De moderne tijd en de holocaust
Zygmunt Bauman
Zygmunt Bauman (Auteur), Willem Schinkel (Inleider)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Klement, 2011 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : FILOSOFIE : 157.3 BAUM |
31/12/2011
Onze tijd is giftig
De Brits-Poolse socioloog Zygmunt Bauman is de oude, wijze profeet van de liquide moderniteit. Wat dat voor een soort van moderniteit is, heeft hij de afgelopen tien jaar uiteengezet in een indrukwekkende reeks van boeken die het woord ‘liquid’ in de titel voeren: Liquid Life, Liquid Fear, Liquid Love, Liquid Modernity, Liquid Times… Onophoudelijk houdt hij zijn jonger publiek — Bauman is zesentachtig — een beeld voor van de vluchtige, maar harde wereld waarin wij leven. Het is een grimmig beeld, maar niet zonder hoop. Die combinatie van een scherpe sociologische analyse en een liefde voor de mens kenmerkt ook zijn eerdere werk. Zelfs zijn ophefmakende Modernity and the Holocaust — een genadeloze typering van de moderne samenleving die haar ‘hoogtepunt’ zou hebben bereikt in Auschwitz — ademt een geloof in de mens uit, en misschien nog het meest op de zwartste bladzijden van dat boek uit 1989, dat Bauman bekendheid verschafte tot ver buiten de grenzen van de sociologie. Het werd als Moderniteit en de Holocaust vertaald in het Nederlands en was tot voor kort het enige in het Nederlands vertaalde boek van de wereldwijd succesvolle auteur (een bundel essays en enkele interviews buiten beschouwing gelaten). Het nu vertaalde Liquid Times verschijnt onder de titel Vloeibare tijden. Het bevat, naast een korte introductie door de Rotterdamse socioloog Willem Schinkel, vijf essays over diverse aspecten van de liquide moderniteit. Dat de vertaler ervoor koos om ‘liquid’ te vertalen door ‘vloeibaar’ is begrijpelijk, maar ik betreur het toch. ‘Liquid’ is inderdaad vloeibaar, daar valt op het eerste gezicht niet veel op af te dingen. En de metafoor waar het Bauman om te doen is — die van het zwalpende, stromende, alle kanten tegelijk uitvloeiende, stormachtige leven van vandaag — blijft bewaard in de vertaling. Dat geef ik allemaal toe. Maar ‘liquid’ is meer dan vloeibaar alleen. Het is alcoholisch. Een ‘liquid life’ is scherp op de snee, bedwelmend, verslavend en toxisch tegelijk, je kunt je eraan bedrinken en je hemels voelen — voor de kater komt. Bij een leven dat alleen maar vloeit, kan ik me dat niet voorstellen. Onze tijd is niet zomaar vloeibaar — dat waren tijden altijd al. Onze tijd is giftig.
Als de bundel bedoeld is als een kennismaking met Baumans sociologie, dan is dat geen slechte keuze. De vijf essays (over de cultuur van angst; wereldwijde migraties; de krampachtige poging om het leven veilig te maken; segregatie in het stedelijke leven en de verleidelijke utopische droom van een zuivere wereld) geven een idee van de breedheid van perspectief, van de analytische scherpte en van de complexe recitatieve, of moet ik zeggen herkauwende, samenhang van Baumans denken. Maar een willekeurige andere keuze van essays zou hetzelfde doel hebben bereikt. Want de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er geen koninklijke toegang is tot het denken van de niet zo gemakkelijk te vatten socioloog, die houdt van beeldspraak en definities schuwt. Hoewel hij een liefhebber is van inleidingen (bijna al zijn boeken bevatten uitvoerige inleidingen, die niet zelden langer zijn dan de essays), slaagt hij er haast nooit in om de lezer in zijn denkwereld ‘in te leiden’. Hij bevindt zich altijd in medias res, midden in de stroom des levens, en hij verwacht van zijn lezer hetzelfde. De beste inleiding tot Bauman is in het water springen, en lezend met hem meezwemmen.
Voor wie koudwatervrees heeft, toch een korte typering van Baumans denken. We leven in een hyperbeweeglijke wereld, waarin niets zeker is. (‘En zelfs dat niet’, zou Multatuli eraan toevoegen. Ook Bauman houdt een slag om de arm, want sociale ongelijkheden zijn opvallend persistent: altijd weer blijkt dat de kaarten zo worden verdeeld dat dezelfde mensen en groepen de dupe zijn — er zijn dus toch zekerheden). Organisaties, instituties, zelfs staten, om van jobs, relaties en gezinnen maar te zwijgen, hebben een beperkte houdbaarheidsdatum. De verwachtingshorizon, uitgedrukt in de lengte van de ‘projecten’ die mensen ondernemen, reikt niet veel verder dan enkele maanden, weken of dagen (voor beursmakelaars is zelfs een dag een onoverzienbare tijdspanne; zij denken in fracties van seconden). Wat achter die horizon valt, is onzeker en wekt angst en onrust, of prikkelt en daagt uit tot het nemen van risico’s. Stabiliteit is geen optie meer. Het is ook voor weinigen nog een doel. Wie stabiel is, blijft achter, en wordt door het accelererende sociale leven gepasseerd. Rustige vastheid is een belachelijk anachronisme. Alles en iedereen streeft naar permanente verandering, optimalisering, verhoogde prestatie, upgrading of, gewoon, iets nieuws, en wie niet streeft naar verandering wordt er wel toe gedwongen. Traditionele culturele patronen bieden allang geen antwoord meer op moderne levens- en organisatieproblemen. Maar ook de moderne antwoorden, gestoeld op rede, wetenschap en techniek, zijn niet langer geloofwaardig, of wekken, gezien de kwalijke nevengevolgen die ze vaak teweegbrengen, argwaan. De wereld lijkt ecologisch, economisch, politiek en cultureel uit zijn hengsels gelicht. In die verwarde, overspannen toestand moet ieder maar uitzoeken hoe hij het hoofd boven water kan houden. Het is stilaan ieder voor zich, want het geheel van collectieve voorzieningen dat ooit het trotse bouwwerk van de welvaartsstaat vormde, piept en kraakt als een bouwval in de storm, en de uitdrukking ‘sociale zekerheid’ heeft ongewild een ironische bijklank gekregen, omdat niets zo onzeker is geworden als het gezonde voortbestaan van de Sociale Zekerheid.
Ziedaar de (wereld)samenleving in het stadium van de liquiditeit. Dat is nog een stadium verder dan een flexibele wereld. In een louter flexibele wereld wordt ook veel heen en weer bewogen, maar aan het eind van de dag, of navenante periode, keert ieder, zoals de brave huisvader in de jaren vijftig, terug naar zijn oorspronkelijke plaats, positie, identiteit of rol. Dat is in een liquide samenleving niet denkbaar. De ‘vloeibare tijden’ waarin we inmiddels leven zijn als waterstromen waarin druppels altijd wel omgeven zijn door andere druppels, maar nooit door dezelfde. Dat geldt, heel wrang en letterlijk, voor vluchtelingen, zwervers en vagebonden op de dool, die soms nauwelijks een idee hebben waar ze zich bevinden, verdreven als ze zijn door al te barre levensomstandigheden in door oorlog en klimaatwijziging ontwrichte landen. Maar het geldt ook voor studenten, backpackers, cityshoppende toeristen, en voor alle andere van gps-besturing en comfort voorziene ontdekkingsreizigers van een volledig in kaart gebrachte aardbol. En al helemaal geldt het voor de managers of werknemers van de mondiaal opererende ondernemingen, voor zakenlui en technici die de wereld rondreizen, om na terugkomst, als die ooit plaatsvindt, vast te stellen dat hun bedrijf inmiddels is overgenomen, samengesmolten, opgedeeld of van naam en management veranderd — iets waar niemand nog van opkijkt, en wat misschien eerder geruststellend is, want permanente wijzigingen zijn een teken dat men mee is, en bovendien is onderweg zijn, voor wie tickets kan betalen en niet hoeft te schuilen in wegbermen, aangenaam genoeg.
Die aangename kantjes van de liquide samenleving komen in Vloeibare tijden minder aan bod. Daarvoor kan men beter terecht in de talrijke essays die de socioloog wijdde aan de consumptiecultuur, een onderwerp dat hem aantrekt en afstoot tegelijk. Zo’n ambivalentie ziet men wel meer bij moralisten. Ook Bauman betrapt men er soms op dat hij, als de boetepredikers van weleer, een genoegen schept in het afschilderen van praktijken die hij verwerpt. Het succes van boeken als Consuming Life (uit 2007) en The Art of Life (2008), beide verpakt in een hippe cover, zou wel eens mee te maken kunnen hebben dat het daarin bekritiseerde en geanalyseerde bevolkingsdeel (de goedverdienende middenklasseconsument) zich herkent in de typetjes die de socioloog-typoloog Bauman met veel plezier neerzet, scherp en vol precieze overdrijvingen — een satirische stijlfiguur waarin hij uitblinkt.
Veel te lachen valt er nochtans niet met het beeld dat in Vloeibare tijden wordt geschetst van de wereld, met haar haves and have-nots. Het is ten hemel schreiend. In een toon die aan de profeet Jeremias doet denken, hekelt Bauman de zelfgenoegzaamheid en onverantwoordelijkheid van de happy few. Bijna overal ter wereld zijn steden ‘de stortplaatsen geworden van op mondiale schaal veroorzaakte problemen’. De economische en politieke vluchtelingen die er, almaar talrijker, terechtkomen, zijn ‘de belichaming zelf van "menselijk afval", zonder nuttige functie in het land van aankomst [...]. Alle afval, met inbegrip van tot afval geworden mensen, neigt ertoe om zonder onderscheid op dezelfde vuilnisbelt tercht te komen’. De welvarenden lijken het zich niet al te veel aan te trekken. Zij installeren zich behaaglijk achter muren en firewalls, en willen liever niet te veel horen van de ‘mensen zonder eigenschappen’ die worden ‘gedumpt in een oord zonder naam’ (65). Hun grootste bekommernis schijnt te zijn om het (menselijk) afval op een afstand te houden, te isoleren, te beheren, en op zijn best te recycleren.
Deze aanklacht heeft iets onmachtigs. Want al hult Zygmunt Bauman zich met het ouder worden almaar vaker in een profetisch gewaad, hij is een profeet zonder illusies. Antwoorden heb ik niet, schrijft hij, ‘laat staan definitieve, omdat de schrijver gelooft dat alle antwoorden dogmatisch, voorbarig en potentieel misleidend zouden zijn’ (19). Het (apodictische) woord is dood. De profeet weet het zelf ook niet meer, zo onzeker zijn de tijden.
[Walter Weyns]
Jos van Dijk
Onzekerheid domineert het leven op verschillende gebieden aan het begin van de 21ste eeuw. De globalisering, de voortdurende financieel-economische crisis, het afbrokkelen van de macht van de staat en de scepsis van de burger tegenover de politiek roepen existentiële vragen op. Dit boek tracht een kader te bieden voor de verklaring van de onzekerheid die we om ons heen waarnemen. De auteur (1925) is oud-hoogleraar sociologie aan de universiteiten van Warschau, Tel Aviv en Leeds, in en buiten zijn vak bekend schrijver van boeken over maatschappijgeschiedenis. Hij beschrijft hedendaagse trends tegen de achtergrond van wat hij noemt de 'vloeibare moderniteit'. Hiermee bedoelt hij dat in de huidige samenleving niets een lang leven is beschoren. Alle relaties, instituties, groepen zijn flexibel geworden, onderhevig aan voortdurende verandering. Het boek is een samenvatting van de denkbeelden van de auteur en is geschreven voor een breed publiek dat antwoorden zoekt op de vragen van deze tijd. De Nederlandse uitgave bevat een voorwoord van de Rotterdamse socioloog Schinkel.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.