Zwarte zwaan
Gideon Samson
Gideon Samson (Auteur), Peter-Paul Rauwerda (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Leopold, 2010 |
VERDIEPING 2 : BABILLE : DOEN : VERHALEN : SAMS |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Leopold, 2010 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : SAMS |
00/00/0000
Een duik in het hoofd van een kind
Het hoofd boven water houden. Dat is voor Gied letterlijk een levensgroot probleem. Elke donderdag is er schoolzwemmen en dat vindt Gied het stomste en ergste wat er is. Baantjes zwemmen, watertrappelen, duiken en zelfs zwemmen met kleren aan. Hij haat het. Telkens weer is er die panische angst dat hij zal verdrinken. Daarom bedacht hij een hele lijst met trucs om aan die marteling te ontsnappen, de ene truc al ingenieuzer dan de andere, al beseft hij zelf heel goed dat sommige onuitvoerbaar zijn en andere enkel geschikt voor eenmalig gebruik. Gelukkig is er de man met de duiven. Als de schoolzwembus langs het pleintje rijdt, zit hij altijd op het bankje bij de vijver. En dat moet ook zo voor Gied, want als de man er niet zou zitten, dan verdrinkt hij. Dat weet hij wel zeker. Maar op een keer zit de duivenman er niet en dan komt het verhaal in een stroomversnelling, zoals die keer dat Gied op het verjaarpartijtje van zijn beste vriend Bart mee moest naar het 'zwemparadijs', voor hem de hel...
Na Niks zeggen en Ziek bevestigt Gideon Samson zijn bijzondere talent om zich in te leven in de gedachten van een kind. Hij treedt daarmee in de voetsporen van Guus Kuijer. Het gebeurt maar zelden dat een auteur erin slaagt om die inleving zo intens te verwoorden dat je van begin tot einde totaal in het personage opgaat. Zo voel je de spanning wanneer de bus het pleintje nadert waar de man met de duiven moet zitten. De hele dag is Gied al 'positief aan het denken': 'Ik denk de man met de duiven al vanaf vanmorgen vroeg op het bankje. Positiever kan bijna niet.' Zijn obsessie zit versteend in de korte zinnen, de herhalingen en gedachtekronkel op het eind: 'Straks komt het pleintje. En dus ook het bankje. De man met de duiven! De man met de duiven! De man met de duiven! Ik probeer het zo vaak mogelijk achter elkaar in mijn hersens te stoppen. De man zit er nu zo veel in dat er helemaal geen ruimte meer is voor andere gedachten. Als iemand mij op dit moment zou vragen hoe je nietmachientje schrijft, antwoord ik: "De man met de duiven!" Weet ik dan misschien wel hoeveel acht keer zeven is? De man met de duiven! Zelfs mijn eigen naam kan ik nu nauwelijks verzinnen.'
Gieds gedachten zijn zo allesomvattend dat de grenzen tussen leef- en belevingswereld voortdurend vervloeien. Als lezer moet je vaak plotseling vaststellen dat een zin die in het verhaal als gedachte geformuleerd is, in het echt door Gied is uitgesproken, wat je bijvoorbeeld merkt door de reactie van een ander personage. Op zoek naar de man met de duiven, komt Gied in het atelier van Boele, waar hij een schilderij met een mooie vrouw ziet. '"Hoe heet ze?" Boeles glanzende ogen verdwijnen. "Ik weet het niet," zegt hij. Daar snap ik niks van. Hoe kan de mooiste vrouw op aarde nou voor je raam langs lopen en door je schilderij heen rijden zonder dat je weet hoe ze heet? Dat ga je dan toch vragen? Boele schudt zijn hoofd. "Ik niet," zegt hij.'
Dat je Gieds gedachten zonder meer voor 'echt' aanneemt, komt door de consequente, rake stijl die hem heel en al typeert. Gied is een piekeraar, met zijn eigen tics en trucs, die echter tegelijk nuchter in het leven staat als dat moet. Die nuchterheid blijkt onder meer uit de korte, schijnbaar toevallige uitspraken waarmee hij een hele wereld aan gedachten en gevoelens kan oproepen, zoals in de slotzin van het volgende fragment: 'Ik lees nog twee uur stiekem met m'n zaklamp onder de dekens. Dan hoor ik mama naar boven komen. Ze gaat zelf naar bed. Zoals iedere avond komt ze nog even bij mij kijken en zoals iedere avond voelt ze aan mijn nachtlampje. Koud is lief slapen. Warm is stiekem lezen.' De relatie met zijn moeder (een vader heeft hij niet) is, ondanks de heel eenvoudige taal, met grote zin voor nuance onder woorden gebracht. Je beseft als lezer hoe Gied vaak een rol speelt om zijn moeder een plezier te doen. Daarbij moet hij zich soms in vreemde bochten wringen of haar zelfs in de maling nemen, maar uiteindelijk voel je telkens weer hoeveel hij van zijn moeder houdt. Dat die liefde wederzijds is, wordt mooi duidelijk door een intertekstuele verwijzing naar het beroemde prentenboek van Sam Mc Bratney en Anita Jeram Raad eens hoeveel ik van je hou: 'En dan zegt mama: "Zoveel", en ze doet het voor met twee handen. Dan pakt ze snel het stuur weer vast, want met losse handen rijden is levensgevaarlijk. Ik vind het hartstikke fijn dat mama zoveel van mij houdt. Ze zit tjokvol liefde en aan wie moet ze die anders allemaal geven?' Lastige gesprekken beginnen vaak met 'Ik heb een mededeling'. Het is typisch voor Gied dat hij uitlegt hoe dat precies werkt: 'Bij ons thuis betekent Ik heb een mededeling dat de een iets gaat zeggen en dat de ander dan alleen maar luistert. Omdat iets al gebeurd is bijvoorbeeld, of omdat iets nou eenmaal is zoals het is.'
De manier waarop Gied de wereld bekijkt, is origineel, wat blijkt uit verrassende, vaak grappige beelden en woordspelingen die aansluiten bij zijn gedachten en angsten. Dat de Chinezen met heel veel zijn (en daarom ook veel zwemmedailles halen) legt hij als volgt uit: 'Als je nou iedereen op de wereld door elkaar roert en er één grote pan soep van maakt, dan hoef je maar vijf mensjes uit die pan te vissen en je zit al met een Chinees op je lepel.' In de bus raakt hij in paniek wanneer het stiller is dan gewoonlijk: 'Jobs liedjes zijn altijd stom, maar op de een of andere manier helpen ze me wel. Ze blazen veel nare gedachten weg. Deze stilte niet. Die laat juist alle nare gedachten baantjes zwemmen door m'n hoofd. Het is de stilte voor de storm. (Zo noemen ze dat.)' De hele structuur van het boek drijft op de gedachten van Gied. Het boek opent met een 'Eerst even dit...' waarin de schrijver (Gied) meteen de lezers aanspreekt: 'Het verhaal begint aan het eind van de zomer van 1994. Misschien denk je nou en? of: wat kan mij dat schelen?' In de volgende hoofdstukken wisselen heden en verleden elkaar af, waarbij de overgangen tussen de hoofdstukken soms associatief gebeuren en soms met een sprong, zonder dat het verband meteen duidelijk is. Als lezer moet je dus vaak zelf de verbanden leggen. In het heden staan de zwemlessen centraal, de ritten met de bus en de zoektocht naar de man met de duiven. Ook de flashbacks worden gedomineerd door zwemmen.
Voor luchtige intermezzo's zorgen Gieds trucs: de voetbaltrainingtruc (dat is de allerbeste), de truc met de wc, de paniektruc, de doof-zijntruc, de boomtruc enzovoort. Uit zijn uitleg kun je opmaken hoe hard Gied over zijn trucs nagedacht heeft. Hij legt zijn (soms morele) twijfels bloot en weegt de kansen af. Als lezer krijg je een gemengd gevoel van herkenning, bewondering en leedvermaak. Naar het einde toe, als Gied zich helemaal in de klem genomen voelt, worden de trucs gedurfder, van truc 19, waarbij je wegloopt van school en huis en nooit meer terugkomt, tot truc 64, waarbij je het brandalarm activeert. Gied besluit de eerste voor later te houden '(Als er een later komt.)' en de tweede toch maar niet uit te voeren.
Door de springerige opbouw van het verhaal is het slot niet te voorspellen. Na de vreselijke ontgoocheling bij de man met de duiven thuis (die letterlijk in zijn onderbroek wordt gezet) is de rit met de schoolbus een lijdensweg voor Gied, die je als lezer intens mee beleeft. Elk houvast waar Gied zich aan vastklampte, valt weg. Je rijdt mee naar een onvermijdelijk vreselijk einde, tot plotseling alles opklaart in een slot dat even open als bevredigend is, alsof je na een lange duik plots weer boven water komt. Een auteur die zijn lezers zo'n duik in het hoofd van een kind kan aanbieden, is 'een wonderlijke jongen met een zeldzame gave', om de woorden van Gieds mama te gebruiken. [Jan Van Coillie]
Hannelore Rubie
Gied (ca. 9, ik-figuur) - vergelijk met de voornaam van de auteur: Gideon - houdt niet van zwemmen. Sterker nog: hij is er bang voor. Al die moeilijke dingen die anderen wel kunnen en hij nog niet! Daarom is donderdag, schoolzwemdag, voor hem verschrikkelijk. Iedere keer als ze met de schoolbus naar het zwembad reizen, volgt hij een aantal rituelen dat hem door de angst heen moet helpen. Op dezelfde plek in de bus gaan zitten is er eentje van, maar vooral: naar buiten kijken. Want als de man met de duiven op het bekende bankje zit, komt alles goed. Als de man enige weken achter elkaar echter niet op het bankje zit, gaat Gied hem zoeken. In deze stevige, gebonden uitgave neemt de jonge en al bekroonde auteur (1985) de lezer mee in een wereld van gevoelens van kinderen rond de tien. Op een bijna vanzelfsprekende manier komen deze gevoelens in vele verschijningen voorbij: van angst voor de zwemles tot niet weten wie je vader is, van trucs bedenken om de wereld aan te kunnen tot op onderzoek uit durven gaan. Of Gied zijn B-diploma haalt vertelt het verhaal niet, maar eigenlijk is dat ook niet zo belangrijk. Vanaf ca. 9 jaar.
Lieve Raymaekers
ua/an/22 j
Gied heeft een hekel aan donderdag, want donderdag is het schoolzwemmen, en hij is bang in het water. Als enige van zijn klas heeft hij nog geen B-diploma en dat vreet aan hem. Hij is een specialist in het vinden van uitvluchten, houdt er zelfs een heel schriftje over bij. Helaas kan hij die uiteraard niet altijd opnieuw gebruiken. Zijn moeder heeft begrip en doet haar uiterste best hem te helpen: met een nieuwe zwembroek, zelfs met een gesprek bij een psychologe. Want wie weet heeft deze angst wel iets te maken met het feit dat hij een IV-kind is dat zijn vader nooit gekend heeft. Maar zwemmen moet hij. Gied schept zich een talisman: als de oude man op de bank de duiven zit te voeren wanneer de schoolbus langs het pleintje rijdt, zal het lukken met zwemmen. Maar de man blijft weg, en Gied gaat naar hem op zoek.
De charme van het boek ligt in het intimistische karakter. Het thema is heel klein, banaal eigenlijk, want het gaat over zwemmen en niets anders dan zwemmen, maar je begrijpt als lezer absoluut hoe dit het leven van zo’n jongetje kan beheersen. Dat ligt aan het feit dat je in het hoofd van Gied kruipt en je je dus voor 100% kan inleven in zijn denken en doen. En daarbij kan je niet anders dan sympathie opbrengen voor dit jongetje, dat enerzijds gebukt gaat onder zijn angst, maar anderzijds toch maar dapper op zoek gaat naar de oude man. Nog het meest steelt ie je hart met al zijn ontsnappingstrucs, die het boek de nodige portie humor meegeven. Gewoon mooi!
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.