Het martyrium
Elias Canetti
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Querido, 2010 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : HAME |
31/12/2010
De ondertitel van de nieuwe bundel van Jacques Hamelink, een canto, plaatst de bundel meteen in een roemrijk literair verleden en laat uitschijnen dat aan deze bundel een groots en ambitieus plan ten grondslag ligt. Een canto, dat zang betekent, is een vorm van verdeling binnen een lang verhalend gedicht, en in het bijzonder een episch gedicht. Zo bestaat de Divina Commedia van Dante uit honderd canto's. Een moderner voorbeeld van het genre vormen The Cantos van Ezra Pound .
Meteen blijkt die ondertitel deze bundel ook te problematiseren. Wanneer we uitgaan van bovenstaande definitie, dan blijkt deze bundel hecht gestructureerd in honderd canto's. De bundelt telt immers drie grote afdelingen waarin elf Romeins genummerde reeksen worden ondergebracht. Elke reeks bevat een trio van drie gedichten, op de elfde reeks na waaraan een extra, tiende gedicht is toegevoegd. Dat maakt dat deze bundel in totaal honderd gedichten of zangen telt. Deze zorgvuldig gecomponeerde architectuur wordt nog versterkt door het feit dat elk afzonderlijk gedicht steevast bestaat uit acht versregels die steeds twee aan twee afgedrukt worden. Tegelijkertijd bestempelt Hamelink de bundel in zijn geheel als een canto of zang, daarmee de nadruk leggend op het belang van het geheel over de delen. Door deze bundel een canto te noemen, schrijft hij hem eveneens in als onderdeel in zijn gehele oeuvre.
Dat oeuvre wordt door diverse critici vaak omschreven als hermetisch. Nochtans bieden zijn gedichten zoveel ingangen en aanknopingspunten dat van gesloten gedichten geen sprake kan zijn. De erudiete verwijzingen vragen aandacht en inspanning van de lezer (af en toe moet er al eens iets opgezocht worden), maar vormen zelden dichtslaande deuren die de lezer buitensluiten. De verwijzingen zijn vaak sporen van een wereldgeschiedenis waaraan de individuele geschiedenis van de dichter gekoppeld wordt. In feite schrijft Hamelink aan een persoonlijke geschiedenis in het licht van het grotere geheel. Het complexe resultaat dat een dergelijke schriftuur oplevert, komt sterk tot uiting in bijvoorbeeld het gedicht 'Soldaat uit het Zwarte Woud' uit het trio 'Gewapenderhand':
Dat in bepaalde jaren de sprinkhanen grover en sterker geboren worden
en meer bij machte grote gebieden te teisteren dan in andere ondervinden ze.
Temidden van de jool aangericht door de tapijtvreter zegt men die Europa
overweldigd heeft zit op de keukenstoel de soldaat, onderhands het wapen.
Het wapen reikt hij. Dat ik, omdat ik het zo graag wil, tussen onze ogen en
lippen wonderlijk wondbare afgesprokenheid gaand, van hem vast houden mag.
De Hunnen zijn op hen neergestreken. De basis van deze Hun zijn glimlach
zijn tanden, welmogelijk witter wezend dan de pepermunt die hij me geeft.
Hoewel de wereldgeschiedenis aan bod komt in dit gedicht omdat de inval van het Duitse leger vergeleken wordt met een Bijbelse sprinkhanenplaag, blijkt in de concrete geschiedenis van de jonge dichter het onderscheid tussen vriend en vijand te vervagen. Hij mag vanuit een vertrouwen dat gegroeid is vanuit mond en ogen het wapen van de vijand vasthouden.
Het is deze complexe verhouding tussen wereldgeschiedenis en persoonlijke geschiedenis die in deze honderd gedichten gestalte krijgt in beschrijvende verzen die vaak gebruik maken van een onuitputtelijke woordenrijkdom. Germania wordt in deze bundel dan ook niet beperkt tot de geografische aanduiding van Duitsland. Het gaat veeleer om een spirituele of culturele ontwikkeling waarin de fascinatie voor de Bijbel, oude legenden en mythen over de Germaanse goden, de Edda en de gedichten van Hölderlin of de identificatie met de moeder, mystici, en heiligen hun eigen plaats krijgen.
De schriftuur van Hamelink slaagt er wel in de wereldgeschiedenis en de persoonlijke geschiedenis te vervlechten tot een persoonlijke mythologie, maar slaagt ze erin het verleden en de spiritueel-culturele ontwikkeling omvat in de term 'Germania' daadwerkelijk te achterhalen? Het onvoorspelbaar geworden verzinsel speelt misschien nog de grootste rol in deze poëzie. Ik citeer het voorlaatste gedicht `Geïllumineerde autograaf, in fractuur`:
In het steekspel tussen mythische potentie en historische accuratesse zal
bij jou en mij het verzinsel, me onvoorspelbaar gewordende, altijd winnen.
Verven, kleurige inkten op perkament hielden me gelogen. De jachtstoet van
Dagobert op stoot op de vlakte bi Antwerpen schoot me daareven te binnen.
Zag op, omraamd, op de rijksschoonheid. In embarras tussen sneeuw van Bohemen
daaraan ik hing, Pisaans oogpijnmarmer en de lichtkracht van altaarlinnen.
Gepend deze 8 regels, onder het copiëren Physiologiarius, voor Perchta;
gedaan met goudverf waarin gestolten drakebloed opgelost, dienst aan de minne.
Dit gedicht kan op verschillende manieren gelezen worden, maar ik kies graag voor de optie die de ambitieuze opzet van deze bundel aan het einde relativeert. Vooral het laatste vers kan gelezen worden als uitgesproken door een dichter die de mythologisering en het verhevene van de dichtkunst achter zich laat om zich aan de (wereldse) liefde te wijden. Het is een verlucht zelfportret met een breuk, het gedicht breekt met de bundel.
Jacques Hamelink voegt met Germania, een canto een belangrijke bundel aan zijn oeuvre toe. De lezer mag dankbaar zijn dat er tegenwoordig nog zo eigenzinnig gedicht wordt. [Patrick Peeters]
T. van Deel
Jacques Hamelink (1939) is een interessante, in zekere zin meeslepende dichter die al meer dan veertig jaar onbekrompen poëzie (en ook proza, drama en essay) publiceert. Zijn verve ligt in zijn taalgebruik, in het bloemrijke en verwikkelde, ook in de verborgen verwijzing en de aansluiting bij al dan niet bekende wereldpoëzie. In 'Germania' heeft hij zich op de Germaanse wereld geworpen, van Germaanse mythologie tot Hölderlin en Tweede Wereldoorlog. Het is beslist een intrigerende 'canto', maar anderzijds heeft de woordenvloed, bij herhaling volgens hetzelfde procede (adjectivisch, vervreemdend werkend met inversies en expresselijke klankovereenkomsten) iets ondoordringbaars en al te opzettelijks. “Merels, in de losse pereklimop rakelend, pikken klimopbessen. / Astrante frêle flierefluitertjes doen fragiele wissen wiegen. // Het gesuikerkorrel overritst de hortensia haar bruin pakpapier. / Verdorde lavendelstrostengels hebben blanke bloemkroon gekregen. […]” Dit is een soort taalkunst waarbij het eind zoek is en vrijblijvendheid door de taaljool op de loer ligt; in elk geval is het een weinig communicatieve manier van poëtisch taalgebruik. Maar daarom natuurlijk niet verwerpelijk. In het ergste geval kunt je er weinig kanten mee op.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.