Oliver
Edward van de Vendel
Edward van de Vendel (Auteur), Floor De Goede (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Querido, 2010 |
JEUGD : GEDICHTEN : VAND |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Querido, 2010 |
Kinderhoek :
|
15/02/2012
Amsterdam, Van Eeghenstraat 100: daar begon het voor Wanda Reisel, in een huis met vijf verdiepingen, zestien kamers, 26 vaste kasten. Met als leidraad de plattegrond van de woning voert Reisel de lezer in Plattegrond van een jeugd mee naar het universum van haar kindertijd en haar jeugd. Het ‘meevoeren’ van de lezer dient hier wel letterlijk verstaan te worden: de auteur spreekt de lezer persoonlijk aan, met wendingen als ‘kom maar wat dichterbij’, ‘kijk daar’, ‘we gaan zo naar binnen’... In haar relaas wekt Reisel bewust de indruk dat ze dicht op de realiteit zit, ook al betreft het vaak herinneringen die ze van horen zeggen heeft of waaraan ze zelf gaat twijfelen.
Dat objectiverende wordt sterk in de verf gezet door het bouwplan van de woning op te nemen en het in de verschillende hoofdstukken, die genoemd zijn naar de delen ervan (van de straat en het souterrain tot de dakverdieping), nog eens in detailvorm te herhalen. Ook de kleur van deze pagina’s draagt daartoe bij: lichtgrijs tegenover de gewone witgekleurde pagina’s waarin de ‘verhalen’ van haar kindertijd en jeugd worden weergegeven. Dit is wel het meest opmerkelijke aan de terugblik van Reisel: werkelijkheid en fictie, droom en realiteit gaan hand in hand, in zoverre zelfs dat van de lezer alertheid wordt geëist en een zekere vorm van bereidheid om deelgenoot te worden van de fantasie van waaruit Reisel haar verhalen concipieert.
Heel terecht overigens fungeert een uitspraak van Harry Mulisch als motto bij het geheel: ‘Het beste is, het raadsel te vergroten’. Of, zoals Reisel zelf noteert in de slotparagraaf: ‘Ik moest onzichtbaar worden. Ik moet onzichtbaar zijn. Maar niet verdwijnen’. Een heel mooi voorbeeld van Reisels manier van werken is het verhaal over ‘Mijn leraar Nederlands’. In bevlogen bewoordingen vertelt de ik-figuur over haar verliefdheid op en haar ontmaagding door de leraar. En onmiddellijk daarna, in grijze tint weer, luidt het: ‘Mijn echte leraar Nederlands uit de beschreven periode heeft mij de liefde voor de letteren bijgebracht.’
Reisel laat het uiteindelijk aan de lezer over om de puzzel van haar kindertijd en jeugd samen te stellen. Het beeld dat zich aandient, neemt gaandeweg de contouren aan van een kind en een adolescente die haar eigen zelfstandigheid probeert te veroveren, ‘ik haak vaak naar onafhankelijkheid. Er leeft veel ongeduld in me’. Alleen al door de verrassende invalshoek neemt Plattegrond van een jeugd een totaal eigen plaats in de Nederlandse literatuur. [Chris Bulcaen]
Anne van Dijk
De eerste stripgedichten van deze auteur en illustrator 'Opa laat zijn tenen zien en andere stripgedichten'* leverden in 2009 een Zilveren Griffel op. Dit is opnieuw een boek boordevol grappige stripverhalen op rijm. Niet alleen komen originele, afwisselende thema’s aan bod (o.a. oorlog met muggen, misdadige moeders en rotkinderen), ook zijn ze wederom verrassend veelzijdig uitgebeeld. Het boek heeft een handzaam formaat en is aantrekkelijk vormgegeven met felle kleuren. De stripverhalen hebben verschillende vormen: variërend van een grote illustratie tot circa twaalf vakjes. Het zijn ingekleurde pentekeningen. Door het wisselende kleurgebruik en de verschillende stijlen hebben ze allemaal een andere sfeer. Het beeld sluit mooi aan bij de talige doordenkertjes en (meestal geslaagde) beeldspraak. De gedichten zijn beknopt en hebben korte zinnen waarin de schrijver doodgewone zaken in twijfel trekt (draken bestaan niet meer, toch?), waardoor een zekere spanning ontstaat en het humoristische effect wordt vergroot. Deze stripgedichten laten zich prima voorlezen en samen lezen (vanaf ca. 6 jaar), ook al omdat de lezer soms even moet puzzelen om het rijm te ontdekken. Zelf lezen vanaf ca. 8 jaar.
Sieglinde Duchateau
ua/an/22 j
Dankzij de samenwerking tussen schrijver-dichter Edward van de Vendel en illustrator Floor de Goede is er een nieuw genre geboren: stripgedichten. In deze tweede bundel vind je opnieuw een aantal gevoelige, grappige en bijzondere gedichten over gevaarlijke muggen-oma's, vuurspuwende föhns, een vakantiehondje en nog veel meer rariteiten. Ze zijn op een eigentijdse manier in stripvorm gegoten. Het stripgedicht loopt over een dubbele bladzijde. De illustraties zijn kleurrijk, expressief en geestig. Een zeer geslaagde combinatie van poëzie en stripverhaal voor jong en oud!
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.