Radetzkymars
Joseph Roth
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Atlas, 2009 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 6321 |
31/12/2009
Ik teken het gezicht van de tijd"
Joseph Roth in berlijn
Joseph Roth wordt steevast geassocieerd met Wenen en met zijn ballingschap in Parijs. Het zijn echter zijn reportages over Berlijn die zorgden voor grote roem als journalist. En het is in Berlijn dat hij de romans schreef die hem onvergetelijk maken.
Roth had een zeer dubbelzinnige relatie met Berlijn. Het was de plek waar hij als reportageschrijver zijn brood verdiende, maar blind voor de duistere kanten van deze jongeling onder de Europese grootsteden was hij niet. Roth arriveerde er in 1920. Als Oostenrijks-Hongaars oorlogsvrijwilliger had hij vanaf 1916 meegewerkt aan een soldatenkrant, een ervaring die hem deze beroepskeuze influisterde: journalist.
Parvenu der grootsteden Berlijn in de roaring twenties is intussen uitgegroeid tot een mythe: literaire cafés, cabarets, politieke straatgevechten, broedplaats van experimentele kunst. Namen? Genoeg om een telefoonboek te vullen. Brecht had de grootstadjungle nodig en trok er in 1923 naartoe. In 1927 werd zijn Driestuiveropera hier voor het eerst opgevoerd (met als hoofdfiguren hoeren, pooiers en gangsters). Die laatsten vormden o.a. ook de inspiratiebron voor kunstenaars als George Grosz. Hielden zich verder voor korte of langere tijd in Berlijn op: Albert Einstein, Arnold Schönberg, Marlene Dietrich, Heinrich Mann, Arthur Koestler, Klaus en Erika Mann, Paul Van Ostaijen, Hendrik Marsman, Erich Maria Remarque, Robert Musil... Walter Gropius had zijn Bauhaus vanuit Weimar hierheen verkast. Mies van der Rohe tekende wolkenkrabbers voor de almaar groeiende stad.
Berlijn was binnen enkele decennia uit zijn voegen gebarsten en stak Parijs, Londen en New York naar de kroon. In een van zijn reportages vertelt Joseph Roth volgende veelzeggende anekdote: een man wordt na 51 jaar gevangenis vrijgelaten. Hij herinnert zich een uit de kluiten gewassen provinciestad, het geluid van koets en paard, een stad die eindigde aan Potsdamer Platz. Nu, in 1923, is hij verdwaasd en verdwaald: Potsdamer Platz is het centrale punt geworden van een wereldstad, een verkeerschaos, "een volksvergadering van trams". In enkele jaren tijd was de Kurfürstendamm, een statige inrijlaan voor de keurvorsten richting Brandenburger Tor, uitgegroeid tot een lawaaierige, flikkerende, veelkleurige boulevard, het centrum van de amusementsindustrie, het "wilde Westen". Roth ondervindt alleen maar leedvermaak bij die "geïndustrialiseerde vrolijkheid". De beroemde criticus Alfred Kerr typeert het als volgt: "In het westen van Berlijn wonen alle mensen die iets kunnen, iets zijn en iets hebben, en die zich drie keer zoveel verbeelden als ze kunnen, zijn en hebben".
Anything goes leek wel het devies: straatprostitutie, cinema's, talloze homobars, luidruchtige cafés, niet alleen op de statige boulevards, maar ook en vooral in duisterder hoekjes. Hier werd Heinrich Manns De blauwe engel verfilmd, waarin een schoolmeester in de netten van een courtisane verstrikt raakt ? een wereldsucces, ook al door de benen van Marlene Dietrich. Marlene Dietrichs favoriete boek was overigens Job van Joseph Roth. De vijftigjarige Stefan Zweig keert ontredderd terug uit Berlijn: "Berlijn werd het Babylon van de wereld. Bars, kermissen, schnapskroegen schoten er als paddestoelen uit de grond [...] Op de Kurfürstendamm promeneerden geschminkte jongens met kunstmatige tailles [...] elke scholier wou iets verdienen, en in de verdonkerde bars zag men staatssecretarissen en hoge pieten uit de financiële wereld schaamteloos bedronken matrozen teder het hof maken [...] In de teloorgang van alle waarden nam een soort waanzin bezit van met name de burgerlijke kringen [...] hier moest een terugslag van komen, een gruwelijke reactie." En ook Hendrik Marsman noteert: "Berlijn hing aan een zijden draad aan den hemel: een log, zwaar, kolossaal monsterdier vlak boven een kokende hel."
Een lawine van misère en vuil
De recent vertaalde reportages uit Joseph Roth in Berlijn laten zien dat Roth van een solider slag is. Hij voelt zich juist aangetrokken tot luister én wanstaltigheid van de rusteloze moloch, en had oog voor de verschoppelingen van deze razendsnelle tijd.
Zo zijn daar de talloze vluchtelingen. Roth, geboren in het uiterste oosten van het Habsburgse rijk (het huidige Polen) en opgegroeid in Wenen, was in Duitsland zelf een buitenlander. En hij was Jood. Het verklaart zijn interesse voor de duizenden Joden die het oosten waren ontvlucht en in Berlijn een (vaak definitieve) tussenstop maakten op weg naar Hamburg en Amerika. "In totaal zijn er na de oorlog vijftigduizend mensen uit het oosten naar Duitsland gekomen. Het lijkt evenwel of het er miljoenen zijn. Want de misère is dubbel, drie-, tienvoudig zichtbaar." En hoewel hij veel bemiddelder is dan zij, voel je dat zijn affiniteit met deze bevolkingsgroep groot is: "Ik en de wind, we zijn de beste maatjes; geen huis, geen haard, geen mensenkind dat om ons huilt."
Roth schreef in die jaren letterlijk honderden reportages, stilaan ook voor de meest prestigieuze kranten. Hij was in zijn tijd een van de best betaalde pennen in Duitsland. Net zoals zijn vriend en "vliegende reporter" Egon Erwin Kisch kon je hem overal zien opduiken, zijn interesse was ongebonden. Hij schrijft bv. pareltjes over de uren die hij slijt in de nachtkroegen. Roth treft er dieven aan die terugkeren van hun nachtdienst, een stamgast die zo honkvast is dat hij er zijn post komt ophalen, een jaloers hoertje, een barman "dik en rond, die er in zijn kiel uitziet als een gekostumeerd biervaatje op een gemaskerd bal waarop iemand een hoofd heeft gezet". Of hij neemt een kijkje in het tehuis voor daklozen, waar "een steenrode sfeer heerst", en in het "stoombad bij nacht." De observatie is scherp, disparaat en steeds getekend door humanisme. De formulering is nauwkeurig, zakelijk of juist heel beeldend. Roth schreef zijn stukken voor het zogeheten 'Feuilleton' van de krant, de cultuurbijlage, waarbij rapporteren over cultuur slechts een ondergeschikte rol speelde. De lezers verwachtten literaire en essayistische teksten. Roth zelf noemde het "op een halve pagina rake dingen zeggen" en slaagt daar aardig in. Je voelt de hand van de schrijver.
Huizen om in te sterven
In 1923 was hij aan een feuilletonroman begonnen, waarin hij een psychogram opstelde van het klimaat waarin rechts extremisme kon gedijen: Het spinnenweb. Een van de hoofdiguren is een zekere Theodor Lohse, een loser die uit rancune tegen de burgerlijke democratie (en niet zozeer uit geloof in een ideologie) het prototype wordt van de extreem-rechtse geweldenaar. In het zich ook al in Berlijn afspelende Rechts en links speelt zijdelings een andere, gelijkaardige Theodor ongeveer dezelfde rol. Joseph Roth is ideologisch niet voor één gat te vangen, maar houdt constant het opkomende nazisme in de gaten, dat hij in vele artikels aan de kaak begint te stellen.
Een andere constante is zijn rusteloosheid. Roth noemde zichzelf een "hotelmens", "portiers en bankiers, dat is alles wat je nodig hebt in het leven", luidt een Roth-wijsheid. Verder bezat hij een koffer met een verzameling zakmessen en horloges, papier en potloden. Schrijven deed hij in restaurants en cafés. Dat gold niet als origineel. Vriend Kisch had een eigen tafeltje in het Romanisches Café, de plek waar ook Erich Maria Remarque aan Van het westelijk front geen nieuws schreef. Een erg mooi koffiehuis in Weense stijl moet het niet zijn geweest, eerder een grote, echoënde hal waar de stemmenwirwar de concentratie op de proef stelde. Maar het was wel een instituut zoals die nu niet meer bestaan, het had zelfs een 'krantenkelner'. In de jaren '20 en tot 1933 vestigde de intussen beroemde Roth ook zijn naam als romancier, vooral sinds Job (1930). En terwijl Robert Musil in een pension aan de Kurfürstendamm zwoegt aan De man zonder eigenschappen, vindt Roth in de cafés verderop de toon die Radetzkymars zo onsterfelijk maakt. Twee grootmeesters die in de laatste jaren van de Weimarrepubliek de ondergang oproepen van het Oostenrijks-Hongaarse rijk.
Toen in 1925 Paul von Hindenburg, een symboolfiguur van rechts, tot president werd verkozen, was dat voor Joseph Roth het signaal dat het verval niet meer te stoppen viel. Hij zet zijn journalistiek op een lager pitje, legt zich meer toe op zijn romans ? en begint Berlijn te mijden. Voor zijn reportages zoekt hij het nu in het buitenland: Parijs, Zuid-Frankrijk, Rusland, Italië, Albanië...
Rechts en links
De roman Rechts en links (1929) is een werk op de grens tussen zijn vroegere, politiek-sociale romans en de latere. Met Job (een jaar later) krijgt zijn werk bijbels-mythische trekjes. In zijn hoofdwerk Radetzkymars (drie jaar later) keert hij weemoedig-ironisch terug naar de nadagen van zijn vaderland, de Donaumonarchie.
De eerste zin van Rechts en links zet de toon ? die van de teloorgang: "Ik herinner me nog de tijd dat Paul Bernheim een genie beloofde te worden". Paul erft op jonge leeftijd een fortuin, maar vooral grootheidswaan en bloedeloosheid. Paul is een van die fatterige Kurfürstendamm-bewoners, vol van zichzelf, maar hol vanbinnen. Bij zijn broer Theodor slaat die leegte om in rancune tegen het systeem: hij loopt mee met de hakenkruismannen. De vader was nog "een kerel", zijn zoons zijn mannen zonder eigenschappen. Over Paul zegt de verteller: "[Het] maakte me weer eens duidelijk hoezeer dapperheid in de loop van de generaties uitgeput raakt en hoeveel zwakker zoons zijn dan hun vader". Het is een zin die zo in Radetzkymars had kunnen staan. Naarmate het fortuin slinkt, streeft Paul naar hogere maatschappelijke regionen (of naar de dood), maar zo initiatiefloos en zwalpend dat het aan het krachteloze grenst. Hij moet zijn lot toevertrouwen aan Nikolai Brandeis, de ongrijpbare, onbetrouwbare emigré uit het oosten in wiens nabijheid "alle wetten hun geldigheid verliezen". Ook Brandeis ziet voor zijn leven twee mogelijkheden, sterven of rijk worden: "Sterven kan ik ook als rijk man, terwijl ik niet als dode rijk kan zijn". In tegenstelling tot Paul echter is hij een man van de daad, zij het dat hij onverstoorbaar onverschillig ? en dus onaanraakbaar is. Hij wordt rijk omdat hij niet wil sterven, maar zijn gedrevenheid is zielloos, nihilistisch. En ook vrij. Je voelt wat die vrijheid betreft Roths affiniteit met deze collega-emigrant uit het oosten: "Hij had het idee dat het zijn lot was als een schim door een wereld te zwerven die uit bezit en beton bestond [...] Helemaal niets vasthouden en zelf niet vastgehouden worden!"
Opmerkelijke psychologische portretten in deze roman dus, Roths grote sterkte. Maar ook ironische karakterschetsen, prachtige melancholische beschouwingen, mooie beelden. Sommige passages doen heel erg denken aan de reportages die hij in dezelfde periode schreef, qua stijl, maar ook qua inhoud: "In de kamers lag nog het kille en vochtige schemerlicht van de winterdagen. De mensen deden hun ramen open. De huizen deden denken aan geluchte grafkelders en de mensen voor de ramen aan gele, vriendelijke lijken." Het is alsof je Roth weer volgt op zijn lange flaneertochten door Berlijn. In die reportages 'las' Roth telkens weer fenomenen uit de stad, duidde ze, maar het is in deze roman dat ze in een bredere context staan. Zo wordt de roman een psychologisch portret van een stad en haar mensen, maar vooral van het tijdperk waarin hij speelt. En dat is er een van wankelheid, verandering, onzekerheid, radeloosheid. De door Zweig voorspelde 'terugslag' en 'reactie' laten nu niet lang meer op zich wachten.
Het autodafe van de geest
Gevraagd naar het recept voor zijn rijkdom, antwoordt Brandeis dat hij eigenlijk niets bijzonders doet, dat hij in alles slaagt, omdat er nergens weerstand is. Het lijkt wel alsof hij het mutatis mutandis over de Weimarrepubliek heeft, die maar geen weerwoord kan vinden op de druk van Hitlers stoottroepen. Roths analyse van het succes van de nationaal-socialisten houdt daar echter niet op.
De schrijver is een van de eersten die Duitsland definitief de rug toekeert, in 1933. Begin dat jaar had hij de eer op de eerste zwarte lijst te staan van 131 auteurs wier boeken uit de bibliotheken dienden te worden verwijderd. Enkele maanden later gooien door Goebbels opgehitste studenten die boeken op een brandstapel vlak tegenover de Berlijnse Humboldt-Universität (maar ook in 21 andere universiteitssteden). Heinrich en Klaus Mann, Bertolt Brecht, Alfred Döblin, Walter Benjamin, Sigmund Freud, Erich Maria Remarque en vele anderen worden symbolisch vermoord. Vanaf nu zet Roth zijn strijd tegen rechts buiten Duitsland voort.
In Joseph Roth in Berlijn is met 'Het autodafe van de geest' een vlammend essay opgenomen dat de balans opmaakt van zijn strijd tot dan toe: "Wij Duitse schrijvers van joodse origine moeten dezer dagen, nu de rook van onze verbrande boeken ten hemel stijgt, vooral beseffen dat we overwonnen zijn". Het probleem is, zo denkt hij, niet eens dat Joodse schrijvers eigenlijk altijd vreemdelingen zijn geweest in Duitsland, maar dat sinds Bismarcks Tweede Rijk ? en dus tot in de Weimarrepubliek ? Duitse schrijvers überhaupt heimwee hadden naar een echt vaderland. De Duitse maatschappij is sinds Pruisen altijd militaristisch en materialistisch geweest, en een plek waar Duitse schrijvers zich "in moreel opzicht verdreven en verbannen" moesten voelen.
De grote fout die de Joden volgens Roth hebben gemaakt, is te geloven dat ze zich konden assimileren en zich naadloos konden inschakelen in het Duitse (Pruisische) nationalisme. Ik denk bv. aan Victor Klemperer, oud-strijder van de Eerste Wereldoorlog, maar Jood en dus onder de nazi's vervolgd, tot zijn verbijstering. Nu is Roth in de loop der jaren altijd wel een kritische beschouwer geweest van het Jodendom. Lees maar die reportage uit 1929, waarin hij zich erover verwondert dat God net de Joden tot uitverkoren volk had gemaakt: "Er waren zoveel sympathieke, toegeeflijke en welopgevoede volkeren: vrolijke Grieken, avontuurlijke Feniciërs, kunstzinnige Egyptenaren [...] Geen van al die volkeren! Het zwakste en niet bepaald mooiste volk ontving de vreselijkste vloek en de vreselijkste zegen". Maar wat hij bij de Joden zo waardeert is het feit dat ze geen natie vormden, maar een supranationale eenheid ? tussen haakjes: juist datgene ook wat hij zo waardeerde aan de Oostenrijks-Hongaarse monarchie.
Volledige assimilatie echter is een totale illusie, zo blijkt nu, omdat het Pruisen van keizer Wilhelm II en diens (volgens Roth) legitieme opvolger Hitler de Joden nooit voor vol hebben aangezien. Het heeft tot een verblinding geleid die nu fatale gevolgen heeft.
Voor Joseph Roth rest nu slechts een vlucht zonder eind, in de verbittering van de ballingschap en de drank. Hij stierf in 1939, vlak voordat de Duitsers Frankrijk zouden binnenvallen. [Kris Lauwerys]
A.P.G. Spamer
Deze roman is op het eerste gezicht het verhaal van drie mensen, wier levens elkaar in de periode tussen de twee wereldoorlogen kruisen. Het is het talent van Roth dat er zoveel meer van heeft gemaakt. Een bankier heeft een overschot aan nutteloze talenten en wordt teleurgesteld door het einde van de Eerste Wereldoorlog. Hij stort zich in het zakenleven en ontmoet daar een joodse Rus die uit het leger deserteerde en zijn fortuin in Berlijn maakt. De broer van de bankier kiest voor de nazi’s en haat hun joodse moeder. Kenmerk van de hoofdpersonen is hun scherp getekende eenzaamheid. De bankier trouwt een rijke erfdochter van wie hij walgt. Hij wordt verliefd op het liefje van zijn Russische zakenpartner, maar zij gaat weg en laat beiden eenzaam achter. Zijn broer is voor de nazi’s niet meer dan de verachte intellectueel. Naast een zedenroman is het ook een historische roman. Het hele Interbellum wordt erin gekarakteriseerd. Alhoewel het boek tachtig jaar geleden verscheen, is de problematiek die van de huidige moderne mens. Het boek eindigt zomaar, iets wat Roth zelf toegaf. Een indrukwekkend tijdsdocument. Op de omslag een navrante prent van Georg Gross uit dezelfde tijd. De Oostenrijkse schrijver (1894-1939) werd vooral bekend door de roman 'Radetzkymars'. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.