De stilte
Don Delillo
2 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Anthos, 2010 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 1949 |
Magazijn |
Anthos, 2010 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 8198 |
00/00/0000
Wie een roman van Don DeLillo leest, hoedt zich er maar beter voor om wat hij leest steeds te betrekken op het personage door wiens ogen het vertelde wordt waargenomen. Niet zomaar omdat elke lezer van eender welke roman zich nu eenmaal bewust moet zijn van het vertelstandpunt, maar vooral omdat DeLillo's fictie inherent subjectief is, net zoals de realiteit waarin ze stevig is verankerd. Vertelperspectief is voor DeLillo niet zomaar een van de spelregels van de roman; het is vooral een vorm die perspectieven opent op de werkelijkheid buiten het boek.
Dat gaat zeker ook op voor Het punt Omega, een dunne roman of novelle in drie luiken. Het centrale deel van het boek, dat zich afspeelt in de 'Late zomer, vroege herfst' van 2006, wordt omkaderd door twee kortere stukken ('Anonimiteit 1' en '2') waarin we in een hij-vertelling een naamloze man volgen die op 3 en 4 september in het New Yorkse MoMA de video-installatie '24 Hour Psycho' van Douglas Gordon ? een geluidloze, vertraagde versie van de klassieker van Hitchcock ? bekijkt en interpreteert. Ondertussen laat hij ook zijn oog vallen op de andere bezoekers, en speculeert hij over hun achtergrond en gedachten.
Twee mannen die hij op de eerste dag ziet, vormen de hoofdfiguren in het centrale middenluik: de ik-verteller Jim Finley, een documentairemaker van midden dertig, en de 73-jarige intellectueel Richard Elster, die een tijd voor de overheid heeft gewerkt om de oorlog in Irak te conceptualiseren en zich nu heeft teruggetrokken in de woestijn, het lege en vormeloze negatief van de menselijke cultuur (en ook een echo van Irak zelf?). Met Elster plaatst DeLillo Het punt Omega meteen in een ruimer perspectief: dat van een maatschappij waarin een onbegrijpelijke oorlog bedacht en bedekt moet worden met abstracte 'acroniemen, projecties, scenario's voor onvoorziene ontwikkelingen, methodologieën'. Maar, zoals de eerste zinnen van het eerste deel luiden, met een door Finley geciteerde uitspraak van Elster: 'Het echte leven is niet herleidbaar tot woorden die gesproken of geschreven worden, ooit. Het echte leven vindt plaats als we alleen zijn, denkend, voelend, verzonken in herinneringen, in dromerige zelfbespiegelingen, de submicroscopische momenten.'
Het zijn ook die momenten die Finley lijkt te willen vastleggen in een documentaire die hij wil draaien, waarin Elster tegen een muur ? als een ter dood veroordeelde ? over zijn ervaringen zou praten. Daarvoor is Finley alleszins naar de woestijn afgezakt, maar van filmen komt uiteindelijk niets in huis, hoewel de lezer wel degelijk een portret van Elsters ideeënwereld krijgt. Terwijl de dagen in de hitte verdampen, vertelt Elster met een visionaire stelligheid over de redenen waarom hij naar de woestijn is getrokken, weg van de bemeten tijd en 'de walging van nieuws en verkeer', weg van de conflicten ook die andere mensen voor hem zijn. De rode draad daarbij is een apocalyptisch verlangen naar een verlies van zelfbewustzijn, naar een terugkeer naar de materie, naar ontmenselijking. Dat verlangen zal volgens Elster uitmonden in het transcendente punt Omega, een concept uit de 'hyperfysica' van Teilhard de Chardin (1881-1955), dat in Elsters versie een 'implosie' is, een 'sprong uit onze biologie. Stel jezelf deze vraag: moeten we eeuwig menselijk blijven? Het bewustzijn is uitgeput. Nu komt de terugkeer naar de anorganische materie. En dat is wat we willen. We willen stenen in een veld zijn.'
Na een aantal dagen krijgen Elster en Finley gezelschap van Elsters dochter Jessie, die door haar moeder is gestuurd omdat ze, zo wordt vagelijk gesuggereerd, een onbetrouwbare man heeft leren kennen. Jessie is in zekere zin de antipode van haar vader: de gesprekjes die Finley met haar voert, zijn 'stil en ontspannen, met een mysterieuze diepte in de verdwaalde opmerkingen die ze maakte.' Tegelijk is zij het die zorgt voor de enige échte dramatische ontwikkeling in deze ideeënroman. Wanneer Finley en Elster terugkeren na een uitstap blijkt Jessie namelijk zonder spoor verdwenen te zijn: 'Opgaan in de lucht, het was alsof dat altijd haar bestemming was geweest, alsof ze daarvoor in de wieg was gelegd'. In het afsluitende 'Anonimiteit' stuurt DeLillo nog half aan op een mogelijke verklaring, maar die vesterkt de onzekerheid alleen maar.
Jessies verdwijning stelt Elsters gefilosofeer in een ander licht, maar laat ook zien wat een terugkeer naar de materie werkelijk zou kunnen zijn: 'Het punt Omega heeft zich verscherpt, hier en nu, tot het punt van een mes dat in een lichaam wordt gestoken. Al zijn diepzinnige onderwerpen, zijn weidse thematiek, teruggebracht tot een plaatselijk verdriet, tot een gestorven lichaam, ergens daar in de woestijn, of niet', zo bedenkt Finley zich. Een apocalyptisch paroxisme is Jessies verdwijning inderdaad niet, eerder een zacht ruisend mysterie waartegen Elsters zogenaamd 'onthechte' theorieën over de 'onafzienbare' kosmische tijd niet bestand zijn. Zijn poging om in de woestijn de realiteit te ervaren zoals ze is, blijkt in werkelijkheid misschien zelfs een tragische egocentrische vlucht uit een complexe menselijke realiteit. Elster ? maar in zekere zin ook Jim Finley, en de anonieme kunstliefhebber tegen de muur van het MoMA ? blijven gevangenen van hun structuren, van een afgebeelde wereld.
Door de compositie en de op elkaar inwerkende standpunten is Het punt Omega niet alleen een roman over de pogingen van de hedendaagse mens om de tijd, de dood en de instabiliteit van de betekenis te bezweren, maar ook over sociale angst, de onmogelijkheid om de ander te kennen, en de manier waarop we vastklampen aan ons ego en we ons subjectieve standpunt verabsoluteren. De realiteit die DeLillo in dit boek beschrijft, is dus inherent subjectief, maar paradoxaal genoeg opent zich uit de dwarsdoorsnede van standpunten en representaties, uit de betekeniszwangere beschrijvingen en uit de soms raadselachtige metaforiek toch een soort van niet-reduceerbare, poëtische echtheid. De hechte compositie, waarbij elke vezel van de tekst elders een trilling lijkt te veroorzaken, zorgt er samen met de meerzinnigheid van zowat alles wat je leest namelijk voor dat Het punt Omega soms bijna meer als een gedicht aanvoelt dan als een roman. Op een subtiele manier laat DeLillo daarbij zien welke onmogelijke denkoefeningen literatuur toch mogelijk kan maken. [Koen Sels]
C.C. Oliemans
Jim Finley is een jonge en niet bijzonder succesvolle filmmaker die als volgende project een film wil maken over de 73-jarige Richard Elster. Gewoon, Elster voor een muur, pratend, zonder snelle montage of aparte effecten, want Elster zelf is al bijzonder genoeg: hij moet gaan praten over zijn deelname aan de voorbereiding op de Amerikaanse invasie van Irak. Dit veelbelovende uitgangspunt leidt echter niet tot bijvoorbeeld een ethische of filosofische beschouwing over het recht van de mens om in te grijpen op andere plekken op aarde. In plaats daarvan laat de schrijver de twee figuren (en de later geïntroduceerde dochter van Elster) om elkaar heen draaien, terwijl Elster abstract mediteert over het wezen van het universum, de mens en zijn verlangen om er een einde aan te maken. Zodoende krijgt geen der drie personages echt grip op een van de anderen, en het boek helaas ook niet op de lezer. Ruim honderd stijlvolle pagina's vol zwevende beloftes die nergens ingelost worden. Paperback; vrij kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.