De nieuwe wereld : de wonderjaren van de Belgische avant-garde 1918-1939
An Paenhuysen (Auteur)
Beschikbaarheid en plaats in de bibliotheek
ARhus - De Munt
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Meulenhoff/Manteau, 2010 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : KUNST : 706 PAEN |
ARhus - De Munt magazijn
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Meulenhoff/Manteau, 2010 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 706 PAEN |
Besprekingen
00/00/0000
Belgische avant-garde of avant-gardes?
Er is geen verzamelterm die zoveel verwachtingen schept als 'avant-garde'. Het woord roept onmiddellijk een aantal associaties op, zoals de dandy die in de rokerige cafés van een bruisende wereldstad nachtenlang doorboomt over artistieke aangelegenheden. Maar ook het beeld van de groezelige revolutionair die zijn kunst in het gezicht van het establishment smijt en zelfs dat van de eenzame teruggetrokken zonderling die in zijn zelfgekozen isolement zijn ongrijpbare composities op de wereld afvuurt. Jarenlang is getracht om op het snijpunt van die verschillende associaties een algemene theorie van de avant-garde te onderkennen, met meer en minder succes. An Paenhuysen wendt zich in haar boek De nieuwe wereld: de wonderjaren van de Belgische avant-garde 1918-1939 af van de tendens om dé avant-garde te willen beschrijven. Zij belicht in haar aangenaam geschreven studie juist de veelzijdigheid van de Belgische
avant-garde.
Omdat wij als mensen de neiging hebben om in onze eigen verzinsels te gaan geloven, heeft de wereld nood aan revisionistische geschiedenissen. Niets is zeker, zelfs niet als iedereen het erover eens is. Dit geldt in optima forma voor de geschiedenis van de avant-garde, aangezien die in aanzet vaak door de deelnemers zelf is geschreven. Veel van de verhalen die later paradigmatisch bleken te zijn, werden in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw door de overlevers en de hagiografen van de avant-garde geschreven. Niet zelden was de wens ondertussen niet alleen de vader, maar ook de auteur van de gedachte geworden. De avant-gardestudie kreeg zo vrijwel direct een nogal romantische invulling.
An Paenhuysen laat in haar inleiding zien dat zij zich bewust is van alle bezwaren die op de avant-gardegeschiedschrijving rusten. Zij gaat nog een stap verder als ze suggereert dat ? zeker in het geval van de relatief obscure casus van de Belgische avant-garde ? de theorie lange tijd de studie van het object in de weg heeft gestaan. Volgens de algemeen aanvaarde theorieën kan de Belgische avant-garde immers alleen maar tegenvallen. De productie was veel te laag, de pogingen om het eigen huis te verlaten, of zelfs op te blazen waren lang niet radicaal genoeg en tot overmaat van ramp wordt de Belgische avant-garde getekend door provincialisme. Het verfrissende van dit boek is dan ook dat Paenhuysen niet op zoek gaat naar wat er aan avant-garde in België te vinden is, maar dat zij onderzoek doet naar hoe de avant-garde in België eruitziet. Het lijkt een kleine nuance, maar deze ingreep brengt een immense verbetering teweeg. In tien compacte hoofdstukken, verdeeld over drie delen, laat Paenhuysen zien hoe er in België (en door Belgen in het buitenland) op de internationale avant-garde gereageerd werd. En dat levert een zeer interessant beeld op van een fascinerend complex amalgaam van kunststromingen.
De vraag is echter of Paenhuysen niet nog een stap verder had moeten gaan en in plaats van een Belgische avant-garde een Vlaamse en een Franstalige avant-garde had moeten onderscheiden. In het derde deel van haar boek komt de provincialistische reflex van sommige stromingen weliswaar aan bod, maar het gebruik van het woord 'provinciaal' geeft al aan dat het nationalisme ? hoewel niet afwezig ? toch een onderbelicht onderwerp is. En dat terwijl het verband tussen het Vlaamse, maar ook het Waalse én het Belgische nationalisme en de avant-garde een zeer interessante is, als hij al niet noodzakelijk te noemen valt.
Over het algemeen springt Paenhuysen zeer zorgvuldig om met het materiaal waaruit zij haar geschiedenis destilleert, maar hier en daar zorgt juist de wat onderontwikkelde aandacht voor het nationalistische element voor een aantal ongenuanceerde stellingen. Zeker als die stellingen het uitgangspunt vormen voor de verdere analyse, wordt dat hier en daar problematisch. Dit is bijvoorbeeld het geval als de schrijfster het naar aanleiding van Paul van Ostaijens bewogen verblijf in Berlijn over het activisme en het humanitair-expressionisme heeft. Hoewel Paenhuysen zich dus had voorgenomen zich niet door algemene avant-gardetheorieën te laten leiden, vervalt ze hier plots wel in een vorm van deterministisch denken. Omdat dé avant-garde tijdens de Eerste Wereldoorlog na een korte opstoot van patriottisme 'een radicale wending naar links' vertoonde, luidt haar conclusie dat Van Ostaijen 'dus' wel degelijk 'een vergissing' beging 'toen hij in 1916 verklaarde dat het "nieuwe geslacht" door nationalisme werd gekenmerkt'. Dat nieuwe geslacht werd immers ? zo suggereert Paenhuysen tenminste ? door het internationalisme of zelfs door het kosmopolitisme gekenmerkt. Maar hier laat de historica zich, hoewel ze daar eerder voor had gewaarschuwd, te veel leiden door een vooropgezette avant-gardeopvatting die onverenigbaar is met een radicaal nationalisme. Die vooropgezette opvatting klinkt overigens ook zeer letterlijk door als ze even verder schrijft dat het 'halfslachtige van het Antwerpse expressionisme' voor een groot deel 'te wijten' was aan de exclusieve oriëntatie op het Vlaamse engagement. Het tijdschrift Ruimte strekt in dezen tot voorbeeld. Dat blad ? getekend als het was door het activisme ? vertoont volgens Paenhuysen namelijk 'teleurstellend weinig coherentie'.
De vraag die hier onbeantwoord blijft, is welke norm er precies voor de verwijten en de teleurstelling zorgt. En bij uitbreiding gaat het om de wat ongemakkelijke vraag of er geen fundamenteel probleem schuilt in de opzet van dit boek als deze norm tot een uitspraak als de volgende kan leiden: 'Het verbond van flamingantisme en avant-gardistisch kosmopolitisme droeg vanaf het begin een tegenstelling in zich, die zich als onverzoenlijk uitte.' Dit is alleen waar in de clichématige opvatting waarin kosmopolitisme en avant-garde volledig over elkaar heen schuiven. Terwijl het interessante aan de Vlaamse avant-garde, maar ook aan de Italiaanse avant-garde, nu juist is dat een bepaald soort nationalisme, een nationalisme dat het romantische nationalisme van de vorige generaties in ieder geval had geproblematiseerd, maar in vele gevallen ook had afgezworen, juist de drijvende kracht was achter de avant-gardistische vernieuwing. Zonder flamingantisme was er in Vlaanderen nauwelijks een avant-garde geweest.
Een wat genuanceerder beeld van de Vlaamse avant-garde blijft ook verderop in het boek een groot gemis. Zonder dat Paenhuysen zich daar vermoedelijk van bewust is, wordt in het tweede deel van het boek stilletjes het officiële Belgische discours naar voren geschoven als norm. Het spreken van André de Ridder en Paul Gustave van Hecke, de twee belangrijkste promotors van de Vlaamse en Belgische avant-garde in de jaren twintig, wordt daar namelijk niet geproblematiseerd. Ze worden aan de hand van hun beider verleden als redacteurs van De Boomgaard clichématig getypeerd als fijnzinnige estheten die elke vorm van romantisch nationalisme verafschuwen. Dat beide mannen ook een verleden hebben in de Vlaamse Beweging blijft hier achterwege. En dat is jammer, want zo blijft hun bijna opportunistisch te noemen ideologische omslag van cultuurflamingant tot hyperbelgicist buiten beeld. Waar voor beide heren de cultuur ooit de waarborg was voor de Vlaamse ontvoogding, bleek het typisch Vlaamse element in de kunst van bijvoorbeeld Van den Berghe en Permeke alleen maar rendabel als uniek primitief element van het Belgische internationalisme. De Ridder en Van Hecke schakelden zich daarmee probleemloos in in het discours waarmee België al decennia probeerde om zich te profileren als multi-etnisch, maar eentalig Franstalige cultuurnatie. Terwijl het Vlaamsnationalisme het op de internationale markt niet echt goed deed, was het Belgische nationalisme ? vermomd als internationalisme ? dus zeer succesvol.
Die beweging is vaker te zien in de studie van Paenhuysen. Het nationalisme en de avant-garde sloten elkaar niet zozeer uit, maar het flamingantisme heeft wel meerdere internationale carrières in de weg gestaan. Niet ? zoals Paenhuysen zegt ? omdat het nationalisme onverenigbaar was met de avant-garde, maar wel omdat een al te doelmatig ingezet avant-gardistisch project moeilijk te verkopen was op de Parijse beurs. Daarom kon Van Ostaijen uiteindelijk niet naar de hoofdstad van de vooruitstrevende kunsten, en lukte Fernand Berckelaers dat pas toen hij er na een totale zelfverloochening, in de gedaante van Michel Seuphor heentrok.
Het is jammer dat De nieuwe wereld naast een Belgische focus en een provincialistische focus, niet ook een Vlaams- en een Waalsnationalistische focus heeft gekregen. De onvoorzichtige, vaak erg clichématige passages over de onverenigbaarheid van nationalisme en avant-garde ontsieren het boek, waarin voorts ook prachtige hoofdstukken staan. Vooral de hoofdstukken over de elitistische zwerver Jules Schmalzigaug en over de wat latere provinciale afdelingen van met name het surrealisme, zijn een verrijking voor de Belgische avant-gardestudies. In deze passages laat Paenhuysen zien dat ze niet altijd last heeft van structuurdwang. Noch Schmalzigaug, noch de Henegouwse surrealisten kunnen immers textbook avant-gardisten worden genoemd. Daarom is het des te opmerkelijker dat er aan de tolerantie voor afwijkingen toch een grens blijkt te zitten, terwijl het zinniger lijkt om die tolerantie groter te maken.
De zwakte van het boek wordt daarmee ook zijn kracht. De nieuwe wereld laat namelijk zien dat de sleutel tot de bestudering van de volledige Belgische avant-garde, een project waartoe dit boek een goede eerste aanzet is, schuilt in de verdeeldheid. Maar het is geen verdeeldheid die stiekem toch een eenheid in zich schuilhoudt. Nieuw onderzoek naar de wonderlijke verzameling van Belgische avant-gardistische kunstenaars zou een radicaal gedifferentieerd uitgangspunt moeten krijgen. Dat vergt wel de moed om toe te geven dat de avant-garde op zich een inhoudsloos gegeven is, dat op vele manieren kan worden ingevuld. Een dergelijke aanpak heeft als voordeel dat alle avant-gardes ? de meervoudsvorm dringt zich op ? serieus genomen kunnen worden. Alleen in een comparatieve of zelfs contrastieve studie komen de onderling vaak fundamenteel van elkaar verschillende avant-gardistische
strategieën volledig tot hun recht. Tot die tijd is De nieuwe wereld echter een zeer lezenswaardig boek. [Matthijs De Ridder]
Redactie Vlabin-VBC
De Vlaamse historica An Paenhuysen schreef een geschiedenis van de Belgische avant-garde. In tien compacte hoofdstukken, verdeeld over drie delen problematiseert zij de beeldvorming, door enerzijds de marginaliteit te benadrukken en anderzijds heel België als onderwerp te nemen. Het verhaal van de Belgische avant-garde is er een van een (mislukte) poging om het vertrouwde huis te verlaten en het vreemde te omarmen. Daarbij krijgt vooral het lokale aspect van de avant-garde veel aandacht. Het boek is een uitdagende geschiedenis, waarin veel nieuwe elementen zijn verwerkt en die veel stof tot discussie én verder onderzoek levert. Vooral de vraag of de Belgische i.p.v. een Franstalige en Vlaamse invalshoek niet alsnog een te globaal beeld oplevert, werpt zich op. Het boek is niet alleen gericht op een academisch publiek. Het is zeer toegankelijk geschreven en is uitermate geschikt voor de niet ingevoerde, maar geïnteresseerde lezer. Prettige lay-out, aangename bladspiegel, gezien het onderwerp zuinig geïllustreerd. Voorzien van een uitgebreide bibliografie, eindnoten en een namenregister.
Suggesties
Krijg een e-mail wanneer dit item beschikbaar is
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.