Een wereld vol patronen : de geschiedenis van kennis
Rens Bod
Rens Bod (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Bakker, 2010 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : SOCIALE WETENSCHAPPEN : 300.4 RENS |
31/12/2011
Wetenschappers die we niet mogen vergeten
Wat weet u van Panini? Wat kunt u vertellen over Chen Kui? Geef vijf trefwoorden over Hucbald. Als de kandidaten in de finaleronde van De allerslimste mens ter wereld deze drie namen voorgeschoteld zouden krijgen, is de kans relatief groot dat het verrassend stil zou blijven in de studio's van Woestijnvis. Geen ervan wordt immers verondersteld tot de parate kennis te behoren van de gemiddelde bekende Vlaming die in het intussen klassieke televisiespelletje nu eens mag scoren en dan weer afgaan. Het historisch belang van de drie genoemden is nochtans ontelbare malen groter dan dat van de namen waarmee Erik Van Looy zijn kandidaten doorgaans confronteert: wat weet u van Lindsay Lohan? Wat kunt u vertellen over Barbara Streisand? Geef vijf trefwoorden over Gilbert Bécaud.
Deelnemers aan De allerslimste mens die toevallig ? je weet maar nooit ? ter voorbereiding van hun deelname De vergeten wetenschappen van de Nederlandse linguïst en computerwetenschapper Rens Bod zouden hebben gelezen, hadden nochtans wel kunnen antwoorden op de drie vragen waarmee ik deze recensie begon. Panini is een Indisch taalwetenschapper die ergens tussen de zevende en de vijfde eeuw voor Christus moet hebben geleefd in wat nu Afghaans grondgebied is en die door taalkundigen vandaag wordt gezien als de vader van hun discipline. Hij is de auteur van een grammatica van het Sanskriet die volgens Bod nog steeds 'onovertroffen' is. Het systeem dat aan het gebruik van het klassieke Sanskriet ten grondslag ligt, wordt volgens Panini gestuurd door 3959 regels die de sprekers van de taal in staat stellen een in wezen oneindig aantal grammaticaal correcte uitspraken te doen. In Europa werd Panini pas in de negentiende eeuw een naam van formaat, maar in de Indische wereld is zijn faam altijd bijzonder groot geweest.
De tweede naam in mijn lijstje is die van een Chinees retoricus uit de twaalfde eeuw van onze tijdrekening. Chen Kui is de auteur van Wen Ze, de 'Regels van het schrijven', een traktaat waarin uit een reeks meesterwerken van de Chinese letterkunde de regels van de schrijfkunst worden afgeleid. Bod bestempelt Wen Ze als de oudst bekende kwantitatieve stijlanalyse in de literatuurwetenschap en vergelijkt het traktaat met de in het Westen veel bekendere Institutio Oratoria, het handboek van de redenaar dat Quintilianus in de eerste eeuw na Christus opstelde en dat eerst in fragmentarische vorm in de middeleeuwen doorwerkte, om dan bij de herontdekking van het volledige manuscript de retorica van de vroegmoderne tijd te domineren. De 'Regels van het schrijven' is volgens Bod 'zonder twijfel het origineelste retorische traktaat' van de middeleeuwen. Dat nauwelijks iemand het kent in het Westen noemt hij 'een pijnlijk getuigenis van de onverschilligheid ten aanzien van de geesteswetenschappelijke activiteiten buiten Europa'.
Met Hucbald, de derde naam waarmee ik de lezer overblufte, zijn we iets dichter bij huis. Maar zelfs in eigen land zal deze sant (ca. 840-930) wellicht weinig belletjes doen rinkelen. De Vlaamse Benedictijner monnik ? nou ja, hij was afkomstig van Saint-Amand bij Fleurus, waar hij in verschillende fasen van zijn leven in de plaatselijke abdij werkzaam was ? is volgens Bod nochtans de auteur van het eerste traktaat in de Europese muziektheorie, De harmonica institutione. In die tekst wordt aan de hand van bekende hymnes uiteengezet hoe de afstanden tussen verschillende tonen tot een systeem van harmonische klanken leidt. (Daarnaast is Hucbald ook de auteur van een vermakelijke lofzang op de kaalheid, opgedragen aan Karel de Kale. In De allerslimste mens zou dat detail er zeker ook bij staan.)
Hucbald heeft meer met Panini en Chen Kui gemeen dan op het eerste gezicht lijkt. Net als de Indische taalkundige en de Chinese retoricus is de Vlaamse monnik een menswetenschapper die in het empirische materiaal dat voorhanden is ? alle mogelijke uitingen in het Sanskriet, Chinese literaire teksten, Gregoriaanse hymnen ? een aantal significante patronen ontdekt en zich de vraag stelt op grond van welke theoretische principes en conceptuele regels die patronen gerealiseerd worden. Dat is grosso modo de opvatting van wetenschap die Rens Bod hanteert om in zijn boek een onderscheid te maken tussen wie wel en wie niet ter sprake gebracht moet worden. In wezen is het domein dat Bod met dit boek wil bestrijken immers ongemeen breed, zodat een selectie noodzakelijk is. Doel van zijn boek is een historisch overzicht te geven van wat er in de geesteswetenschappen zo al is gepresteerd, vanaf de 'geboorte' van die wetenschappen in de oudheid (rond 600 voor Christus) tot vandaag, 27 eeuwen later. Niet alleen chronologisch maar ook geografisch legt Bod zich weinig tot geen restricties op. Zijn verhaal beperkt zich niet tot de geschiedenis van de geesteswetenschappen in wat we vandaag als Europa zouden omschrijven. Hij kijkt daarnaast ook nog eens naar die andere beschavingen die voor de geschiedenis van de wereld niet van minder belang zijn geweest dan de klassiek-christelijke: de Chinese beschaving, de islambeschaving en de beschaving van het Indiase subcontinent. In sommige hoofdstukken komen we ook nog eens de namen van Afrikaanse wetenschappers tegen.
De ondertitel van Bods boek luidt 'een geschiedenis van de humaniora'. Met die 'humaniora' worden in eerste instantie de wetenschappen bedoeld die in het huidige universitaire jargon bekend staan als 'alpha'. De bètawetenschappen zijn volgens diezelfde academische classificatie de 'harde', exacte wetenschappen die de studie van de natuur tot hun onderwerp hebben (de scheikunde, de biologie, de wiskunde...) en de gammawetenschappen die disciplines die het menselijke gedrag en de maatschappelijke organisatie ervan bestuderen (onder meer economie, sociologie, antropologie en rechten). In zijn boek schetst Bod de geschiedenis van niet minder dan acht alphadisciplines: taalkunde, geschiedenis, filologie, muziektheorie, kunsttheorie, logica, retorica en poëtica. Het zijn disciplines die producten van de menselijke geest bestuderen, uitingen van cultuur zeg maar, en Bod geeft de grote lijnen aan van de ontwikkelingen die ze doormaken in vier chronologisch gescheiden periodes, die zijn lijvige boek segmenteren in evenveel delen: de oudheid, de middeleeuwen, de vroegmoderne tijd en de moderne tijd.
Bod toont zich in zijn boek meer geïnteresseerd in bepaalde aspecten van deze disciplines dan in andere. Zoals ik al zei, is het hem vooral te doen om die manifestaties van geesteswetenschappen, waarin de onderzoeker op grond van empirische gegevens theorieën ontwikkelt die niet alleen beschrijvend kunnen tonen hoe iets in elkaar zit, maar uiteindelijk ook voorschrijvend kunnen aangeven hoe iets moet worden gemaakt ? de stap naar de bètawetenschappen, die in hun kennisproductie vervolgens ook nog gaan voorspellen hoe iets zich zal gedragen, is in deze snel gezet. En inderdaad, Bod heeft in dit boek een duidelijke voorkeur voor die alphaproductie die dichter bij de harde wetenschappen ligt dan andere: een bepaalde formele vorm van taalkunde, de muziektheorie en de logica zijn disciplines waarover hij binnen zijn kader naar mijn gevoel zinvoller dingen kan zeggen dan over wetenschappen die zich op het particuliere van een bepaald cultuurproduct richten. Bods behandeling van de geschiedschrijving als wetenschap toont dat naar mijn gevoel het duidelijkst aan: over historici die in het verleden patronen zoeken en vinden heeft hij wel iets te zeggen, over historici die een bepaald onderdeel van het verleden bestuderen om wat het op zijn singuliere manier is, veel minder. Wetenschap is voor Bod pas wetenschap als ze fenomenen ziet in functie van de structuren en regels waarvan die fenomenen functies zijn. Het is geen toeval dat hij in zijn bespreking van de 'humanities' vandaag de dominante stroming van het poststructuralisme omschrijft als 'patroonverwerpend'. Poststructuralisten verwerpen geen patronen, ze zeggen gewoon dat patronen opgelegd worden aan de werkelijkheid en dat er altijd fenomenen zijn die aan die patronen ontsnappen (in die zin zijn het consequente structuralisten). Bod zelf lijkt me van een andere overtuiging uit te gaan: de patronen die gevonden worden, lijken voor hem bijna deel uit te maken van het onderzochte materiaal.
Deze kritiek neemt niet weg dat ik De vergeten wetenschappen een echte tour de force vind, niet alleen door de omvang van het materiaal dat Bod hier samenbrengt (ik zie het maar weinigen hem nadoen), maar ook door de manier waarop hij dat materiaal heeft gesystematiseerd. Een echte geschiedenis van de menswetenschappen krijgt de lezer hier weliswaar niet ? de besproken theorieën en theoretici worden zelden echt in een historisch verband geplaatst ? maar wel een beredeneerd verhaal over parallelle ontwikkelingen en andere lijnen die niet alleen betekenis geven aan het belang van de menswetenschappelijke arbeid, maar ook suggereren dat er binnen de humaniora sprake is van vooruitgang. Het boek is niet geschreven als zomaar een apologie van de alphawetenschappen, maar wel het herkenbare product van iemand die gelooft in het belang van deze disciplines. Het is een erg geëngageerd boek waarvan intussen ook een Engelse vertaling is aangekondigd. Ik hoop van harte dat de globale geschiedenis die Bod hier onderneemt, door deze vertaling ook een echt mondiaal succes mag worden. En ik hoop tegelijk dat het door dat succes nieuw onderzoek zal genereren in de disciplines die er centraal in staan, en waarvan men in sommige kringen van het academische bestel vandaag inderdaad wel eens het bestaan vergeet. [Jürgen Pieters]
Niek van der Worff
Dit boek beschrijft heel specifiek de aard, structuur en ontwikkeling van de alfawetenschappen. Het gaat in op de geschiedenis van deze vakgebieden en op uiteenlopende denkbeelden over hun plaats en taak. Vaak zijn de alfawetenschappen of humaniora niet zichtbaar in de samenleving, dit in tegenstelling tot het empirisme en rationalisme van de bètawetenschappen. De alfageschiedenis wordt in deze uitgave niet beperkt tot de negentiende of twintigste eeuw, maar begint eigenlijk al in de klassieke oudheid. De lezer krijgt zodoende een breed interdisciplinair inzicht. Een scala van methodologische en filosofische stromingen passeert de revue. Het boek heeft een brede integrale opzet, is helder geschreven en richt zich niet alleen op de alfawetenschappen, maar als contrast ook op de filosofie en historie van de bètawetenschappen. Als je dit boek leest, snap je niet hoe het komt dat er nooit eerder zo'n geschiedenis van de alfawetenschappen is geschreven. Het geheel is voorzien van een beperkt aantal illustraties in zwart-wit, een literatuuroverzicht en andere gerelateerde bijlagen. De auteur is hoogleraar cognitiewetenschappen.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.