Faust : een en twee
Johann Wolfgang von Goethe
Johann Wolfgang von Goethe (Auteur), Pim Lukkenaer (Vertaler)
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Niet beschikbaar |
Het Spectrum, [2009] |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : VONG |
Alexandra De Vos
2/ei/02 m
Het is weinigen gegeven om in hun eentje de cultuur van een continent te beïnvloeden, en dat te blijven doen - zelfs eeuwen na verscheiden. Daar moet je Shakespeare voor heten, of Napoleon, of - om die beroemde tijdgenoot van de kleine keizer te noemen - Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832).
Goethe stond in zijn jonge jaren aan de wieg van de romantiek. Daarin legde hij een tragische boreling: Werther, de geëxalteerde jongeman die zich vanwege een onbeantwoorde liefde een kogel door het hoofd jaagt. We kennen hem allemaal, hetzij van de originele roman ( Het lijden van de jonge Werther, 1774), hetzij van de copycats waarvan de populaire cultuur is doordrongen. Goethe had zelf gauw genoeg van dat gezwelg in emotie, en terwijl half Europa zich als Werther kleedde en lyrische natuurgedichten à la Goethe schreef, stortte de man zich in andere avonturen. Hij ontwikkelde een eigen kleurenleer, schreef metFaust het beroemdste Duitse drama aller tijden en inspireerde talloze schrijvers en filosofen met zijn aforismen en zijn kamerbrede persoonlijkheid.
Een echte man
De mensheid verheffen, de menselijke ziel doorgronden, schoonheid en kennis verspreiden in een geest van broederschap en openheid: dat en niets minder wilde Goethe. Het is geen wonder dat Napoleon - ook zo'n Europese geest met brandende ambities - een fan was. Tijdens een persoonlijke ontmoeting met het Duitse genie zou de veldheer gezegd hebben: ' Voilà un homme!'. Oftewel: ziedaar, een échte man.
En een échte man worden, daarover gaat het in een ander literair genre dat Goethe boven de doopvont hield: dat van de bildungs- of ontwikkelingsroman. Daarin volgen we de ontwikkeling van een jongen (of meisje) tot volwassen man (of vrouw), met alles wat daarbij komt kijken aan moeilijkheden en vreugdes. We kennen de ingrediënten al uit volksvertellingen: een archetypische naïeve jongeling - vaak het nakomertje van het gezin - wordt door penibele omstandigheden gedwongen de wijde wereld in te trekken en daar zijn geluk te zoeken. Na een reeks beproevingen en botsingen met autoriteiten en ander slecht volk valt hem wijsheid en een meisje ten deel, misschien zelfs een heuse prinses. En uiteraard wordt hij ingehaald als volwaardig lid van de samenleving. Eind goed, al goed.
Zo geschiedt het ook in Goethes fameuzeWilhelm Meisters leerjaren (1795). De melkmuil van dienst is het burgerzoontje Wilhelm Meister, door zijn vader voorbestemd om diens handelszaak voort te zetten. De geloofsbelijdenis van een handelaar is simpel, weet Wilhelm: 'Zaken doen, geld verdienen, plezier maken met de jouwen en je om de rest van de wereld alleen maar bekommeren voor zover die je tot nut kan zijn.' Terwijl Wilhelm in vuur en vlam staat voor het goede en het schone, en een even vaag als onontkoombaar verlangen heeft: zichzelf als mens ontwikkelen. Het toneel lijkt hem daarvoor het geschikte middel, en algauw muist hij er tijdens een zakenreis van onder om zich aan te sluiten bij een rondtrekkend acteursgezelschap. Watervallen van taf, kartonnen rozenstruiken, de gezwollen ego's van zijn collega's: hij overleeft het allemaal zolang hij maar verliefd is op een of andere actrice, zolang hij gelukkig is met zijn eigen karamellenverzen.
Happy Hamlet
Maar dan breekt zijn verloofde zijn hart en ontdekt Wilhelm Shakespeare: onvermoede diepten strekken zich uit voor zijn verdwaasde ogen. De kracht en tederheid van de Engelse bard, diens inzicht in de menselijke natuur ('het is alsof hij alle raadsels voor ons oplost, zonder dat we kunnen zeggen: hier of daar staat het verlossende woord'), diens Hamlet en Ophelia: het zijn voor Wilhelm 'de opengeslagen, ontzagwekkende boeken van het Lot'. Als Wilhelm Hamlet wil spelen en de regisseur het publiek liever een happy end geeft dan een dode held ('Wie betaalt, kan eisen stellen') beseft Wilhelm dat het tijd is om zich ergens anders te gaan ontwikkelen.
Mysterieuze raadgevers die hij op zijn zwerftochten ontmoet, leiden Wilhelm naar het kasteel van de edelman Lothario. Met deze intelligente man en zijn al even wijze vrienden en vriendinnen voert Wilhelm voor het eerst in zijn leven échte, verheffende gesprekken. Hij vindt er zijn toekomstige bruid en leert dat passie voor het schone in evenwicht moet zijn met aandacht voor het nuttige en voor de medemens. Hoe hij zijn verdere bestaan zal invullen blijft onduidelijk, maar dat het over 'eeuwig zoeken en niet vinden' zal gaan, staat vast. 'Maar', voegt Goethe eraan toe, 'het is een prachtig, goedmoedig zoeken.'
Intellectuele grabbelton
Dat kalme vertrouwen en rotsvaste optimisme straalt je uit de heleWilhelm Meister tegemoet. Het is de lijm die een bonte verzameling van literaire vormen en ideeën bij elkaar houdt. Romantische gedichten, ironische overpeinzingen, een essay over Hamlet - het is aan te bevelen om met gedegen kennis van Shakespeare aan de start te komen - en een reeks beroemde aforismen, je vindt het allemaal in Goethes intellectuele grabbelton.
De beschouwingen over de volksverheffende kracht van toneel klinken nog altijd modern. 'Het is een verkeerde toegeeflijkheid om bij de massa gevoelens te wekken die ze hebben willen en niet die ze hebben moeten' of 'Een groot publiek verdient het gerespecteerd te worden, niet te worden behandeld als kinderen van wie je het geld wilt afpakken': daar kunnen de mediabazen van vandaag nog altijd van leren.
Goed, er is het wat kinderlijke verhaal met té veel onwaarschijnlijkheden en de rommelige structuur, maarWilhelm Meister gaat niet alleen over de wonderjaren van een melkmuil. We zijn hier getuige van de wonderjaren van een romangenre, en bij uitbreiding van een gedachtegoed dat het nog twee eeuwen zou volhouden. Op naar het licht, naar de ontwikkelde mens met verstand en hart op de juiste plaats. InWilhelm Meister is het een work in progress, en dat is het vandaag nog altijd.
JOHANN WOLFGANG (von) GOETHE
Wilhelm Meisters leerjaren.
Vertaald door Ria van Hengel, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 702 blz., 44,95 ? (e-boek 13,99 ?). Oorspronkelijke titel: 'Wilhelm Meisters Lehrjahre'.
De auteur: Duitslands beroemdste schrijver (1749-1832), de geestelijke vader van Werther en Faust.
Het boek: de groeipijnen van Wilhelm Meister.
ONS OORDEEL: een bonte verzameling van literaire vormen en ideeën.
¨¨¨¨è
Alexandra De Vos ■
30/09/2014
Wilhem Meisters leerjaren werd in de literatuurgeschiedenis vooral bekend, zeg maar gebetonneerd, als oervorm van de bildungsroman, het genre literatuur dat over persoonlijke ontwikkeling en sociale integratie gaat en vooral in de negentiende eeuw veel navolging vond.
Doorheen de acht delen van Wilhelm Meisters leerjaren raken de meest uiteenlopende protagonisten in discussie met elkaar over kunst en natuur, kunst en leven, en vooral over het onderscheid tussen echte kunst en datgene wat amateurs en zelfbenoemde ‘kenners’ ervan maken. Dat laatste is een fenomeen dat de moderne wereld teistert, maar dat ook de titelheld niet kan overstijgen. Het besef geen kunstenaar te zijn, alsook het besef dat kunst geen spiegel is waarin iedereen zichzelf kan waarnemen, is het leerproces dat Wilhelm Meister doorloopt. Hij is de zoon van een ondernemer, maar gepassioneerd door het theater wil hij als acteur, regisseur en zelfs drama-auteur zijn artistieke aspiraties waarmaken. Na een ongelukkige liefdesgeschiedenis met de actrice Marianne doolt Wilhelm rond en vindt aansluiting bij een aantal acteurs. Samen met hen probeert hij een professioneel theatergezelschap te vormen en stukken te ensceneren, wat telkens op een of andere manier misloopt. Op het einde van het vijfde hoofdstuk neemt Wilhelm een rustpauze van het theater en laat zich inzetten als bode, om een brief af te leveren aan een zekere Lothario. Deze man blijkt de deel uit te maken van de zogenaamde groep van de toren, een adellijke familie/gemeenschap die geheel volgens haar eigen humanistische principes leeft. Wilhelm raakt niet enkel in de ban van deze mensen en hun harmonische leefwereld; het wordt ook duidelijk dat zij vanaf het begin van zijn tocht, na de breuk met Marianne, zijn lotgevallen op de voet hebben gevolgd en zelfs bijgestuurd. De protagonist moet (net zoals de lezer) verbijsterd vaststellen dat ‘toevallige’ ontmoetingen en gebeurtenissen in feite geregisseerd waren. Het verhaal eindigt met Wilhelms vooruitzicht te trouwen met Nathalie, dochter en 'schöne Seele' van de familie, en zijn besluit: 'ik weet wel dat ik een geluk bereikt heb dat ik niet verdien en dat ik voor niets ter wereld zou willen ruilen.'
Het besef van de titelheld is mooi, maar weinig utilitair en net dat typeert Goethes roman, die bijna zevenhonderd bladzijden nodig heeft om te vertellen over een mislukt voornemen. Maar Wilhelm Meisters Leerjaren is geen louter het relaas over (n)iemands loopbaan. Het is een rariteitenkabinet van personages en situaties die zich rond Wilhelm afspelen en op allerlei vreemde manieren verstrikt zijn. Als een spookpersonage beweegt de alwetende verteller zich tussen alles door en brengt op poëtisch-gestileerde wijze de meest bizarre situaties in beeld. Die laconieke stem maakt steeds weer duidelijk dat wat zich hier afspeelt geen realiteit is, maar een poëtische creatie. Ria van Hengel is er meesterlijk in geslaagd de narratief-esthetische aard van Goethes roman in het Nederlands te vertalen. Haar consistente, stijlvolle taal weerstaat elke poging het verhaal van Wilhelm Meister ‘familiairder’ te maken. Wie het Duits geen meester is, kan nu met Goethe doen wat moet: hem zelf lezen.
[Anke Gilleir]
M.B. Malm
Deze beroemde roman van de grote Duitse schrijver (1749-1832) gaat over een eenvoudige jongeman van goeden huize die heel graag bij het toneel wil, maar daarvoor het benodigde talent mist. Hij sluit zich aan bij een toneelgezelschap, maar ziet na een hoop avonturen te hebben beleefd met het bonte gezelschap acteurs en dichters in dat dit niet voor hem is weggelegd. Uiteindelijk komt hij terecht bij een enigszins ondoorzichtige herenclub, een geheim genootschap met de naam 'Het torengezelschap'. Wat het precies doet en betekent wordt in de roman niet helemaal duidelijk, wel dat deze in Wilhelms leven een alomvattende rol speelt. Deze in 1795 verschenen roman geldt als de eerste en belangrijkste ontwikkelingsroman en tekent tegelijk een beeld van het Duitse culturele en intellectuele leven in de 18e eeuw. De uitstekende vertaling is eigentijds en daardoor goed te begrijpen, zonder de sfeer van de roman geweld aan te doen. Voor literair geïnteresseerden. Met informatief nawoord. Vrij kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.