Rivieren keren nooit terug : roman
Joke J. Hermsen
Joke J. Hermsen (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Arbeiderspers, cop. 2009 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : HERM |
31/12/2010
Waarheid in wording
Hoewel de statistieken aangeven dat we tegenwoordig over heel wat meer vrije tijd beschikken dan pakweg een eeuw geleden, leven we in toenemende mate onder de heerschappij van de klok. Pleidooien voor onthaasting en maatregelen om beroeps- en privéleven beter op elkaar af te stemmen, lijken daar vooralsnog weinig verandering in te hebben gebracht. Wie zich afvraagt waarom al die initiatieven en goede bedoelingen weinig zoden aan de dijk lijken te zetten, zou wel eens een antwoord kunnen vinden in Joke J. Hermsens nieuwe essaybundel Stil de tijd. Volgens Hermsen moeten we, als we enige kans willen maken om uit de greep van de klok te geraken, onze omgang met tijd op een fundamentele wijze herzien. Sinds de invoering van de internationale Greenwichtijd eind negentiende eeuw zijn we de tijd in toenemende mate gaan beschouwen als iets wat meetbaar en beheersbaar is. Een economistische samenleving als de onze heeft er ook alle baat bij om zich de tijd in louter kwantitatieve termen voor te stellen ? als een hoeveelheid minuten, uren, dagen die zo efficiënt en nuttig mogelijk kunnen worden ingezet. Maar, zegt Hermsen, we kunnen de tijd ook op een heel andere manier opvatten. Tegenover de kloktijd stelt ze de innerlijke tijd, die we kunnen ervaren als we ons leven op z'n beloop laten en onze handelingen laten voortvloeien uit ons 'diepste zelf'.
Die opvatting is niet nieuw. Met haar poging om onze gevoeligheid voor deze 'reële tijd' te vergroten, treedt Hermsen in de voetsporen van de Franse filosoof Henri Bergson (1859-1941), in wiens denken de tijdservaring het centrale thema was. Volgens Bergson ? aan wie het omvangrijkste essay uit de bundel is gewijd ? is de natuurkundige, kwantificeerbare tijd een abstractie die met de werkelijke tijd niets te maken heeft. Het tijdsmodel zoals dat in de fysica en in ons dagelijks leven gehanteerd wordt, is weliswaar een handig ordeningsprincipe om de wereld in te richten, maar het verdonkeremaant dat tijd in wezen gekenmerkt wordt door wat Bergson durée noemt, de 'tijd als duur': wie even los kan komen van zijn op nut en efficiëntie ingestelde ego en zich op de innerlijke ervaring concentreert, ervaart de tijd niet als een strak onderverdeelde, lineaire opeenvolging van eenheden (een ruimtelijke manier van denken, aldus Bergson), maar als een heterogeen dynamisch proces. Tijd is beweging, vernieuwing en verandering.
Hoewel die idee van een reële innerlijke tijd vanuit het perspectief van de ervaring heel aannemelijk is, valt ze wetenschappelijk niet hard te maken. De op het domein van de wetenschappen goed ingelezen Bergson was zich daarvan bewust, maar hij zag er geen graten in omdat we de ware aard van de tijd volgens hem nu eenmaal enkel door een intuïtief contact met de werkelijkheid kunnen begrijpen. Desalniettemin betrekt Hermsen in haar essay een heleboel wetenschappers (waaronder Stephen Hawking en Ilya Prigogine), die het concept van de tijd als duur van wetenschappelijke argumentatie moeten voorzien. Dat is op zich gerechtvaardigd ? Prigogine heeft bijvoorbeeld aangetoond dat Bergsons idee van de onomkeerbaarbaarheid van de tijd bevestigd wordt door de natuurkunde zelf ?, maar je vraagt je af hoe al dat wetenschappelijk bewijsmateriaal te rijmen valt met de door Hermsen niet bestreden opvatting dat de intuïtie de enige 'methode' is waarmee de reële tijd begrepen kan worden. Ook in het volgende essay, waarin Bergsons ideeën over het geheugen ter sprake worden gebracht, roept het gebruik van bevindingen uit de hedendaagse wetenschap vragen op. Bergson was ervan overtuigd dat onze herinneringen niet in ons brein opgeslagen worden, wat impliceert dat de geest zich buiten de hersenen bevindt. Hermsen citeert en parafraseert neurologen en andere wetenschappers die in recente publicaties uitspraken hebben gedaan die de zienswijze van Bergson ondersteunen, maar geeft er geen blijk van dat ze de competentie heeft om de waarde van die bevindingen te kunnen wegen. Ik verklaar me in deze uiterst complexe materie onbevoegd en het schijnt me toe dat de schrijfster zelf dat beter ook had gedaan.
Overtuigender is Hermsen als ze zich beperkt tot de tijdservaring in de filosofie en de literatuur. Ze schrijft mooie en gedegen stukken over de benadering van tijd bij Virginia Woolf en de onvermijdelijke Proust, over het blazen van zeepbellen in Frederik van Eedens Van de koele meren des doods en Peter Sloterdijks Sferen, en over de verhouding tussen tijd en utopie in het werk van Ingeborg Bachmann en Ernst Bloch. Toch blijven ook deze stukken vrij oppervlakkig, omdat Hermsen geen eigen visie op de besproken auteurs ontwikkelt. Deze essayiste heeft onmiskenbaar de gave oeuvres en ideeën heel bevattelijk te kunnen voorstellen, maar daar blijft het meestal ook bij. De vele citaten en parafrases dienen niet om haar eigen betoog kracht bij te zetten, maar dragen zowat de hele inhoud van haar teksten. Dat wordt nog duidelijker als Hermsen over kunst of muziek schrijft. In het essay over de Amerikaanse abstract-expressionistische schilder Mark Rothko steunt ze bijvoorbeeld zogoed als helemaal op uitspraken van de kunstenaar zelf. Zo staat er, overigens zonder dat er verder iets over wordt gezegd, dat de ruimte die door Rothko's doeken geopend wordt, 'ook sterk poëtische en muzikale elementen kent, en dat is niet zo verwonderlijk, omdat Rothko naar eigen zeggen de schilderkunst op het plan van de muziek en de schilderkunst wilde tillen'. In plaats van uit te gaan van de eigen ervaring met het werk, neemt Hermsen de intentie van de schilder als leidraad, wat vooral tot algemeenheden en ongeïnspireerde uitlatingen leidt. Het gratuite uitstapje naar Hannah Arendt doet dit stuk overigens evenmin veel goed.
Het is van een wrange ironie dat Hermsen, die met dit boek eigenlijk een pleidooi houdt voor het denken vanuit de ervaring, precies hierin tekortschiet. Dat blijkt ook uit de twee 'reisjournaals', waarin ze respectievelijk over haar verblijf in Italië en Griekenland bericht. Ook in deze meer persoonlijke stukken wordt het thema van de tijd niet vanuit de eigen ervaring uitgediept. (Dikwijls raakt het zelfs helemaal buiten beeld. Zo bevat het eerste journaal, 'Etruskische tijd', een bespreking van Sloterdijks Woede en tijd, waarin Hermsen Sloterdijk een beetje nababbelt over de erotisering van onze samenleving, geld en menselijke waardigheid etc. zonder dat je te weten komt waarom je dat in een boek over de tijd te lezen krijgt.) Het niveau van het anekdotische wordt in deze reisberichten nauwelijks ontstegen en slechts zelden wordt er iets als een tijdservaring voelbaar gemaakt.
Moeten we Stil de tijd dan maar ongelezen laten? Wat mij betreft niet, omdat uit het boek als geheel uiteindelijk toch een duidelijke en belangwekkende visie naar voren komt. Alle besproken denkers, schrijvers en kunstenaars laten immers op de een of andere wijze zien dat 'de tijd openstaat', om het te zeggen met de titel van een bundel van Gerrit Kouwenaar (waaruit Hermsen een gedicht als motto gekozen heeft). Voor elk van hen geldt dat waarheid niet gezocht kan worden (ze is niet gegeven in de werkelijkheid), maar voortdurend moet worden gevonden in een creatief en dynamisch proces ? of dat nu durée (Bergson), 'het principe hoop' (Bloch) of 'het verlangen naar een aanvang' (Jabés) wordt genoemd. Het is mooi hoe Hermsen de overeenkomsten tussen deze verschillende auteurs laat zien zonder afbreuk te doen aan de eigenheid van hun respectieve oeuvres. Dat ze 'een nieuwe visie op tijd ontwikkelt' ? zoals op het achterplat van het boek te lezen staat ? is regelrechte flapklap, maar het is wél Hermsens verdienste dat ze een aantal verwaarloosde en bijna vergeten denkwijzen over de tijd opnieuw onder de aandacht heeft gebracht. [Koen Van Baelen]
Dr. D.G. van der Steen
Rond 1600 is ons wereldbeeld ingrijpend veranderd. De wereld werd een raderwerk, een mechaniek, en de tijd een klok die de uren regelmatig in steeds hetzelfde tempo wegtikt. De winst is duidelijk: wetenschap en industrie. Maar het verlies evenzeer: al datgene wat niet geteld of gemeten kan worden. Over dat laatste heeft Joke Hermsen, schrijfster en filosofe, een aantal essays geschreven en die vervolgens bewerkt en uitgebreid tot een boek. Centraal staat een andere ervaring van de tijd, waar je de klok voor moet vergeten. Filosofen als Bergson en Bloch, schrijvers als Proust en Woolf, de muziek van Simeon ten Holt, de portretten van Margriet Luyten en de schilderijen van Mark Rothko: stuk voor stuk bieden ze zicht op een wereld van wachten, van rust en aandacht, van verveling ook, en van creativiteit. Een wereld die zo vaak verdwijnt achter de haast en de hype van de dag. Een boeiend panorama, met maar een minpunt: een boek dat zo vaak verwijst en citeert, zou dat consequent moeten doen en een literatuurlijst moeten hebben. Met zwart-witafbeeldingen tussen de tekst en een katern kleurenillustraties.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.