negatieve maar ook positieve, emancipatieve consequenties kan hebben.
Een bijzonder cruciaal deel van dit boek is dan ook het democratische experiment in Bolivia, waar voor het eerst in de ontstaansgeschiedenis een indiaan tot president is gekozen. Iemand bovendien die er onmiddellijk een staatszaak heeft van gemaakt om ervoor te zorgen dat 's lands natuurlijke rijkdommen in de eerste plaats de eigen bevolking vooruithelpen, en niet de CEO's van buitenlandse mijnbedrijven of hun binnenlandse zetbazen. Ziegler heeft groot ontzag voor Evo Morales, en de bredere tegenbeweging op het continent waarvan die een exponent is. Of het voldoende zal zijn om de macht van het internationale kapitaal te verbreken, en om die 'haat' om te zetten in 'een kracht van rechtvaardigheid, vooruitgang, en vrijheid', zal de toekomst moeten uitwijzen.
Hoewel Zieglers schrijfstijl bij momenten wat houterig aanvoelt, en hij in zijn betoog vaak van de hak op de tak springt, blijft De haat tegen het Westen overeind als een virulente aanklacht tegen de manier waarop het Westen haar economische dominantie gebruikt, en daarbij haar eigen principes verloochent. Bovendien wilde Ziegler bovenal aantonen hoezeer het Westen de blijvende erfenis van haar imperiale en koloniale avonturen in het globale Zuiden blijft veronachtzamen, terwijl die erfenis van uitbuiting, misprijzen en soms zelfs uitroeiing voor velen een blijvende herinnering is die de toekomst ernstig kan hypothekeren.
Nog zo'n intellectuele oudstrijder die zijn strijdlust niet heeft verloren, is Riccardo Petrella. Deze Italiaanse econoom staat net als Ziegler bekend als vurig criticus van de neoliberale globalisering, en heeft dit eveneens vertaald in een indrukwekkend boekenlijstje. De laatste aanvulling daarvan verscheen onlangs in het Nederlands, en stelt zich een wel bijzonder ambitieus doel voor ogen. In Een nieuw verhaal van de wereld schiet Petrella met scherp op wat hij, komende vanuit een links-christelijke traditie, niet zonder gevoel voor ironie de 'Universele Kapitalistische Theologie' doopte: het geheel van opvattingen en wetmatigheden die het neoliberalisme onderbouwen, met een nieuwe reeks geboden genre 'gij zult alle markten vrijmaken', en met een nieuwe heilige drievuldigheid: 'liberalisering, deregulering, en privatisering'. Petrella schetst de ontwikkeling van het sociale marktmodel na de Tweede Wereldoorlog, voornamelijk gestimuleerd door het aanwezige alternatief van het reëel bestaande socialisme, hoe grauw dat er ook mocht uitzien. Toen de Sovjet-Unie uiteindelijk implodeerde, was het moment aangebroken voor de kapitalisten aller landen om zich te verenigen, en de ketenen van het privé-initiatief versmorende overlegmodel in sneltempo af te werpen. Er was immers geen alternatief meer, en het neoliberalisme als ideologische stroming won snel terrein, ook onder sociaal-democraten die trachtten te roeien met de riemen die ze hadden. De jaren negentig vormden dan ook het decennium van de sociale afbraak, van de privatisering, en van de ontmanteling van marktregulerende overheidsorganen. Alle geledingen van de samenleving werden in sneltempo 'vermarkt', tot onderwijs en zelfs watervoorziening toe. Petrella's ambitie is om met dit boek een alternatief voor te schotelen. Dit 'nieuwe verhaal' voor de wereld moet radicaal breken met 'de onvermijdelijkheid van een onaanvaardbaar heden' en de mens opnieuw doen primeren op de economie. Petrella schuwt bovendien de boude stellingen niet: in plaats van armoede te criminaliseren door het verdringen van armen en kanslozen uit de publieke ruimte, moet armoede zelf illegaal gemaakt worden. Weg dus van de mislukte ontwikkelingsdecennia van weleer, of van de huidige falende millenniumdoelstellingen die het bestrijden van armoede telkenmale op de lange baan schuiven: enkel het onwettig verklaren van armoede kan ons de wapens geven om deze effectief en snel van deze planeet te verbannen. Alleen, daarvoor moet wel een geweldige mentale ommeslag gebeuren, en moet paal en perk gesteld worden aan de invloed van de markt. Petrella pleit voor de onvoorwaardelijke terugkeer van de staat (dat zijn wij) in de economie: het recht op leven kan immers pas afdoende gewaarborgd worden als de middelen daarvoor noodzakelijk beheerd worden door de maatschappij zelf, die daarvoor dringend een nieuw 'huisreglement' dient op te stellen. In deze zin leunt Petrella nauw aan bij het Scandinavische model van de jaren zestig, aangepast op wereldschaal, waarbij rekening gehouden moet worden met de draagkracht van de planeet zelf.
Een nieuw verhaal van de wereld is voor een breed publiek bedoeld. De humoristisch bedoelde vergelijkingen tussen de leer van de god van Abraham en die van de Markt wijzen niet alleen op dezelfde vormen van blind geloof die beide veronderstellen (en de impliciete bemerking dat overdreven geloof zelden iets goeds oplevert), ze kunnen ook helpen om de theorie iets makkelijker verteerbaar te maken voor een publiek dat niet over de nodige voorkennis beschikt. Anderen zullen dit boek waarschijnlijk enigszins teleurgesteld naast zich neerleggen: in het eerste, verklarende deel biedt Petrella weinig nieuws (en komt deze slechts licht aangepaste versie van een boek uit 2007 enigszins gedateerd over), en in het tweede deel wordt niet altijd even goed ingegaan op de concrete wijzen waarop dit 'nieuw verhaal' volgens Petrella dan wel kan worden geïmplementeerd, vooral met de vaak belabberde staat waarin progressief Europa zich op dit moment bevindt in het achterhoofd.
Van een heel ander niveau in vergelijking met de voorgaande boeken, is de meer dan 400 kleingedrukte pagina's tellende turf van de Britse journalist John Cassidy, waarin die bijzonder gedetailleerd ingaat op de achtergrond van de huidige financieel-economische crisis. Cassidy, als journalist verbonden aan The New Yorker, verdiende zijn sporen als economisch journalist reeds eerder met Dot.con, waarin hij de internet-'bubbel' grondig analyseerde, en de manier waarop duizenden beleggers zich lieten belazeren door onnadenkend te speculeren op overgewaardeerde internetstart-ups. Een handig opstapje bovendien voor Wat als de markt faalt? : de kracht van het irrationele in de economie ditmaal, waarin de oververhitte Amerikaanse huizenmarkt de 'bubbel' is, met het ondertussen bekende gevolg. Dit is echter niet het zoveelste boek over 'de crisis'. Wel integendeel: Cassidy, zelf een academisch opgeleide econoom, neemt zijn lezers mee op een reis door de geschiedenis van de economische theorie, om uiteindelijk te eindigen bij een zeer gedetailleerde beschrijving, bijna van dag tot dag, van de Amerikaanse beursmarkt vóór, tijdens, en na het instorten van de markten voor op hypotheken gebaseerde financiële
derivaten. Wie na het lezen van Ziegler en Petrella niet voldaan was, zal in dit boek meer dan een driegangenmenu vinden.
Cassidy begint zijn (overigens uitstekend vertaalde) boek met een korte terugblik op de hoorzittingen in de Amerikaanse senaat naar aanleiding van de noodkredieten die werden toegekend aan in nood verkerende banken, en tracht de vraag te beantwoorden hoe het in godsnaam zover is kunnen komen. Wat volgt, is een reis die begint in het mistige Schotland, ten huize van kamergeleerde Adam Smith, de enige, ondeelbare god uit Petrella's Universele Kapitalistische Theologie. Met name de intellectuele ontwikkeling van Smiths 'verborgen hand' wordt gevolgd, en hoe dit enkele zinnetje uitgroeide tot een volledige tak van de theoretische economie die decennia besteedde aan het wetenschappelijk trachten te bewijzen van wat uiteindelijk weinig meer dan een fraaie metafoor is. Om de vraag 'hoe werken markten' afdoende te beantwoorden, werd heil gezocht in complexe wiskundige modellen, nieuw ontwikkeld in disciplines zoals natuurkunde, en dreef de theoretische economie steeds verder af van de economische realiteit. Het is de grote verdienste van Cassidy dat hij deze extreem gemathematiseerde literatuur op een begrijpelijke manier weet uiteen te zetten. Vervolgens legt hij uit hoe een beperkte groep van uiterst libertaire economen, die heilig geloofden in de perfecte werking van de autonome vrije markt (hoewel die nooit realistisch kon worden bewezen), in toenemende mate invloed verwierven, en dit ten koste van het tot dan toe (en nu weer opnieuw) dominante realisme van het keynesianisme. Deze libertairen ? aangevoerd door Milton Friedman, in wiens ogen de doeltreffendheid van vrije markten vanzelfsprekend was, en gesteund door conservatieve politici en rijke Wall Street bankiers ? vonden dat de overheid zich volledig moest terugtrekken uit de economie, en de markt haar ding maar moest laten doen. Tussen droom en daad stonden dus wetten en praktische bezwaren, die vanaf de late jaren zeventig fluks werden ontmanteld. Deze golf van deregulering en privatisering zorgde er niet alleen voor dat beperkingen op vliegroutes werden opgezegd, maar ook dat de controle-instanties op de financiële markten stelselmatig werden gekannibaliseerd en gebalkaniseerd, allemaal op basis van het ongebreidelde geloof in de zelfregulerende kracht van de vrije markt. Het is de overwinning van de pleitbezorgers van deze compleet losgeslagen 'utopische economie' die volgens Cassidy onbetwistbaar aan de grondslag ligt van het feit dat niemand de instorting van de aandelenmarkten in 2008 had durven voorzien. De keizer bleek plots geen kleren te dragen... [Steven Van Bockstael]
Redactie Vlabin-VBC
In dit boek schiet de Italiaanse econoom Petrella met scherp op wat hij de ‘Universele Kapitalistische Theologie’ noemt: de opvattingen en wetmatigheden die het neoliberalisme onderbouwen, met een nieuwe reeks geboden (zoals ‘gij zult alle markten vrijmaken’) en een nieuwe heilige drievuldigheid (‘liberalisering, deregulering, en privatisering’). Eerst schetst Petrella de ontwikkeling van het sociale marktmodel na de Tweede Wereldoorlog, die voornamelijk gestimuleerd werd door de aanwezigheid van het reëel bestaande socialisme. Toen de Sovjet-Unie implodeerde, werd de samenleving in snel tempo vermarkt, wat vooral in in het zwakkere Zuiden tot calamiteiten leidde. Vervolgens schetst Petrella zijn ‘nieuwe verhaal’. De auteur schuwt hier de boude stellingen niet en pleit voor de onvoorwaardelijke terugkeer van de staat in de economie. Dit vlot geschreven boek is duidelijk voor een breed publiek bedoeld. Het eerste deel biedt wel weinig nieuws, en in het tweede deel wordt niet altijd duidelijk hoe Petrella’s ‘nieuw verhaal’ concreet kan worden geïmplementeerd. Met voetnoten en tabellen.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.