De onderwaterzwemmer : roman
P.F. Thomése
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Contact, 2010 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 13167 |
00/00/0000
'De laatste romanticus', zo wordt de held van De weldoener genoemd. En de nieuwe roman van P.F. Thomése kun je inderdaad lezen als de ironische onttakeling van romantische mythes over de liefde en het kunstenaarschap. De held heet Theo Kiers, in een vorig leven bekend als Sir K., leadzanger van een psychedelische band, maar intussen herdoopt tot Sierk Wolffensberger, veronachtzaamde componist van koor- en orkestwerken. Geldproblemen heeft Sierk niet: hij wordt onderhouden door zijn vrouw Ghislaine, een Luxemburgse barones die hij lang geleden in een stille maannacht had geschaakt. Met de barones en zijn negentienjarige zoon woont Sierk, een vijftiger intussen, in de provinciestad H***. Daar heeft hij het onbezoldigde baantje van stadskoordirigent aangenomen, zodat hij nu en dan zijn eigen werk kan uitvoeren.
Veel daadkracht en overtuiging gaan van Sierk niet uit. 'Deze functie, deze stad, het beklemmende huwelijk: dit keurslijf is te krap voor hem, voor de grootheid die binnen in hem op uitbreken staat', zegt de verteller, maar al na twintig pagina's besef je dat het met die grootheid nooit wat worden zal. Nu en dan droomt hij ervan alles op te geven, 'een dikke streep onder alles te zetten en uit de vlammen te herrijzen als de mooie vogel die hij in wezen is'. En dat verlangen laait extra hoog op wanneer hij in de kerk waar hij een koorrepetitie moet gaan leiden een bewusteloos meisje aantreft dat kennelijk te veel pillen heeft geslikt. In Sierk ('geen schenner van meisjes, maar een vereerder') begint het hemelhoog te juichen: 'hij voelt dat hij alles voor haar kan zijn: haar redder, haar verwekker, haar onbekende god'. Dat voelt hij overigens allemaal al terwijl het meisje nog bewusteloos ligt te slapen.
Nadat hij haar naar het ziekenhuis heeft gebracht (waar ze verbazend snel herstelt), staat hij nog altijd in vuur en vlam voor Beertje, zoals het meisje (dat eigenlijk Alicia heet) zich graag laat noemen: 'voor hem is zij de gedroomde geliefde, teruggekeerd tot de levenden om hem te vinden'. Sierk besluit haar te verbergen ? het begin van allerlei avonturen in motels, een 'componeerhutje' en in een Zwitserse chalet. Het lijkt wel alsof hij met Alicia in wonderland terecht is gekomen, een postuum bestaan aan de andere kant van de spiegel. Alicia blijkt overigens de dochter van Lou Wehry, een beroemde componist en Sierks eeuwige rivaal. En is ze ook niet het gedumpte liefje van Sierks zoon?
Het probleem met De weldoener is de lachwekkende, meelijwekkende hoofdpersoon en de hooggestemde frasen in zijn hoofd. Redding, offer, noodlot, verlies, ondergang, bovenaardse verbondenheid, waarachtige grootheid, eenzame dienst aan de kunst ? Thomése zwelgt erin, in het harnas van zijn ironie, maar het zijn uitgeloogde woorden, allang vergane kitsch. De manier waarop Thomése die ironiseert, is niet altijd erg subtiel. Hier staat Sierk met Beertje aan een hotelbalie: 'Misschien zien ze hem nu wel aan voor een crimineel, iemand die met geronselde sletjes aan de zelfkant scharrelt. Een receptionist is geen hoogopgeleid mens, zo iemand herkent zielenadel niet van buitenaf en die herkent zeker niet een ten onrechte veronachtzaamde componist. Daarom neemt hij het de jongeman niet kwalijk dat hij zich zo bureaucratisch en argwanend opstelt'. In die behaaglijke ironie staat er werkelijk niets op het spel, voor de schrijver noch voor de lezer.
Thomése blijft een vakman: hij speelt met herhalingen en omkeringen, laadt de sigaret op tot een onheilszwanger motief, contrasteert de verheven kitsch van Sierks gedachten met de alledaagse banaliteit waaraan hij zich ontstegen weet. Hij situeert zijn verhaal in de lijdensweek en krijgt er zo een santenboetiek van symbolen bovenop: op Goede Vrijdag belandt Sierk in het ziekenhuis en op het feest der verrijzenis herrijst hij (ironische omkering!) nu net niet uit de vlammen... De weldoener is een onderhoudend geschreven roman, maar terwijl je hem leest, ben je hem al vergeten. [Eddy Bettens]
Jos Radstake
De nieuwe roman van Thomése (1958) speelt zich af in de provinciehoofdstad H***. De bescheiden, integere, oudere componist Sierk Wolffensberger is een kunstenaar die het niet gehaald heeft. Een spiegeling van de succesvolle, ostentatief naar buiten tredende Lou Wehry. Een dochter van deze bewierookte kunstenaar wordt van de dood gered door Woffensberger. Met haar gaat hij -niet in de laatste plaats in de verbeelding- aan de haal. Een dochter. Een minnares. Hij ontvlucht zijn adellijke Luxemburgse vrouw (mooie Franse dialogen) en zijn lapzwans van een zoon. In de Lijdensweek (op Goede Vrijdag zal hij zijn compositie Duisternissen in de kerk tot klinken brengen) ontfermt hij zich over het meisje. Beklemmend is hoe in deze mooie roman voorstelling botst op werkelijkheid; verlangen strijdt met invulling. Een kunstenaar in gevecht met zichzelf en zijn omgeving. Met vertragingen, in een voorname stijl, vol innerlijke overwegingen en met spiegelingen van levensmomenten, wordt dit verhaal van verlangen en noodlot afgewikkeld. Een intrigerende en grootse roman. Paperback; normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.