Alexamenos aanbidt zijn God : theologische essays voor sceptische lezers
Erik Borgman
Erik Borgman (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Pelckmans, 2009 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 230.3 BORG |
31/12/2010
Cultuurtheologie. Twee decennia geleden zou deze term intellectueel waarschijnlijk zijn weggelachen of afgedaan als verkapte theologie en dus alleen maar voer voor religieus gelijkgestemden. Dat theologie ooit nog een rol zou spelen in de culturele en politieke analyse leek een anathema in de seculiere samenleving. We maken echter een spectaculaire comeback mee van de religie als bepalende maatschappelijke factor. Het zogenaamde islamdebat is daar de meest zichtbare, maar zeker niet de enige manifestatie van. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de theologie zich intussen gemeld heeft als reflectief-kritisch discours over die terugkeer.
Het minste wat je kan zeggen van de cultuurtheologie zoals die door de Nederlandse lekendominicaan en hoogleraar theologie Erik Borgman bedreven wordt, is dat zij stellingen formuleert die haaks staan op de gangbare opvatting over de verhouding tussen religie enerzijds en politiek en openbaarheid anderzijds. In die opvatting moeten religie en geloof zoveel mogelijk privéaangelegenheden blijven om de neutraliteit van het publieke domein te vrijwaren. Religie wordt gezien als een bedreiging van die neutraliteit. De scheiding van Kerk en Staat is een van de verworvenheden en fundamenten van de moderniteit. Moet die dan nu volledig in vraag gesteld worden? Borgman pleit in elk geval voor een hernieuwde bezinning op de verhouding tussen religie en publiek domein. Hij staat daar zeker niet mee alleen. Ook de socioloog Jürgen Habermas houdt sinds een tiental jaar een pleidooi voor een dialoog tussen gelovigen en niet-gelovigen. Zijn we intussen dan terechtgekomen in een postseculiere samenleving en wat betekent dat dan?
Volgens Borgman wordt de moderne samenleving niet zozeer geconfronteerd met 'maatschappelijke problemen', maar staat ze zelf op het spel. Ze moet zich opnieuw 'formeren'. We zijn in een zo diepe crisis terechtgekomen dat de discussie niet langer gaat over de middelen om een bepaalde samenleving te realiseren, maar over de vraag welke samenleving we nu eigenlijk willen en welke waarden we willen belijden. En precies bij het formuleren en beantwoorden van die vraag kan en moet religie een rol spelen, aldus Borgman, omdat religie waarden formuleert en zich richt op waarheid, en niet enkel bezig is met doelrationaliteit. Religie kan ons, gelovigen én niet-gelovigen, helpen om het goede leven te omschrijven. Bij Borgman wordt religie dynamisch geïnterpreteerd.
Borgman beaamt de stelling van Habermas dat de democratische samenleving niet wordt samengehouden door gemeenschappelijke opvattingen, maar door het democratische proces zelf. Zijn essay is een lang pleidooi voor de ontwikkeling van wat hij (met een term van de Amerikaanse socioloog Jeffrey Alexander) de civil sphere noemt. In die sfeer, waarin tegenstrijdige belangen met elkaar geconfronteerd worden, bouwt de samenleving zichzelf op.
Religie kan en moet in die sfeer een rol spelen. Borgman rekt de betekenis van het woord religie zover op dat het soms synoniem lijkt te worden van die publieke sfeer: 'Religie is niet wat buiten spel moet worden gezet om de ruimte te krijgen naar waarheid te zoeken. Religie is zelf de ruimte om naar waarheid te zoeken.' Voor Borgman staat religie niet voor een statisch, gesloten en exclusief systeem van geloofswaarheden en --praktijken. Religie is het besef dat God altijd groter is dan eender welk religieus discours. God als waarheid overstijgt iedere religie en dwingt gelovigen op die manier om zich actief te verhouden tot anders-gelovigen. Wat Borgman hier formuleert is eerst en vooral een oproep aan alle gelovigen ter wereld om hun eigen geloof te relativeren, in elk geval om het in een breder niet-exclusief perspectief te plaatsen, om zich te laten bekijken door de ogen van anderen, zoals hij het zelf formuleert. Het moge duidelijk zijn dat de exclusieve variant van geloof nog steeds zeer sterk is. Religie blijft vaak onderdeel van een identitaire reflex en sluit zich af van de bredere maatschappelijke discussie.
Borgman probeert daarom ook de religie opnieuw te 'formeren'. Dat past binnen zijn dynamische visie op mens en maatschappij. Op bepaalde ogenblikken krijg je zelfs de indruk dat hij dit proces van permanente verandering met het woord 'God' aanduidt. De diepe maatschappelijke crisis en ons 'zoeken en modderen' zijn voor Borgman de 'barensweeën' van het komende koninkrijk van God. 'In de botsingen van alle verschillende blikken en visies, overtuigingen en opvattingen, en in de onmogelijke samenhang die deze botsingen openbaren, komt religieus gezien God aan het licht en wordt maatschappelijk gezien toekomst geopend. Daarom kunnen kerk en staat, religie en politiek wel gescheiden worden, maar zijn ze tegelijkertijd intiem met elkaar verbonden.'
Op andere plekken is het duidelijk dat religie voor Borgman christelijke religie betekent. De opdracht van dat christelijke geloof is om zich voortdurend opnieuw te identificeren met de uitgeslotenen, de onmachtigen, met hen die geminacht worden, met de barbaren. Hij vindt die houding terug bij figuren als Bartolomé de Las Casas, die zich in de zestiende eeuw verzette tegen de onmenselijke behandeling van de indianen door de Spaanse veroveraars, Walter Rauschenbusch, oprichter van de 'Social Gospel'-beweging in de VS, Martin Luther King en Barack Obama. Geloof is een proces van vertrouwen en van lange adem. De waarheid licht immers niet altijd op daar waar we ze verwachten en ook niet zo snel en helder als we zouden willen, maar 'in het gemodder is God reëel aanwezig en breekt het koninkrijk van God zich baan.'
Het is eigen aan cultuurtheologie dat analyses in het gebruikelijke cultuursociologische jargon plots uitlopen op een citaat uit de evangelies of op een notie als 'het koninkrijk van God'. Dat komt enigszins bevreemdend over, maar wellicht moet er rekening mee gehouden worden als het grote maatschappelijke debat iedereen wil aanspreken? Door de notie van God als een soort 'onderzoeksprogramma' te beschouwen, test Borgman het maatschappijkritische potentieel van religie én de capaciteiten om er een toekomstvisioen mee te helpen ontwerpen. Daar kan ook een niet-gelovige niets op tegen hebben. [Erwin Jans]
Dr. Taede A. Smedes
Dit boek van de bekende katholieke theoloog Borgman is een proeve van 'publieke theologie' welke op basis van de christelijke traditie een visie ontwikkelt op de samenleving en de cultuur, en hoe daarin en als deel ervan te handelen. Voor Borgman is geloof geen privézaak die geen rol meer mag spelen in de publieke sfeer, maar is geloof juist onmisbaar voor onze democratische samenleving als 'geloof in, hoop voor een liefde temidden van en als grondslag voor de wereld waarin wij leven'. In de zeven hoofdstukken van dit boek laat Borgman zien welke bijdrage religie levert aan het denken over onder andere multiculturaliteit, waarheid en goedheid, democratie en beschaving. Borgman ziet geloof niet als vervanging van politiek, maar juist als ruimte waarbinnen politiek mogelijk wordt. Centraal staat dat voor een op de toekomst gerichte politiek, geloof noodzakelijk is als spreken over en een visie op het goede leven. De hoofdstukken zijn essayistisch geschreven, soms lastig en breedsprakig, en neigen naar een religieus idealisme, maar ze zetten ook aan tot nadenken voor wie durft. Zonder index.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.