Eugène Verdyen 1836-1903 : voorloper van het impressionisme
Kristof Reulens
Kristof Reulens (Auteur), Dirk Lauwaert (Auteur), Jos Geraerts (Medewerker), Eline Sciot (Medewerker)
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Vermist |
Davidsfonds, 2010 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : KUNST : 738.4 REUL |
30/04/2013
Genk is in de voorbije 150 jaar geëvolueerd van een uitgestrekt kerkdorp in een ongerepte natuur, tot een moderne stad met grote industrieterreinen. Toch blijft het nog steeds de groenste centrumstad in Vlaanderen. In het midden van de negentiende eeuw trokken zijn weidse landschappen, uitgestrekte heides, spiegelende vijvers en zompige moerasgronden, maar ook zijn lemen huisjes en pittoreske centrum met kerktoren en windmolen, drommen landschapsschilders aan van over het hele land en van over de grenzen. Dit hing samen met het ‘pleinairisme’: na een periode waarin de interesse van de schilders vooral uitging naar historisch-heroïsche taferelen (met romantische inslag), verlieten ze hun atelier om in de vrije natuur landschappen uit te beelden in realistische stijl. Genk werd door steeds meer kunstenaars ontdekt; vele brachten er elk jaar enkele maanden door en Emile Van Dooren en Armand Maclot kwamen er zich zelfs definitief vestigen. Dat het later zijn status van vredig schildersoord verloor is te verklaren door de steenkoolindustrie en het toenemend toerisme, maar vooral doordat het ‘pleinairisme’ over zijn hoogtepunt heen was.
Genk door schildersogen focust op de tientallen landschapsschilders die over vier generaties in Genk werkten, waarbij vooral aandacht gaat naar de aantrekkingskracht van Limburgse Kempen. Stilistisch vermeldt het boek enkel dat later het strakke realisme bij sommigen een impressionistische toets kreeg. Door de geschiedenis van de plaatselijke schildersactiviteit, die versnipperd te boek gesteld en weinig bekend was, tot een geheel te reconstrueren, wil het boek aantonen dat Genk en zijn omgeving een belangrijk schildersoord vormden. En daarin is het zeker geslaagd. We lezen over de vele tientallen schilders die er werkten, welke doeken ze er schilderden, wie ze er ontmoetten en waar ze verbleven. Het is een levendig en interessant overzicht, waarin heel wat (enthousiaste) reacties van de gasten en (vaak persoonlijk) bronmateriaal verwerkt zijn. Het boek is overvloedig geïllustreerd met afbeeldingen van schilderijen, die worden aangevuld met enkele aparte teksten, bijvoorbeeld over de invloed van de mijnindustrie, of over de schrijvers die in Genk verbleven.
Ook het voorafgaande hoofdstuk, waarin Kristof Reulens het Kempische boerendorp van de negentiende eeuw schetst, is rijkelijk met citaten en afbeeldingen geïllustreerd. Hij beschrijft hoe biologen, botanici en geologen, vaak met de postkoets, langskwamen om de streek te verkennen. Ook geeft hij heel wat interessante details, onder meer over duivelsstenen (die niets met de druïden te maken hebben), over de vijvers (die men om de zes of zeven jaar liet leeglopen om de vis te oogsten en dan met haver inzaaide), of over de dennenbossen (die er na een wet van 1847 kwamen, en geen gevolg van de mijnbouw waren, zoals vaak gedacht wordt).
Door de illustraties en de lay-out is dit een uitzonderlijk mooie publicatie. De honderden noten (bronvermeldingen) getuigen van grondig opzoekwerk. Een lezer die in een bron geïnteresseerd is, moet er soms ook wel wat opzoekwerk voor over hebben: zo vermeldt noot 382 (evenals enkele voorafgaande) ‘Maclot (1943)’, terwijl de lezer enkel in noot vier kan vinden dat hier de handgeschreven brief ‘Schilders in Genk’ (in stadsarchief Genk) bedoeld wordt. Het laatste hoofdstuk geeft een alfabetisch overzicht van de bijna 200 tot nu toe bekende landschapsschilders die tussen 1850 en 1950 in Genk en de Limburgse Kempen actief waren. Ook voor wie geen onmiddellijke interesse voor Genk heeft, kan dit boeiend zijn. Zo is het illustratief voor de landschapsschilders die zich in dezelfde periode elders groepeerden (Tervuren, Kalmthout, Dendermonde, Knokke), en voor het dorpsleven van een paar eeuwen geleden. [Jef Ector]
Redactie Vlabin-VBC
Dit boek focust op de tientallen landschapsschilders die van 1850 tot 1950 in de streek rond de Vlaamse stad Genk werkten. De aandacht gaat vooral naar de aantrekkingskracht van Limburgse Kempen. In een eerste deel wordt een schets gegeven van het dorpse Genk in de negentiende eeuw, het typische landschap, de fauna en flora… Daarna wordt dieper ingegaan op de schilders die in Genk werkten, welke doeken ze er schilderden, wie ze er ontmoetten en waar ze verbleven. Aan de stilistische kenmerken wordt minder aandacht besteed. Verder is er ook aandacht voor de recente geschiedenis, met onder meer de invloed van de mijnindustrie. Dat alles is overvloedig geïllustreerd met afbeeldingen van schilderijen. Achteraan volgen een geïllustreerd alfabetisch overzicht van de landschapsschilders en honderden noten met bronvermeldingen. Ook voor wie niet onmiddellijk geïnteresseerd is in Genk, kan deze uitgave boeiend zijn. Het onderwerp is immers illustratief voor de landschapsschilders die zich elders groepeerden, en schetst ook een mooi beeld van het dorpsleven. Hardcover, ruime kolommendruk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.