Fundering voor de metafysica van de zeden
Immanuel Kant
Immanuel Kant (Auteur), Jabik Veenbaas (Vertaler), Willem Visser (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Boom, cop. 2009 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : FILOSOFIE : 156.2 KANT |
31/12/2010
Nadat Kant in de Kritiek van de zuivere rede de grenzen van het menselijke kenvermogen strikt had afgebakend, stond hij voor het probleem van de mogelijkheid om een ethiek te funderen binnen de strenge newtoniaanse natuurcausaliteit die hij aanhing. Om moraalfilosofische scepsis of zelfs nihilisme te vermijden, voerde Kant een strikte scheiding door tussen de zintuiglijke en de verstandelijke wereld, of ? vanuit moraalfilosofisch oogpunt ? tussen 'zijn' en 'moeten'. Daarenboven postuleerde Kant in zijn Kritiek van de praktische rede de voorrang van de ethiek op de kennis: als moreel handelend wezen is de mens verheven boven de zinloze natuurtoestand en als dusdanig vrij. Kant realiseerde zich dat hij daarmee de mens tot burger van twee radicaal gescheiden werelden had gemaakt. Zijn Kritiek van het oordeelsvermogen is een poging om beide werelden weer met elkaar te verbinden. Kant vond die brugfunctie bij het oordeelsvermogen, dat als derde kenvermogen bemiddelend moest optreden tussen verstand en rede.
Kants derde Kritiek kent dezelfde strenge opbouw als de vorige, maar valt uiteen in twee grote delen. Het eerste deel, over het esthetische oordeelsvermogen, is bekend geworden als een systematische aanzet tot een moderne esthetica. Het zou echter verkeerd zijn Kants esthetica te beschouwen als iets wat op zich staat. Niet alleen dit traktaat over het oordeelsvermogen, maar ook heel Kants kritische ? en volgens mij zelfs zijn zogenaamde 'voorkritische' ? filosofie vormt immers een totaalsysteem.
Overeenkomstig zijn 'transcendentale' wijsgerige methode, gaat Kant in het eerste deel op zoek naar de mogelijkheidsvoorwaarden van esthetische oordelen over het 'schone' en het 'verhevene'. Het oordeelsvermogen heeft geen bewijskracht, aangezien esthetische oordelen slechts de smaak van het individu uitdrukken. Aangezien de esthetische ervaring echter berust op het harmonieuze, vrije samenspel van verstand en verbeeldingskracht, inherent aan elk redelijk wezen, kan het esthetische oordeel toch op een vorm van algemene geldigheid aanspraak maken. De ervaring van het verhevene daarentegen, is betrokken op het oneindige, het mateloze, de totaliteit. Volgens Kant kunnen we door het samenspel van verbeeldingskracht en rede datgene wat onze zintuigen niet kunnen bevatten (zoals monumentale gebouwen of oceaanstormen) in een doelmatig geheel plaatsen, in het besef van onze vrijheid als morele wezens die zich boven de natuur kunnen verheffen. De kier naar de religie staat altijd open in Kants formalistische denksysteem, maar ook het antropocentrisch verlichte wereldbeeld ervan manifesteert zich hier nadrukkelijk.
In het tweede deel wordt dit nog duidelijker, wanneer Kant uit zijn onderzoek van het teleologische oordeelsvermogen besluit dat het ultieme doel in de natuur de mens als moreel subject is, die zijn vrijheid verwerkelijkt door zelf zijn doelen te kiezen, gebruikmakend van de natuur. Deze bekwaamheid definieert Kant als 'cultuur'. 'Zijn' en 'moeten' worden zo met elkaar vervlochten.
De Kritiek van het oordeelsvermogen is een uitermate rijk werk, complex maar onontbeerlijk om Kants kritische programma te doorgronden. [Hedwig Billiet]
Drs. P.W.A. Stuurman
Kant (1724-1804), Duits Verlichtingsfilosoof, onderzoekt het zijn. 'Kritiek van het oordeelsvermogen' over voelen en verbeeldingskracht, is het derde en verbindende werk van een denkbouwwerk en komt na een onderzoek over denken en kennen, in 'Kritiek van de zuivere rede'* en een onderzoek over willen en handelen in 'Kritiek van de praktische rede'**. Oordeelskracht is het vermogen om het bijzondere te zien in termen van het algemene. Die kracht kan worden toegepast vanuit een casus en wordt veralgemeniseerd of omgekeerd. We werken in het oordelen met onze gevoelens en die zijn, zegt Kant, gevoelens van lust danwel onlust en streven een doel na, bijvoorbeeld bevrediging. En daarmee blijft die oordeelkracht steken in het persoonlijke. Waar wel algemene oordelen gegeven kunnen worden, zegt Kant, is in de kunst: je wilt graag een ander op gronden van harmonie in het voorwerp zelf bijvoorbeeld kunnen overtuigen (niet overreden) dat iets mooi is. In de natuur vind je ook harmonie en doelmatigheid. Maar er blijft ruimte voor verder onderzoek naar de overtuiging die uitgaat van het object. Dit verzorgd uitgegeven werk van een topmoment in het Europese denken is in helder en fantasierijk Nederlands vertaald, voorzien van een instructieve inleiding, noten, register en leeslint.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.