De Silmarillion
J.R.R. Tolkien
J.R.R. Tolkien (Auteur), Christopher Tolkien (Redacteur)
2 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Mynx, 2009 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 1055 |
Magazijn |
Mynx, 2009 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 1799 |
31/12/2009
Het nieuwe, postume boek van J.R.R. Tolkien De legende van Sigurd en Gudrún heeft niets te maken met Midden-Aarde, althans niet rechtstreeks, maar het bewijst wel dat Tolkien de Noorse mythologie en sagenwereld ten gronde kende. En die kennis is in zijn verhalen over hobbits, dwergen en elfen zeker terug te vinden.
De legende van Sigurd en Gudrun bestaat uit twee lange gedichten, die Tolkien schreef in de loop van de jaren '30. Het eerste heet 'Völsunggakvida en nýja' of 'Het nieuwe lied van de Völsungen', en het is Tolkiens herdichting van de Völsungasaga in tien deeltjes, in totaal 339 strofes. De dwergenkoning Hreidmar heeft drie zonen: Otr, Fafnir en Regin. Otr wordt door de god Odin gedood. Loki steelt de schat van de dwerg Andvari om Odin vrij te kopen, maar de dwerg vervloekt de schat omdat hij een kleine gouden ring niet mag houden. Fafnir doodt zijn vader, eigent zich de schat toe en verandert in een draak om hem te bewaken.
In de clan van de Völsungen, afstammelingen van Odin, wordt Sigurd geboren. Hij groeit op in het woud bij de smid Regin, die voor hem een zwaard smeedt en hem vraagt om de draak Fafnir de doden, om zo zijn vader te wreken. Maar eigenlijk wil Regin enkel de schat, en wil hij daarna Sigurd vermoorden. Sigurd doodt Fafnir en daarna Regin, wanneer hij diens plannen ontdekt. Vervolgens bevrijdt hij de mooie Walkure Brynhild, die "omvangen door vurige vlammentongen" wacht op de komst van de 'slangendoder', zoals haar door Odin werd beloofd. Ze zweren elkaar trouw, maar Brynhild wil dat Sigurd eerst een koninkrijk verwerft. Op die queeste komt Sigurd bij de Nevelingen terecht, waar hij zijn roem verder uitbouwt. Grimhild, de magische koningin van de Nevelingen, ziet Sigurd liever met haar dochter Gudrún trouwen, zodat Brynhild vrijkomt voor haar zoon Gunnar. Met toverdrank wist zij Sigurds geheugen, ze laat Gunnar Brynhild ophalen in Sigurds gedaante, en de huwelijken worden voltrokken. Wanneer Brynhild doorkrijgt wat er gebeurd is, wijst ze Gunnar af. Die vraagt zijn halfbroer Gotthorm om Sigurd dood te steken in zijn slaap, waarna Brynhild zelfmoord pleegt. Sigurd en Brynhild worden samen verbrand.
Het vervolg, 'Gudrúnarkvida en nýja' of 'Het nieuwe lied van Gudrun', telt 166 strofes en vertelt hoe Gudrún wordt uitgehuwelijkt aan Atli (Attila de Hun), die wel van haar houdt, maar vooral uit is op de drakenschat. Omdat hij niet te weten komt waar die zich bevindt, vermoordt hij Gudrúns broers Gunnar en Högni. Als wraak zet Gudrún Atli het hart en het bloed voor van hun twee zonen, waarna ze hem doodsteekt en zijn huis in brand steekt. Een tijdlang zwerft ze nog door de bossen, tot ze zich in zee stort.
Tolkien heeft beide tragische gedichten geschreven in de fornyrdislag, het 'oudeverhalenmetrum' waarin de meeste van de oude Edda-gedichten geschreven zijn, met strofes van acht (halve) regels, die de wetten van de alliteratie volgen van de Oudnoorse en de oud-Engelse poëzie. In de Nederlandse uitgave krijg je zowel Tolkiens Engelse tekst als een superbe Nederlandse vertaling door Renée Vink naast elkaar. En met 'superb' bedoel ik eigenlijk dat de vertaling beter is dan het origineel, vooral wat leesbaarheid betreft. Maar dat heeft er wellicht mee te maken dat Tolkien zich zeer strikt wilde houden aan de regels van de Oudnoorse kunst. Welke die regels precies waren, wordt haarfijn uitgelegd in een hoofdstukje over het metrum, de patronen, de elementen, en het wezen van deze poëzie. De begeleidende teksten zijn van Tolkiens zoon Christopher, die zelf ooit Oudnoorse teksten geëditeerd heeft, maar bestaan voor een groot deel ook uit aantekeningen, citaten en fragmenten uit de cursussen en lezingen die vader Tolkien zelf gaf over Oudnoorse filologie.
Het was de bedoeling van J.R.R. Tolkien om met deze gedichten wat orde te scheppen in de wirwar van verhalen over Sigurd en Gunnar, en oplossingen te bieden voor tegenstrijdigheden in verschillende versies. Een van de grootste uitdagingen was de reconstructie van het vijfde katern van de 'Codex Regius', het oudste en voornaamste handschrift van de Edda, acht velletjes die het centrale gedeelte vertellen van de legende van Sigurd de Volsung. Hij maakte daarvoor vooral gebruik van de Oudnoorse Völsungasaga, een prozaverhaal over de Völsungen uit de 13e eeuw, maar hij wijkt er ook geregeld van af. Christopher heeft de gedichten van zijn vader uitgebreid becommentarieerd, zodat we de gedachtegang van Tolkien goed kunnen volgen. Anderzijds zijn die commentaren essentieel, want men moet al flink onderlegd zijn in de Noorse mythologie en de verhalencyclus rond Sigurd om dit soort gebalde poëzie te kunnen volgen.
Toch heb ik over dit boek een dubbel gevoel, want een noodzakelijke uitgave lijkt het niet. Tolkien had zijn energie nl. misschien beter gestoken in de afwerking van zijn epische 'Midden-Aarde'-gedichten over Turin en over Beren en Luthien. Maar hij had natuurlijk nooit kunnen vermoeden dat in de 21e eeuw zijn eigen mythologie populairder en bekender zou zijn dan de sagen rond Sigurd, de Völsungen en de Nibelungen.
Noorse mythologie in Tolkiens werk
Het sprookjesachtige, mysterieuze land van de Noorse mythologie vol wouden en mysterieuze wezens fascineerde Tolkien al als kind. Later werden Oudnoors en Oudijslands een belangrijk onderdeel van het programma dat Tolkien doceerde aan de Universiteiten van Leeds en Oxford (tot 1941). In 1926 richtte hij in Oxford de groep Kolbítar op, een vereniging voor docenten, met als enige bedoeling het gezamenlijk lezen en vertalen van alle IJslandse sagen en de twee Edda's.
Het ligt dan ook voor de hand dat er heel wat elementen en thema's uit die Noorse mythenwereld doorgesijpeld zijn in Tolkiens eigen wereld. Aan de Edda ontleende Tolkien plaatsnamen als Midden-Aarde en Mirkwood, en verder de namen van de dwergen, die ook als figuren schatplichtig zijn aan de Noorse mythen. We vinden er ook elfen, trollen, draken en aardmannen, mensen die van uiterlijk kunnen veranderen, schatten, raadselspelletjes en magische, al dan niet gebroken wapens.
Gandalf werd door Tolkien gezien als een 'Odineaanse zwerver', en hij gaf dat ook duidelijk aan door hem de typische trekken van Odin mee te geven, zoals een lange baard, een grijze mantel en een breedgerande hoed. Net als Odin begeeft Gandalf zich graag anoniem onder de mensen. Verder geven ze beiden graag advies, en hebben ze een bijzonder paard gemeen.
Aan de andere kant is het opvallend dat een aantal, meestal negatieve aspecten van Odin bij andere figuren uit The lord of the rings terug te vinden zijn. In The book of lost tales wordt Odin met Manwë geïdentificeerd. Odin staat een oog af om meer wijsheid te verkrijgen. Sauron is ook bekend om zijn ene oog. Odin laat zich dagelijks informeren door zijn twee raven Hugin en Muninn, wat hij dan weer gemeen heeft met Saruman, die zich door kraaien en crebain gediend weet. Odin staat verder o.m. bekend als 'vormveranderaar', en dan denken we zonder meer aan Beorn uit De hobbit, maar ook van Sauron is bekend dat hij zich weleens in een slang of een vleermuis veranderde. Ook in De legende van Sigurd en Gudrún wemelt het van de vormveranderaars.
En dan zijn er natuurlijk de draken, waarover Tolkien in zijn lezing 'Over sprookjesverhalen' (1930) vertelde dat hij er als kind "met een diepe begeerte" naar verlangde. Fafnir, de prins van alle draken, is tevens de vader van al Tolkiens draken, en stond overduidelijk model voor Glaurung (in De Silmarillion en De kinderen van Húrin), Chrysophylax (in Boer Gilles van Ham) en Smaug (in De hobbit). Sigurd voert een gesprek met de draak Fafnir, dat zeer verwant is aan dat van Bilbo met Smaug. Het laatste deel van De hobbit is echter nog meer schatplichtig aan Beowulf, een Oudengels gedicht met Noorse wortels, dat Tolkien zowat uit zijn hoofd kende. Net zoals Smaug Meerstad (Lake-town) in brand steekt nadat hij ontdekt heeft dat Bilbo een beker meegenomen heeft, zaait de draak in Beowulf dood en vernieling, nadat een slaaf een gouden beker gestolen heeft. Zowel Fafnir, Smaug als de draak in Beowulf worden gedood door steken in de onderzijde.
The lord of the rings zit vol verwijzingen naar Beowulf. Tolkien doet dit heel bewust, door bewoners en plaatsen van Rohan namen uit Beowulf te geven, zoals Eomer en Hama. Het paleis van de Koningen van de Mark heeft trouwens dezelfde naam als de burcht van Beowulf: Meduseld. Er zijn uiteraard ook kleine details maar de duidelijkste verwijzing is de passage waarbij Gandalf, Aragorn, Legolas en Gimli koning Theoden bezoeken en nauwelijks voorbij de wachters geraken. Beowulf en zijn gevolg kennen nl. dezelfde problemen om tot bij de Deense koning Hrothgar te geraken. Ook zij moeten hun wapens buiten achter laten. Eenmaal binnen krijgt Beowulf de volle laag van een raadgever, die aan de voeten van de koning zit, zoals het Gandalf overkomt met Grima.
In De legende van Sigurd en Gudrún zijn er overigens meerdere strofes die de opmerkzame lezer aan The lord of the rings zullen doen denken, zoals dit fragmentje uit een gesprek tussen Loki en de Andvari: "'Wat houdt uw holle / hand verborgen?' / 'Die ring is klein - /ontruk hem mij niet!'" Of de uitspraak van Hreidmar: "Gouden ringen / regeer ik alleen, / Zolang ik leef / laat ik ze niemand!" [Johan Vanhecke]
Drs. Madelon de Swart
De titel verwijst naar twee nauw verbonden epische gedichten uit de oudere Edda (Oud-Noors), die in modern Engels herverteld, in het Nederlands vertaald zijn opgenomen, samen ruim vijfhonderd achtregelige allitererende strofen tellend. Het eerste is het ‘Het lied van de Völsungen’ waarin wordt verteld hoe held Sigur de draak Fafnir versloeg, de schat die hij bewaakte stal, Walkure Brynhild wekte en naar het hof van de Nibelungen trok, waar hij werd vermoord. Het tweede ‘De legende van Gudrun’ vertelt hoe het Gudrun, die van Sigurd hield, verging na zijn dood en gedwongen werd te trouwen met Attila de Hun. De hervertelde poëzie uit ± 1932 verschijnt postuum in de nalatenschap van de hoogleraar Angelsaksisch en docent Oud-Noors (1892-1973) die romans schreef over de strijd tussen goed en kwaad in middeleeuwse sfeer. Degelijk bezorgd door zijn zoon, met zeer uitgebreide informatie en goed vertaald, sluiten de gedichten beter aan bij de sfeer van oud-Noorse poëzie, dan Tolkiens werk. Daarom en om de specialistische extra informatie alleen voor de toegewijde Tolkienfan. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.